Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
2.Het geding in eerste aanleg
4.De vaststaande feiten
- € 300.000
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.Vorderingen in principaal en incidenteel hoger beroep
7.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“langlopende schulden, achtergestelde leningen”en productie 12 conclusie van antwoord, pagina 35
“vorderingen op groepsmaatschappijen”) maken melding van het bestaan van een lening van [zzz] Holding aan IIC van € 300.000,-. In de grootboekrekening [---] (rekening-courant [zzz] Holding, productie 8 bij de dagvaarding eerste aanleg, pagina 6) wordt melding gemaakt van een mutatie op 1 januari 2014 van - € 300.000,- onder vermelding “
verkeerde rekening”. [appellant] heeft in zijn reactie op vragen van de curator als toelichting op deze mutatie (opmerking “D401”, productie 9 bij de dagvaarding eerste aanleg) aangegeven dat dit het ongedaan maken is van de boeking van de accountant. De € 300.000,- van de achtergestelde lening wordt overgeboekt naar de rekening-courant waar hij ook thuishoorde, aldus [appellant] . Ook in de concept jaarrekeningen van IIC (productie 12 dagvaarding eerste aanleg, pagina 22
“langlopende schulden (…) aflossing - € 300.000,0 (….) De lening o/g is per 1 januari 2014 verrekend met de rekening-courant [zzz] B.V. (…)”) en van [zzz] Holding (productie 13 conclusie van antwoord, pagina 39
“vorderingen op groepsmaatschappijen (…) stand per 31 december -")is de lening opgenomen.
“ [zzz] Infra Producten BVBA ontvangt 50% commissie over de marge die Jura maakt op het project.
(…) Bovenstaande wordt vastgelegd in een contract welke wordt getekend door Jura B.V. ( [persoon E] ) en [zzz] Infra Producten BVBA ( [appellant] )”.In de daaropvolgende correspondentie op 17 december 2014 en 6 januari 2015 wordt nader ingegaan op de commissie, maar niet aangegeven dat het ondertekenen door BVBA niet juist zou zijn. Op 21 februari 2015 heeft [persoon E] van Jura nog een e-mail aan [appellant] gestuurd waarin hij weergeeft wat is besproken in een bespreking met [[[[] Beton met betrekking tot Luchthaven Zaventem en waarin hij vermeldt:
“( [persoon E] (hof: [persoon E] ) heeft uitgelegd in welke status het project is op 19-02-2015, hier in medegedeeld de bespreking die tussen ASWEBO & [zzz] BVBA is geweest op 18 februari 2015”.
saleste genereren voor IIC in België en Luxemburg. Hij factureerde altijd aan IIC, nooit aan BVBA. In zijn herinnering liepen alle offertes via BVBA. Naar zijn zeggen was voor hem onduidelijk of IIC, BVBA of misschien allebei contractspartij was van Jura. Hij was niet betrokken bij het maken van deze afspraken. Deze verklaring draagt niet bij aan de bewijslevering.
“Samenvattingspunten Overleg Zaventem [zzz] BVBA & Jura BV 24-11-2014” (productie 4 bij de conclusie van antwoord)). [persoon D] heeft in de e-mail van 25 november 2014 opgenomen dat
“ – [zzz] Infra Producten BVBA ontvangt 50% commissie over de marge die Jura maakt op het project”. In zijn reactie op deze e-mail van 17 december 2014 (productie 4 bij conclusie van antwoord) geeft de getuige [persoon E] slechts aan dat hij niet akkoord is met de commissie betaling, maar dat hij voor de rest akkoord is. De getuige [persoon E] heeft in zijn verklaring ook meermaals benadrukt dat hij druk was met het project en er niet mee bezig was met welke entiteit de opbrengst verdeeld zou worden. De facturen van BVBA van drie maal € 25.000,- zijn ook door Jura betaald.
8.De slotsom
€ 278,00