Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
5.De zaak in het kort
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 18 oktober 2022 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie na aanbrengen van 6 maart 2024;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de mondeling behandeling op 24 januari 2024, waarbij partijen spreeknotities hebben overgelegd;
- de bij akte door [geïntimeerden] toegezonden producties 1 tot en met 5, die [geïntimeerden] bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding hebben gebracht.
7.De feiten
8.De procedure bij de rechtbank
- voor recht te verklaren dat de eigenaren en gebruikers van het perceel van de coffeeshop geen recht en/of aanspraak hebben op betreding van het perceel van [geïntimeerden] , waaronder van het daarop gesitueerde buurpad;
- [appellanten] te verbieden om het perceel van [geïntimeerden] (het daarop gevestigde buurpad daaronder begrepen) zelf te betreden en/of te laten betreden door hun personeelsleden, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) dat [appellanten] dit verbod overtreden, met een maximum van € 25 .000,00;
- [appellanten] hoofdelijk te veroordelen om alle (gedeeltelijke) blokkades van het op het perceel van de coffeeshop gevestigde buurpad binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis te (laten) verwijderen en verwijderd te houden, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag(deel) dat [appellanten] hieraan niet voldoen, met een maximum van € 25 .000,00;
- voor recht te verklaren dat de brandtrap van [appellanten] (gedeeltelijk) op het perceel van [geïntimeerden] staat;
- [appellanten] hoofdelijk te veroordelen om de onderhavige brandtrap binnen vier weken na betekening van het vonnis van het perceel van [geïntimeerden] te verwijderen en verwijderd te houden, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag(deel) dat [appellanten] hieraan niet voldoen, met een maximum van € 25 .000,00;
9.De beoordeling in hoger beroep
‘voetpaden, dreven of wegen van verscheiden geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen’, met andere woorden: een voetpad of weg die voor meerdere buren als uitweg dient. Op grond van het voor 1992 geldende recht kon een buurweg ontstaan indien meer buren een pad of weg gezamenlijk als uitweg gebruikten en dat pad of die weg door de eigenaar of eigenaren van de grond waarover de weg liep ook uitdrukkelijk of stilzwijgend tot buurweg was bestemd. Een pad of weg kon ook zonder notariële akte tot buurweg worden bestemd. In dit geval is er in 1976 echter voor gekozen om de bestemming van het pad als buurpad in een notariële akte vast te leggen. Het hof gaat dan ook wat betreft de inhoud van de rechten op het buurpad uit van de tekst van de akte van 8 april 1976. Het huidige wetboek kent de regeling van buurweg niet meer, maar op grond van artikel 160 Overgangswet nieuw BW zijn bestaande buurwegen gehandhaafd.
10.De slotsom
.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)