Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[betrokkene 1] ,
hierna: de Inspectie) zelf te controleren, gaat voorbij aan de financiële en andere consequenties daarvan. Daarnaast heeft zij gewezen op de wijze waarop ten tijde van de voorlopige hechtenis door de verhoorders van de Inspectie de verhoren van de verdachten zijn afgenomen en opgetekend. De verhoren hebben bovendien – vrijwel allemaal – plaatsgevonden buiten de aanwezigheid van een advocaat. De verhoorders gingen veel verder dan toelaatbaar was, aldus de raadsman. Voorts heeft zij gewezen op de schending van de redelijke termijn.
het hof begrijpt: mr. Plantaz). Weliswaar heeft de verdachte geen verhoorbijstand genoten tijdens de verhoren bij de Inspectie, maar hij heeft voorafgaand aan het afleggen van de voor het bewijs gebruikte verklaringen een advocaat gesproken die hem over zijn rechtspositie heeft kunnen informeren. Voorts heeft het hof daarbij in aanmerking genomen dat niet is gebleken van een bijzondere kwetsbaarheid van de verdachte die het gevolg is van zijn leeftijd of geestelijke capaciteiten en dat de door de verdachte afgelegde verklaringen niet het bewijsmateriaal vormen waarop de bewezenverklaring in beslissende mate berust, maar integraal onderdeel uitmaken van de bewijsconstructie waarin ook ander bewijsmateriaal een wezenlijke rol vervult. Daarnaast heeft de verdediging de bruikbaarheid van de verklaringen voor het bewijs aan de orde kunnen stellen in de strafprocedure hetgeen zij ook heeft gedaan, welk verweer onder ‘De verklaringen van de verdachten’ in de onderliggende strafprocedure is besproken. Het hof heeft daarnaast in de onderliggende hoofdzaak de betrouwbaarheid van de door de betrokkene in afwezigheid van een advocaat afgelegde verklaringen beoordeeld, zoals nader gemotiveerd onder ‘De verklaringen van de verdachten’, waarbij het hof kennis droeg van eventuele mankementen die het afnemen van het verhoor zonder aanwezigheid van een advocaat voor de betrouwbaarheid van het verkregen bewijsmateriaal met zich kan brengen. Het hof ziet geen redenen om van die vaststellingen in de ontnemingsprocedure af te wijken.
BESLISSING
62.444,00 (tweeënzestigduizend vierhonderdvierenveertig euro).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 62.444,00 (tweeënzestigduizend vierhonderdvierenveertig euro).