2.9.Een bij de herstructurering betrokken juriste schrijft in een e-mailbericht van 1 februari 2019, onder meer, het volgende over de risico’s van aansprakelijkstelling door klanten en de reden voor het doorvoeren van de herstructurering:
“(…) In 2012 werd [A] gevraagd door [BV 3] en de daaraan gelieerde vennootschappen [BV 4] , [BV 5] , [BV 6] en (de oprichting van de vennootschap naar het recht van Bosnie Herzegovina) [vennootschap] (hierna samen " [vennootschap] "). Ik heb toen met [A] gesproken over de (inhoud van de) te sluiten managementovereenkomst.
Ik heb [A] toen de navolgende, in dit geval reële risico's voorgehouden:
1. interne bestuurdersaansprakelijkheid van artikel 2:9 BW;
2. externe bestuurdersaansprakelijkheid in geval van faillissement van artikel 2:248 BW;
3. bestuurdersaansprakelijkheid voor misleidende financiele verslaglegging;
4. bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad van artikel 6:162 BW;
5. bestuurdersaansprakelijkheid in geval van uitkeringen van artikel 2:216 BW;
6. bestuurdersaansprakelijkheid in geval van niet (tijdig) melden betalingsonmacht van artikel 36 Invorderingswet.
In het kader van voornoemde risico's heb ik [A] geadviseerd om zich in ieder geval
nietin prive te laten benoemen tot (enig) statutair bestuurder van [vennootschap] , maar om [BV 2] als zodanig te laten benoemen. Dat is ook gebeurd: [BV 2] is in de periode van 29 november 2012 tot en met 22 december 2016 enig bestuurder geweest van [vennootschap] (alleen en zelfstandig bevoegd).
Verder heb ik [A] geadviseerd om daar waar mogelijk een zodanige juridische structuur op te tuigen, die [A] nog meer bescherming zou bieden tegen voornoemde risico's.
In mijn ondernemingsrechtelijke praktijk is dat overigens niet ongebruikelijk.
Bovendien waren in dit geval de risico's, verbonden aan de nieuwe opdracht bij [vennootschap] veel groter dan in elke andere opdracht die [A] c.q. [BV 2] ooit hadden verricht.
De mogelijkheid van het in het kader van bestuurdersaansprakelijkheden volledig door vennootschappen heen prikken bestaat altijd, maar voor diegene die een beroep doet op die aansprakelijkheden betekent dat in ieder geval extra juridische hobbels die genomen zullen moeten worden.
Voorts geldt dat er in dit geval door [BV 2] en [belanghebbende] heen geprikt zou kunnen worden om zo bij [A] in prive uit te komen.
Dat is dan ook reden geweest om [BV 1] erbij te betrekken en een groot deel van de managementfee alsmede het dienstverband van [A] om te zetten naar [BV 1] , hetgeen het risico van een prive aansprakelijkheid van [A] direct verkleinde.
Achteraf bekeken hebben elk van voornoemde risico's zich geopenbaard (!), met name als gevolg van het feit dat de meerderheidsaandeelhouder ( [BV 7] in de persoon van de heer [B] ) zich op advies van diens adviseurs niet meer (zozeer) bekommerde om het belang van [vennootschap] als wel om haar eigen belang als aandeelhouder, ten gevolge waarvan [vennootschap] telkens in acute liquiditeitsproblemen kwam te verkeren.
De overname van alle aandelen in [vennootschap] op 22 december 2016 aan [BV 8] maakte hier een einde aan.
[BV 2] werd toen ontslagen als bestuurder van [vennootschap] .
Daarmee waren de geschetste risico's voor [BV 2] en met name [A] afgewend. (…)”