ECLI:NL:GHSHE:2024:3126

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
200.345.299_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek in strafzaak; ontvankelijkheid en procedurele aspecten

In deze zaak heeft verzoeker voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling een wrakingsverzoek ingediend, dat door de behandelend voorzitter buiten behandeling is gelaten. De voorzitter oordeelde dat er geen sprake was van een wrakingsverzoek in de zin van de wet, waarna het onderzoek in alle zaken werd gesloten en onmiddellijk uitspraak werd gedaan. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het Openbaar Ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft het verzoek buiten behandeling gesteld, omdat er geen rol meer was voor de wrakingskamer nu de behandeling van de strafzaak in hoger beroep was geëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet voldoende gemotiveerd was en dat de ingediende klachten niet als een geldig wrakingsverzoek konden worden aangemerkt. De voorzitter heeft het verzoek terecht gepasseerd, aangezien er geen rechter meer was die de zaak behandelde in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.

Uitspraak

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek
van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
gegeven op het schriftelijke wrakingsverzoek voor de zitting van 2 september 2024, ingekomen ter griffie van het hof op 2 september 2024, in hoger beroep de bij de enkelvoudige strafkamer van dit gerechtshof aanhangig zijnde zaken met parketnummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] , ingediend door:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland), [adres 1] ,
hierna te noemen: ‘verzoeker’,
strekkende tot wraking van, zo begrijpt de wrakingskamer, de voorzitter van de behandelend strafkamer.

1.Procesverloop

1.1.
Het ressortsparket ’s-Hertogenbosch heeft bij e-mailbericht van 19 juli 2024, in reactie op een e-mailbericht van verzoeker, aan verzoeker te kennen gegeven dat er in de strafzaken met bovenvermelde parketnummers een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar de adressen [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) en [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland).
1.2.
Op 26 juli 2024 heeft het hof schriftelijke klachten van verzoeker ontvangen, die er in de kern op neerkomen dat het procesdossier van het gerechtshof in de visie van verzoeker incompleet is en hij niet op de juiste wijze is opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen.
1.3.
De klachtenfunctionaris heeft telefonisch contact opgenomen met verzoeker en hem te kennen gegeven dat hij op de terechtzitting kan toelichten welke stukken in het procesdossier ontbreken zodat daar een beslissing op kan worden genomen door de behandelend raadshe(e)r(en).
1.4.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 8 augustus 2024 te kennen gegeven dat hij het niet eens is met de beslissing om de behandeling van zijn strafzaak in te plannen zonder dat hij daarvan is ingelicht. Volgens verzoeker is de dagvaarding van de onderhavige strafzaak niet naar het juiste adres verzonden. Voorts is verzoeker van mening dat er geen sprake is van een eerlijk proces nu zijn dossier niet compleet is. Verzoeker is van mening dat door het ontbreken van een dagvaarding en het ontbreken van stukken er geen terechtzitting kan plaatsvinden.
1.5.
Bij e-mailbericht van 23 augustus 2024 heeft verzoeker verzocht om middels een videoverbinding aanwezig te zijn, gelet op de afstand tot het Paleis van Justitie vanaf zijn woonplaats.
1.6.
Namens de voorzitter van de strafkamer is medegedeeld dat het verzoek om de terechtzitting middels een videoverbinding bij te wonen wordt afgewezen. Daarbij is opgemerkt dat de strafzaak van de verzoeker waarschijnlijk verjaard is, hetgeen zou kunnen leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging.
1.7.
Bij brief van 29 augustus 2024 heeft de klachtenfunctionaris verzoeker medegedeeld dat de door de verzoeker ingediende klachten niet inhoudelijk in behandeling worden genomen, gelet op het feit dat de klachtenprocedure niet bedoeld is voor kwesties die gaan over de inhoudelijke procedure.
1.8.
Bij brief van 30 augustus 2024, ingekomen ter griffie van het hof op 2 september 2024 om 4.35 uur, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Volgens verzoeker wordt door ‘iedereen binnen het hof’ de indruk van partijdigheid en vooringenomenheid gewekt. Daartoe heeft verzoeker in de kern het volgende aangevoerd:
1.8.1.
De voorzitter wil niet dat zijn naam bekend wordt gemaakt.
1.8.2.
De dagvaarding is volgens verzoeker willens en wetens naar het verkeerde adres verzonden om het proces te saboteren en te stagneren.
1.8.3.
Processtukken, waar verzoeker in zijn visie als verdedigende partij recht op heeft, ontbreken.
1.8.4.
Verzoeker heeft in zijn visie het recht om te worden gehoord, maar kan vanwege medische redenen niet voor het hof verschijnen.
1.8.5.
Iedereen binnen het hof maakt misbruik van de situatie en zijn rechten zouden worden geschonden.
1.9
Ter terechtzitting van 2 september 2024, alwaar de strafzaken in hoger beroep zijn behandeld, heeft de voorzitter van de enkelvoudige kamer, mr. F. van Es, het volgende geoordeeld:
1.9.1
Het bij e-mailbericht van 2 september 2024 gedane wrakingsverzoek kan niet worden aangemerkt als een mondeling wrakingsverzoek ‘tijdens de terechtzitting’ als bedoeld in artikel 513 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
1.9.2
Het ‘wrakingsverzoek’ kan, gelet op het bepaalde in de artikelen 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering, die kwalificatie niet dragen.
1.9.3
Het wrakingsverzoek is onvoldoende gemotiveerd, waarmee de vermelding van de concrete feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, ontbreekt.
1.9.4
De betreffende strafzaken kunnen aldus ter terechtzitting van 2 september 2024 worden behandeld.
1.10.
Daarop heeft de voorzitter in alle zaken het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan. Het hof heeft, overeenkomstig de gelijkluidende vordering van de advocaat-generaal, telkens het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het Openbaar Ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk verklaard.
1.11.
De mondeling uitgesproken arresten zijn reeds onherroepelijk geworden.

2.Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Verzoeker is verdachte in de jegens hem aanhangige strafzaken. Bij dit hof is het hoger beroep behandeld dat door verzoeker is ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter, zoals die ten laste van hem in eerste aanleg zijn gewezen. Tijdens de terechtzitting van 2 september 2024 heeft de voorzitter waarvan de kennelijke wraking is verzocht in alle drie de betreffende strafzaken het arrest uitgesproken inhoudende de einduitspraak in het hoger beroep van verzoeker.
2.3.
Uit de processen-verbaal van de zitting van 2 september 2024 komt naar voren dat de voorzitter het door de verzoeker gedane wrakingsverzoek buiten behandeling heeft gelaten nu dat naar zijn oordeel geen wrakingsverzoek is ingevolge artikel 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering, waarna de voorzitter het onderzoek ter terechtzitting heeft hervat. Nadat de advocaat-generaal heeft gerequireerd, heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan inhoudende de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
2.4.1.
De wrakingskamer is er ambtshalve mee bekend dat verzoeker eerder – in een andere strafzaak – een wrakingsverzoek heeft ingediend dat bij gebreke van (samengevat) iedere motivering die kwalificatie niet kon dragen. [1] Het door verzoeker thans ingediende wrakingsverzoek lijdt aan dezelfde gebreken. Zo maakt verzoeker niet meteen duidelijk tegen wie hij het wrakingsverzoek precies richt en vormen de ingeroepen beweringen geen concrete omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de behandelend rechter(s) schade zou kunnen lijden. Uit het vermelde in 1.2 tot en met 1.8 onder het kopje Procesverloop blijkt weliswaar een zeker ongenoegen over de rechtsgang, al dan niet als gevolg van onbegrip bij klager die niet wordt bijgestaan door een raadsman, maar dat is onvoldoende concreet onderbouwd om als wrakingsverzoek te kunnen dienen.
2.4.2.
Een wrakingsverzoek heeft in beginsel schorsende werking [2] en een gewraakte rechter mag geen recht spreken in – kort gezegd – zijn eigen zaak in verband waarmee een verzoek tot wraking behoort te worden behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht, geen zitting heeft. [3]
Uit het in noot 3 genoemde Hoge Raad-arrest in verbinding met het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2021 [4] blijkt evenwel ‘(…) dat zich tijdens de behandeling van strafzaken uitzonderlijke gevallen kunnen voordoen waarin als gevolg van hetzij herhaalde wrakingsverzoeken, hetzij evident niet als wrakingsverzoek in de zin van de artikelen 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering aan te merken verzoeken, de strafrechter de bevoegdheid – niet de verplichting – heeft te bepalen dat zo’n (wrakings)verzoek niet in behandeling wordt genomen.’
Gezien het vermelde onder 2.4.1 heeft de voorzitter van de enkelvoudige kamer het “wrakingsverzoek” van verzoeker terecht gepasseerd. Dat “wrakingsverzoek” had dan ook geen schorsende werking.
2.4.3.
Met de totstandkoming van de einduitspraak is de behandeling van de strafzaak in hoger beroep geëindigd en is er geen sprake meer van een “rechter die de zaak behandelt” in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Nu een wrakingsverzoek slechts kan worden gedaan tegen een rechter die met de behandeling van een zaak is belast, is er thans geen rol meer weggelegd voor de wrakingskamer.
2.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling zal stellen.

3.De beslissing

Het hof:
stelt het verzoek buiten behandeling;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, het Openbaar Ministerie en raadsheer mr. F. van Es.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. van Rijkom, voorzitter, mr. M.G.W.M. Stienissen en mr. drs. T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. R.M. Gloudemans, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.
mr. drs. Gladpootjes en mr. lic. Van Veen voornoemd zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 februari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:495.
2.Hoge Raad 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:54.
3.Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770.
4.Hoge Raad 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:370 (rov. 2.6).