In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een belastingzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend op 8 november 2023, maar de wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was op grond van artikel 8:16, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingsgronden waren volgens de wrakingskamer reeds op 19 oktober 2023 bekend, tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak. Verzoeker had geen wrakingsverzoek ingediend tijdens deze behandeling, maar pas drie weken later, wat niet tijdig was volgens de wet. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feiten of omstandigheden moet worden ingediend om de voortgang van de procedure niet onredelijk te vertragen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet aan deze eis had voldaan, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De hoofdzaak kan nu worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.