Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
ongeveernoordelijke buitenmuur”, wat veeleer erop duidt dat nog enige ruimte aanwezig is tussen de noordelijke gevel en de strook grond waar het om gaat en pleit voor de uitleg dat partijen destijds hebben gedoeld op het pad. Kennelijk is de uitleg van [eisers] ingegeven door de gedachte dat de vorm waarin de afspraken tussen partijen zijn vervat (een erfdienstbaarheid) beslissend is en dat een erfdienstbaarheid slechts op de eigendom van een stuk grond van een lijdend erf kan drukken, zodat deze in het onderhavige geval slechts de strook grond van één meter breed toebehorend aan [verweersters] kan betreffen. Het hof laat in het midden of die redenering juist is, omdat het slechts aankomt op de in de genoemde aktes tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in die aktes opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van die aktes uit te leggen omschrijving van rechten en plichten, waarbij de situatie ter plaatse mag worden betrokken, en het hof, daarvan uitgaande, tot geen andere uitleg kan komen dan dat de (ene) auto die op het pad mag worden geparkeerd, in elk geval naast de schutting dient te worden geparkeerd en niet de grens van de achtergevel van het woonhuis op het perceel [a-straat 2] mag overschrijden. Deze uitleg brengt mee dat in het geheel niet mag worden geparkeerd voor (of tussen) de gevelopeningen van de noordelijke buitenmuur van dat woonhuis. (rov. 3.8)
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
1 oktober 2021.