Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
mr. drs.[A], gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren drs. [B] en mr. [C].
2.Feiten
Daarnaast heeft belanghebbende in de periode 1oktober 2001 tot en met 28 februari 2004 een bedrijfsruimte in [plaats] gehuurd, waar hij de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden van de autohandel verricht.
De bedrijfsactiviteiten van de onderneming, die belanghebbende drijft onder de naam “[bedrijf 2]”, bestaan uit het zetten van tattoo’s en piercings. Sinds 1januari 1995 is belanghebbende voor wat betreft deze activiteiten in die administratie opgenomen onder omzetbelastingnummer [nummer].B.01.
.Voorts merkt de Inspecteur op, dat belanghebbende een klacht kan indienen als hij niet tevreden is over de afronding van het boekenonderzoek.
.
.Voorts wordt door hem een (hernieuwd) voorstel voor een minnelijke oplossing aangeboden. Met belanghebbende is vervolgens telefonisch overleg gevoerd, waarbij belanghebbende heeft verzocht om een reactietermijn van circa een maand. Uiteindelijk komt van belanghebbende geen reactie op het gedane voorstel.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
(i) oude, tussen 28december 2006 en 20 mei 2008 opgelegde (naheffings-, navorderings-) aanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2005, welke aanslagen in merendeel na een gedurende enige jaren lopende bezwaarprocedure zijn vernietigd en/of grotendeels zijn verminderd,
(ii) dat belanghebbende zich in de bezwaarfase, onder meer, erover heeft beklaagd dat de Inspecteur jegens hem onzorgvuldig is opgetreden,
(iii) dat de Inspecteur destijds geen overleg met belanghebbende wilde voeren, alsmede geen dan wel onvoldoende inzage in stukken heeft verleend,
(v) dat de Inspecteur er zelf voor heeft gekozen de behandeling van de hoger beroepsprocedure in weerwil van de door hem geschetste omvang van de procedure en de voorafgaande langdurige bezwaarfase bij één medewerker te concentreren, en
(vi) dat de Inspecteur geen maatregelen heeft getroffen voor de, thans ontstane, situatie dat die medewerker, zoals ook de eerdere met de zaak belaste medewerker, ziek kan worden.
Verder ligt de behandeling van de bezwaarschriften in het jaar 2009 geheel stil en in het najaar van 2010 worden uitspraken op bezwaar gedaan, waarbij de aanslagen worden vernietigd, dan wel drastisch verminderd.
Verder handhaaft belanghebbende zijn verzoek om vergoeding van schade wegens onzorgvuldig handelen van de Inspecteur op 20 mei 2008, welk handelen heeft geleid tot een ernstige stagnatie van zijn bedrijfsvoering voor een lange periode, aldus belanghebbende. Hij verzoekt het Hof eerst te bepalen of sprake is van een dergelijke schadevergoedingsplicht, waarna in een afzonderlijke procedure de hoogte van de schadevergoeding voor materiële schade is vast te stellen. Belanghebbende stelt deze werkwijze voor ter besparing van kosten.
Evenmin acht de Inspecteur voor een vergoeding van deze kosten sprake van een situatie waarin de Belastingdienst verregaand onzorgvuldig heeft gehandeld. De Inspecteur kan zich vinden in de door de Rechtbank verleende vergoeding van kosten voor rechtsbijstand. Met betrekking tot het onder 3.2.2 vermelde overzicht heeft de Inspecteur verklaard dat belanghebbende een ondernemer is en een verhoging van de vergoeding vanwege de in rekening te brengen omzetbelasting achterwege dient te blijven.
In ieder van de zes procedures aangaande de naheffingsaanslagen en de twee aangaande de boetebeschikkingen OB 2002 bedraagt de vergoeding 1/8 x ½ x € 21.374,72 = € 1.335,92.
In ieder van de overige procedures bedraagt de vergoeding 1/12 x ½ x € 21.374,72 = € 890,61, exclusief omzetbelasting € 170,60.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Inspecteur;
- vernietigtde boete; en
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding in bezwaar, bij de Rechtbank en bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.335,92.