Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 7 december 2021 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling na aanbrengen van 11 mei 2022;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord tevens houdende grieven in incidenteel appel;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel met producties;
- de akte van [appellant] met producties;
- de antwoordakte van [X] .
6.De beoordeling
: Hey [appellant] , er hebben zich inmiddels wat kandidaten gemeld voor het huis. Er zitten wel wat kandidaten bij, maar ik stel voor nog even een aantal dagen te kijken wat er binnenkomt en dan einde van de week even te kijken met welke mensen we de woning willen gaan bekijken.
“De huurovereenkomst moet bij geschrifte worden aangegaan. Daarbij moet melding worden gemaakt van de vergunning bedoeld in artikel 15, eerste lid, eerste zin[hof: de vergunning tot tijdelijke verhuur]
, het tijdvak waarvoor deze is verleend en de daarin vermelde huurprijs.”
- voordeelverrekening en
- eigen schuld van [appellant] .
Deze aspecten van het debat van partijen zullen hierna worden beoordeeld.
“Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht.”
“Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, (…)”. De onderhavige schade (de advocaatkosten voor het voeren van de kortgedingprocedure) is niet mede een gevolg van gedragingen of omstandigheden aan de zijde van [appellant] . Van schending door [appellant] van de schadebeperkingsplicht door de woning niet aan een derde te verkopen, is ook geen sprake. Voor het bestaan en de inhoud van een schadebeperkingsplicht is beslissend of het beperken van de schade redelijkerwijs van de benadeelde kon worden verlangd (o.m. HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3532, r.o. 3.8.2.). De stelplicht en de bewijslast daarvan rusten op [X] . [X] heeft dat tegenover de gemotiveerde betwisting door [appellant] onvoldoende onderbouwd. [X] heeft nog gesteld dat ondanks het feit dat [appellant] de woning niet aan een derde heeft verkocht of gaat verkopen, er toch sprake is van voordeel voor [appellant] omdat [appellant] weer over de woning kan beschikken en hij daarvan weer het woongenot heeft en [appellant] zich de kosten voor huur of koop van een andere woning bespaart door de woning zelf te bewonen. Voor zover dat al als een voordeel in de zin van artikel 6:100 BW kan worden beschouwd, geldt dat dit voordeel niet in een condicio-sine-qua-nonverband staat met de tekortkoming van [X] , maar een gevolg is van het feit dat de huurders de woning na aanvang van de kortgedingprocedure hebben verlaten en van de keuze van [appellant] om de woning vervolgens niet aan een derde te verkopen maar zelf te gaan bewonen. Ook daarvoor geldt dus dat niet aan de vereisten van artikel 6:100 BW (voordeelsverrekening) is voldaan.