ECLI:NL:HR:2001:AD4804
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- C.H.M. Jansen
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurders voor belastingschulden van vennootschappen in faillissement
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van twee bestuurders, [Eiser 1] en [Eiser 2], voor belastingschulden van vennootschappen die tot de groep Juno behoren. De Ontvanger van de Belastingdienst heeft hen hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor een bedrag van ƒ 2.511.279,--, voortvloeiend uit naheffingsaanslagen in de omzetbelasting. De zaak begint met een dagvaarding door de Ontvanger in 1993, waarbij de vordering in eerste instantie door de Rechtbank te 's-Gravenhage werd afgewezen. De Ontvanger ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de grieven van de Ontvanger en de incidentele grieven van de bestuurders gezamenlijk behandelde. Het Hof oordeelde dat de bestuurders niet aansprakelijk konden worden gesteld op basis van de brieven van de Belastingdienst, die hen het vertrouwen hadden gegeven dat er geen opzet of grove schuld aan hun handelen was te verwijten.
De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en geconcludeerd dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de bestuurders niet aansprakelijk konden worden gesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de Ontvanger niet zijn rechten had verwerkt en dat de bestuurders mogelijk onrechtmatig hebben gehandeld door gelden tussen vennootschappen te verplaatsen, wat het verhaal van de belastingschulden heeft gefrustreerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in het geval van faillissement van vennootschappen en de voorwaarden waaronder zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor belastingschulden.