ECLI:NL:GHSHE:2023:4067

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
20-001456-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door juridisch adviseur met valse asielverhalen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensensmokkel. De verdachte, eigenaar van een juridisch adviesbureau, heeft meerdere vreemdelingen geholpen bij hun asielaanvragen door hen valse verhalen te laten indienen en hen te instrueren over hoe zij zich moesten presenteren bij de IND. De verdachte heeft aanzienlijke bedragen ontvangen van de vreemdelingen, variërend van €2.000 tot €9.000, in ruil voor zijn diensten. Het hof oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de vreemdelingen wederrechtelijk in Nederland verbleven, en dat hij hen hielp bij het verkrijgen van verblijf door hen de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een beroepsverbod van tien jaar, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op het asielbeleid in overweging nam. De verdachte had zich jarenlang beziggehouden met het verkopen van asielverhalen, wat het asielbeleid ondermijnde en het draagvlak voor het asielsysteem in de samenleving aantastte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001456-20
Uitspraak : 7 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 juli 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-879615-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
tevens bekend als: [1]
[alias 1] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 2] ,
zich voorts noemende:
[alias 2],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder feit 6 tenlastegelegde vrijgesproken en het overige tenlastegelegde bewezenverklaard dat gekwalificeerd als;
  • ‘meermalen, een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een ander daartoe gelegenheid/middelen/inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep’ (
  • ‘een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een ander daartoe gelegenheid/middelen/inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep’ (
  • ‘meermalen, een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een ander daartoe gelegenheid/middelen/inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep’ (
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een ontzetting bepaalde beroepen, te weten de beroepsmatige dienstverlening in het vreemdelingrechtelijke domein, voor de duur van 5 jaren. Bij vonnis waarvan beroep is tevens de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Voorts heeft de rechtbank beslist op het beslag.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, 7, 8 en 9 de verdachte vrijgesproken ten aanzien van – kort gezegd – het bestanddeel wederrechtelijk inreizen. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 7 maart 2023 is met de advocaat-generaal en de raadsman besloten dat deze vrijspraken gezien worden als beschermde vrijspraken waartegen het hoger beroep van de raadsman en de advocaat-generaal zich niet richt. Het hof ziet geen reden om van deze eerdere beslissing af te wijken. Derhalve is het bestanddeel inreizen bij voormelde feiten dan ook niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ten aanzien van alle feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek alsmede aan de verdachte een beroepsverbod voor de duur van 5 jaren zal opleggen.
Namens de verdachte is primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Subsidiair is er een verzoek gedaan tot het completeren van het dossier. Meer subsidiair is vrijspraak bepleit en meest subsidiair is er een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte nu het niet aan de strafrechter is om te oordelen over de betrouwbaarheid van de asielverhalen van de vreemdelingen. Wanneer dit wel gebeurt gaat de strafrechter immers op de stoel van de vreemdelingenrechter zitten, aldus de raadsman. Daartoe heeft de raadsman verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. [2]
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag brengt – kort gezegd – mee dat het vreemdelingen niet kan worden tegengeworpen als zij in het kader van hun vlucht niet de juiste reisformaliteiten volgen.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat door de Hoge Raad is overwogen dat de beslissing op een asielaanvraag, en dus ook het oordeel omtrent de aannemelijkheid van het aan de asielaanvraag ten grondslag liggende vluchtrelaas, is voorbehouden aan de Minister en – na ingesteld beroep – aan de bestuursrechter en dat, mede met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken van de strafrechter en de bestuursrechter, de strafrechter zich in beginsel van een zelfstandig oordeel over het beroep van de vreemdeling op zijn vluchtelingenstatus moet onthouden. Daarbij is voorts overwogen dat het een vreemdeling niet kan worden tegengeworpen dat de vreemdeling in het kader van zijn asielaanvraag strafbare feiten pleegt, zoals in dat geval het bezit van vervalste documenten. [3]
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman nu het hiervoor beschreven
non-punishment-beginselslechts ziet op bescherming van strafbare handelingen van de vluchteling zelf en niet op de strafbare handelingen van de faciliteerder van mensensmokkel. Het hof dient in onderhavige zaak op basis van de tenlastelegging te oordelen of de handelingen van de verdachte bewezen kunnen worden verklaard. Hierbij oordeelt het hof niet over het gedrag en/of verhaal van de vreemdeling, maar over het grensoverschrijdende karakter van de activiteiten zoals die aan de verdachte ten laste zijn gelegd. Het vaststellen of een vluchtverhaal geheel of gedeeltelijk onjuist is, is een feitelijke vaststelling die het hof gebruikt voor de beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde handelingen. Of en in hoeverre dat gevolgen kan of zal hebben voor de positie van de vreemdeling is niet aan het hof om te beoordelen.
Het hof verwerpt het ontvankelijkheidsverweer van de verdediging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 15 december 2017 te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of in Iran, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een of meer perso(o)n(en), te weten
[vreemdeling 1] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] en/of
[vreemdeling 2] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 2]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde perso(o)n(en) daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij, verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] (onrechtmatig) in laten reizen met een (toeristen)visum wetende dat hij/zij asiel zou(den) aanvragen en/of
aan die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] kenbaar gemaakt wanneer hij/zij zich moest(en) melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
aan die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] bij zijn/haar/hun geho(o)r(en) bij IND moet(en) beantwoorden en/of welke documenten hij/zij (aan IND) moet(en) verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet(en) geven, en/of
(ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND) een (geheel of gedeeltelijk) fictie(f)ve vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven aan die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] kenbaar gemaakt, en/of
genoemd(e) vluchtverha(a)al(en) en/of asielmotie(f)ven op schrift gesteld voor die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] (zodat) hij/zij dat verhaal kon(den) leren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat/die vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven ten behoeve van de gehoren bij de IND en/of
die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
2.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2017 tot en met 7 maart 2018 te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of in Iran, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") , een persoon, te weten
[vreemdeling 3] , geboren [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 2]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
aan die [vreemdeling 3] kenbaar gemaakt wanneer hij zich moest melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
die [vreemdeling 3] , al dan niet middels tussenkomst van zijn moeder ( [getuige] ), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 3] bij zijn geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten hij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden hij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij de IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 3] kenbaar gemaakt, en/of
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 3] dat verhaal kon leren/bestuderen en/of die [vreemdeling 3] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en/of
die [vreemdeling 3] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
3.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 21 december 2017 te Eindhoven en/of Ter Apel en/of elders in Nederland en/of in Iran al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 4] , geboren [geboortedatum 6] te [geboorteplaats 2]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
een tijdschema gemaakt en/of
aan die [vreemdeling 4] kenbaar gemaakt wanneer zij zich moest melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
aan die [vreemdeling 4] , al dan niet middels tussenkomst van (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 4] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 4] kenbaar gemaakt, en/of
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 4] dat verhaal kon leren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 4] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van de gehoren bij IND en/of
die [vreemdeling 4] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
4.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 1 mei 2018 te Eindhoven en/of Kerkrade en/of elders in Nederland en/of in Iran al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] "), een of meer perso(o)n(en), te weten
[vreemdeling 5] (geboren [geboortedatum 7] ) en/of
(zijn partner) [vreemdeling 6] (geboren [geboortedatum 8] ) en/of
[vreemdeling 7] (geboren [geboortedatum 9] ) en/of
(zijn partner) [vreemdeling 8] (geboren [geboortedatum 10] )
  • (telkens) behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland, in elk geval een lidstaat van de Europese Unie en/of bovengenoemde pers(o)n(en) (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, en/of
  • (telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde perso(o)n(en) daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij, verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] in laten reizen met een visum wetende dat hij/zij asiel zou(den) aanvragen en/of
een tijdschema gemaakt en/of
aan die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] kenbaar gemaakt wanneer hij/zij zich moest(en) melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
aan die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] , al dan niet middels tussenkomst van (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen zij/zij bij haar/zijn/hun geho(o)r(en) bij IND moet(en) beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet(en) verstrekken ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet(en) geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND (geheel of gedeeltelijk) fictie(f)ve vluchtverha(a)l(en) of asielmotie(f)ven aan die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] , [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] kenbaar gemaakt, en/of
genoemde vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven op schrift gesteld en/of
die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat/die vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven ten behoeve van de gehoren bij IND en/of
die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verschaft met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte (telkens) wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
5.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 26 december 2016 tot en met 30 oktober 2017 te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of in Iran, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] "), een persoon, te weten
[vreemdeling 9] , geboren [geboortedatum 11] te [geboorteplaats 3]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
aan die [vreemdeling 9] kenbaar gemaakt wanneer zij zich moest melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
aan die [vreemdeling 9] , al dan niet middels tussenkomst van haar [zus] en/of (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 9] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 9] kenbaar gemaakt,
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 9] dat verhaal kon leren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 9] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat (geheel of gedeeltelijk) fictieve vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van de gehoren bij IND en/of die [vreemdeling 9] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
6.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 oktober 2017 tot en met 1 maart 2018 te Eindhoven en/of Budel en/of elders in Nederland en/of in Iran, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 10] , geboren [geboortedatum 12] te [geboorteplaats 4]
  • (telkens) behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland, in elk geval een lidstaat van de Europese Unie, en/of bovengenoemde persoon (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, en/of
  • (telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
aan die [vreemdeling 10] , al dan niet middels tussenkomst van [vreemdeling 9] en/of haar [zus] en/of (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 10] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 10] kenbaar gemaakt, en/of
genoemd vluchtverhaal of asielrelaas op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 10] dat verhaal al dan niet middels tussenkomst van [vreemdeling 9] en/of haar [zus] kon leren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 10] getraind, al dan niet middels tussenkomst van [vreemdeling 9] en/of haar [zus] geïnstrueerd in het presenteren van genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en/of
die [vreemdeling 10] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
7.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 6 juli 2017 tot en met 1 januari 2018 te Eindhoven en/of Budel en/of elders in Nederland en/of in Iran, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] "), een of meer perso(o)n(en), te weten
[vreemdeling 11] , geboren [geboortedatum 13] te [geboorteplaats 2] en/of
[vreemdeling 12] , geboren [geboortedatum 14] en/of
[vreemdeling 13] , geboren [geboortedatum 15]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde perso(o)n(en) daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij, verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
aan die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] kenbaar gemaakt wanneer hij/zij zich moest(en) melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
aan die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] kenbaar gemaakt welke vragen zij bij haar/hun geho(o)r(en) bij IND moet(en) beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet(en) verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet(en) geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictie(f)ve vluchtverha(a)l(en) of asielmotie(f)ven aan die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] kenbaar gemaakt,
genoemd(e) vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] dat verhaal kon eren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 11] en/of [vreemdeling 12] en/of [vreemdeling 13] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat/die vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven ten behoeve van de gehoren bij IND en/of
die [vreemdeling 11] en/of [vreemdeling 12] en/of [vreemdeling 13] informatie verschaft over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verschaft met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
8.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 1 november 2016 te Eindhoven en/of Ter Apel en/of elders in Nederland en/of in Iran, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 14] , geboren [geboortedatum 16] te [geboorteplaats 5]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
aan die [vreemdeling 14] kenbaar gemaakt wanneer hij zich moest melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en/of
aan die [vreemdeling 14] kenbaar gemaakt welke vragen hij bij zijn geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten hij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden hij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 14] kenbaar gemaakt en/of
genoemd vluchtverhaal en/of dat asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 14] dat verhaal kon leren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 14] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van voormeld fictief vluchtverhaal en/of asielmotief en/of
die [vreemdeling 14] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
9.hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 juli 2015 tot en met 7 oktober 2016 te Eindhoven en/of Almere en/of Venlo en/of elders in Nederland, al dan niet in de uitoefening van enig ambt of beroep en/of in de uitoefening van een beroep of gewoonte (te weten als eigenaar en/of bestuurder en/of juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 15] , geboren [geboortedatum 17] te [geboorteplaats 6]
- (
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en/of genoemde persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, (tegen betaling van (een) geldbedrag(en))
aan die [vreemdeling 15] kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 15] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en/of
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 15] kenbaar gemaakt,
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 15] dat verhaal kon leren/bestuderen en/of
die [vreemdeling 15] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat vluchtverhaal en/of dat asielmotief ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en/of
die [vreemdeling 15] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 15 december 2017 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") personen, te weten
[vreemdeling 1] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] en
[vreemdeling 2] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 2]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij, verdachte tegen betaling van geldbedragen
aan die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] bij zijn/haar/hun geho(o)r(en) bij IND moet(en) beantwoorden en/of welke documenten hij/zij (aan IND) moet(en) verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet(en) geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictie(f)ve vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven aan die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] kenbaar gemaakt, en
die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat/die vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven ten behoeve van de gehoren bij de IND en
die [vreemdeling 1] en/of die [vreemdeling 2] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
2.in de periode van 5 oktober 2017 tot en met 7 maart 2018 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") , een persoon, te weten
[vreemdeling 3] , geboren [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 2]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij verdachte tegen betaling van geldbedragen
aan die [vreemdeling 3] kenbaar gemaakt wanneer hij zich moest melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en
die [vreemdeling 3] , al dan niet middels tussenkomst van zijn moeder [getuige] ), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 3] bij zijn geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten hij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden hij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij de IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 3] kenbaar gemaakt, en
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 3] dat verhaal kon leren/bestuderen en
die [vreemdeling 3] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en
die [vreemdeling 3] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
3.in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 21 december 2017 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 4] , geboren [geboortedatum 6] te [geboorteplaats 2]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte tegen betaling van geldbedragen
een tijdschema gemaakt en
aan die [vreemdeling 4] , al dan niet middels tussenkomst van (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 4] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 4] kenbaar gemaakt, en
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld zodat die [vreemdeling 4] dat verhaal kon leren/bestuderen en
die [vreemdeling 4] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van de gehoren bij IND en
die [vreemdeling 4] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
4.in de periode van 1 november 2017 tot en met 1 mei 2018 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] "), personen, te weten
[vreemdeling 5] (geboren [geboortedatum 7] ) en
(zijn partner) [vreemdeling 6] (geboren [geboortedatum 8] ) en
[vreemdeling 7] (geboren [geboortedatum 9] ) en
(zijn partner) [vreemdeling 8] (geboren [geboortedatum 10] )
  • behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, en bovengenoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, en
  • uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij, verdachte tegen betaling van een geldbedrag
die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] in laten reizen met een visum wetende dat zij asiel zou(den) aanvragen en
een tijdschema gemaakt en
aan die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] , al dan niet middels tussenkomst van (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen zij/zij bij haar/zijn/hun geho(o)r(en) bij IND moet(en) beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet(en) verstrekken ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet(en) geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND (geheel of gedeeltelijk) fictie(f)ve vluchtverha(a)l(en) of asielmotie(f)ven aan die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] , [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] kenbaar gemaakt, en
die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat/die vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven ten behoeve van de gehoren bij IND en
die [vreemdeling 5] en/of [vreemdeling 6] en/of [vreemdeling 7] en/of [vreemdeling 8] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verschaft met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
5.in de periode van 26 december 2016 tot en met 30 oktober 2017 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] "), een persoon, te weten
[vreemdeling 9] , geboren [geboortedatum 11] te [geboorteplaats 3]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte tegen betaling van geldbedragen
aan die [vreemdeling 9] kenbaar gemaakt wanneer zij zich moest melden bij IND (ten behoeve van een asielaanvraag) en
al dan niet middels tussenkomst van haar [zus] , kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 9] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 9] kenbaar gemaakt, en
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld opgenomen zodat die [vreemdeling 9] dat verhaal kon leren/bestuderen en
die [vreemdeling 9] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat (geheel of gedeeltelijk) fictieve vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van de gehoren bij IND en
die [vreemdeling 9] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
6.in de periode van 30 oktober 2017 tot en met 1 maart 2018 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 10] , geboren [geboortedatum 12] te [geboorteplaats 4]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, tegen betaling van een geldbedrag
aan die [vreemdeling 10] , al dan niet middels tussenkomst van [vreemdeling 9] en/of haar [zus] en/of (een) ander(en), kenbaar gemaakt welke vragen die [vreemdeling 10] bij haar geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 10] kenbaar gemaakt, en
genoemd vluchtverhaal of asielrelaas op schrift gesteld opgenomen zodat die [vreemdeling 10] dat verhaal al dan niet middels tussenkomst van [vreemdeling 9] en/of haar [zus] kon leren/bestuderen en
die [vreemdeling 10] getraind, al dan niet middels tussenkomst van [vreemdeling 9] en/of haar [zus] geïnstrueerd in het presenteren van genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en/of
die [vreemdeling 10] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen (met valse informatie en/of documenten) kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
7.in de periode van 6 juli 2017 tot en met 1 januari 2018 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] "), personen, te weten
[vreemdeling 11] , geboren [geboortedatum 13] te [geboorteplaats 2] en
[vreemdeling 12] , geboren [geboortedatum 14] en
[vreemdeling 13] , geboren [geboortedatum 15]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
immers heeft hij, verdachte tegen betaling van een geldbedrag
aan die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] kenbaar gemaakt welke vragen zij bij haar/hun geho(o)r(en) bij IND moet(en) beantwoorden en/of welke documenten zij (aan IND) moet(en) verstrekken en/of welke antwoorden zij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet(en) geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictie(f)ve vluchtverha(a)l(en) of asielmotie(f)ven aan die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] kenbaar gemaakt,
genoemd(e) vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 11] en/of die [vreemdeling 12] en/of die [vreemdeling 13] dat verhaal kon eren/bestuderen en
die [vreemdeling 11] en/of [vreemdeling 12] en/of [vreemdeling 13] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat/die vluchtverha(a)l(en) en/of asielmotie(f)ven ten behoeve van de gehoren bij IND en
die [vreemdeling 11] en/of [vreemdeling 12] en/of [vreemdeling 13] informatie verschaft over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verschaft met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
8.in de periode van 1 september 2015 tot en met 1 november 2016 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 14] , geboren [geboortedatum 16] te [geboorteplaats 5]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte tegen betaling van geldbedragen
aan die [vreemdeling 14] kenbaar gemaakt welke vragen hij bij zijn geho(o)r(en) bij IND moet beantwoorden en/of welke documenten hij (aan IND) moet verstrekken en/of welke antwoorden hij op de vragen bij de geho(o)r(en) bij de IND moet geven, en
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 14] kenbaar gemaakt en
genoemd vluchtverhaal en/of dat asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 14] dat verhaal kon leren/bestuderen en
die [vreemdeling 14] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van voormeld fictief vluchtverhaal en/of asielmotief en
die [vreemdeling 14] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was;
9.in de periode van 5 juli 2015 tot en met 7 oktober 2016 te Eindhoven en/of elders in Nederland, in de uitoefening van zijn beroep (te weten als eigenaar en juridisch adviseur van rechtskundig adviesbureau " [adviesbureau] ") een persoon, te weten
[vreemdeling 15] , geboren [geboortedatum 17] te [geboorteplaats 6]
-
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, en genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, tegen betaling van een geldbedrag
ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND een (geheel of gedeeltelijk) fictief vluchtverhaal en/of asielmotief aan die [vreemdeling 15] kenbaar gemaakt,
genoemd vluchtverhaal en/of asielmotief op schrift gesteld en/of op een geluidsdrager opgenomen zodat die [vreemdeling 15] dat verhaal kon leren/bestuderen en
die [vreemdeling 15] getraind en/of geïnstrueerd in het presenteren van dat vluchtverhaal en/of dat asielmotief ten behoeve van het/de geho(o)r(en) bij IND en
die [vreemdeling 15] informatie verstrekt over procedures, regels en richtlijnen en/of informatie verstrekt met betrekking tot hoe men procedures, regels en richtlijnen kan doorlopen en/of omzeilen,
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat verblijf wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verweren kort samengevat
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – integrale vrijspraak bepleit.
Primair heeft de raadsman het hof verzocht om bij tussenarrest alle IND dossiers van de in de tenlastelegging genoemde vreemdelingen integraal aan het dossier toe te voegen, dan wel om de raadsman inzage te geven in deze dossiers. De verdachte en de raadsman zijn van oordeel dat het dossier tot op heden incompleet is nu er wezenlijke bewijsmiddelen voor de asielverhalen ontbreken. Het zou hierbij gaan om bijlagen die de vreemdelingen bij de IND hebben overgelegd. Daarnaast ontbreken tot op heden in het dossier door de verdachte gemaakte notities. Dat alle in beslag genomen stukken zijn teruggegeven aan de verdachte ontslaat het Openbaar Ministerie in de visie van de verdediging niet van de verplichting om deze stukken aan het dossier toe te voegen.
Subsidiair is integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman bepleit dat een vreemdeling na binnenkomst in Nederland zich niet onverwijld hoeft te melden. Volgens de door de raadsman overgelegde stukken heeft de vreemdeling voorafgaande aan de aanvraag de tijd om zich te laten informeren in de rust- en voorbereidingstijd. Pas daarna hoeft de vreemdeling zich aan te melden bij een aanmeldcentrum. Tijdens deze voorbereidingstijd helpen rechtshulpverleners de vreemdeling met het oefenen door met de vreemdeling de data te structureren en deze onder controle te krijgen. Daarbij wordt door de rechtshulpverlener geholpen om de gebeurtenissen van de vreemdeling chronologisch te ordenen. Volgens de raadsman vallen de aan de verdachte verweten handelingen onder het structureren, controleren en ordenen van het asielverhaal van de vreemdeling. De verdachte heeft dan ook alleen zijn rol als adviseur uitgeoefend. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte op de hoogte was van de wederrechtelijkheid van het verblijf van de vreemdelingen in Nederland. Dit in combinatie met het feit dat er tot op heden nog geen onherroepelijke beslissing is geweest over het wederrechtelijk verblijf van de vreemdelingen in Nederland.
De raadsman heeft tot slot bepleit dat de verklaringen van de vreemdelingen bij de Koninklijke Marchausse (
hierna: KMAR) en de uitgewerkte tapgesprekken uitgesloten moeten worden van het bewijs. Volgens de raadsman zijn de verklaringen van de vreemdelingen bij de KMAR volkomen onbetrouwbaar omdat deze getuigenverhoren onder druk zijn afgelegd. Volgens de raadsman praten de vreemdelingen op basis van suggestieve en sturende vragen de opsporingsambtenaren naar de mond. Voorts zijn de tapgesprekken volgens de raadsman naar de aard, toon en inhoud niet goed weergegeven in de vertaling van de opsporingsdiensten. Volgens de raadsman volgt dit temeer uit de opnieuw vertaalde fragmenten van de gesprekken die op wezenlijke onderdelen afwijken van de uitwerkingen van de opsporingsdiensten.
Het hof overweegt naar aanleiding van deze verweren als volgt.
Ontbrekende notities
De verdediging heeft er ter terechtzitting in hoger beroep en bij voorgaande zittingen meermalen op gewezen dat er notities/notitieboekjes ontbreken en dat de verdachte bij intake gesprekken notities heeft gemaakt van het vluchtverhaal en dat deze niet zijn terug te vinden in het dossier. Het hof stelt vast dat niet één keer, maar meerdere keren aan de KMAR is gevraagd na te gaan of er in het beslag nog aantekeningen en/of notitieboekjes zijn teruggevonden. Uit het dossier en de aanvullende processen-verbaal leidt het hof af dat de KMAR stukken uit het beslag heeft gekopieerd en dat die stukken in het dossier terecht zijn gekomen en dat verder alles wat er aan aantekeningen en notities in beslag was genomen, is teruggegeven aan de verdachte. De verdachte heeft dit ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd. Op de zitting van 7 maart 2023 heeft de verdachte daarover verklaard dat de notitieboekjes ofwel in de opslag ofwel bij een vriend zouden liggen.
Het standpunt van de verdediging dat het bizar is dat er dingen worden teruggegeven die kennelijk niet zijn gekopieerd kan het hof in het geheel niet volgen. De samenstelling van een dossier ligt in eerste instantie in handen van het Openbaar Ministerie. Daarbij wordt het relevantie criterium gebruikt, waarbij alle belastende en ontlastende bewijsmiddelen aan het dossier dienen te worden toegevoegd. De verdediging heeft daarnaast een ruime bevoegdheid om stukken aan het dossier toe te doen voegen zodat het een afgewogen geheel vormt. Het had op de weg van de verdediging gelegen om stukken uit het teruggegeven beslag, die zij van belang achtte voor de positie van de verdachte, ter voeging aan het dossier over te leggen. Dit is door de verdediging, ook na uitdrukkelijke verzoeken daartoe, niet gedaan. Het hof kan dan ook geen andere conclusie trekken dan dat van het bestaan van de veelbesproken notities/notitieboekjes niet is gebleken.
Ten overvloede oordeelt het hof dat uit vaste Europese jurisprudentie volgt dat van een rechtskundige bijstandsverlener aan een verdachte een pro actieve houding verwacht mag worden. [4] Dit impliceert dat een raadsman niet kan volstaan met verwijzen naar de autoriteiten om te regelen dat (in dit geval) inbeslaggenomen stukken die aan de verdachte zijn teruggegeven en die de verdediging noodzakelijk vindt voor het bewijs opnieuw worden opgespoord en onderzocht. Zodra de stukken in de macht van de verdachte zijn kan de verdediging niet van de rechter en in dit geval het hof verwachten dat de zaak aangehouden wordt om het Openbaar Ministerie de opdracht te geven om deze stukken te zoeken dan wel aan het dossier te laten toevoegen.
Het hof wijst daarom het impliciet gedane verzoek tot complementering van het dossier met de notities/notitieboekjes af.
Ontbrekende stukken uit de IND dossiers
Uit de bijzondere opsporingsbevoegdheden bevelen die in het dossier zijn gevoegd blijkt dat voor alle vreemdelingen uit de tenlastegelegde feiten de IND dossiers integraal zijn opgevraagd. Met de verdediging is het hof van oordeel dat niet alle stukken die door de vreemdeling zijn overgelegd bij de IND in het dossier terecht zijn gekomen. Uit het dossier volgt dat de KMAR de integrale dossiers van de IND heeft gekregen en dat deze integraal in het onderzoeksdossier zijn gevoegd, maar dat niet alles in het uiteindelijke dossier is gevoegd.
Het hof heeft per zaak gekeken welke door de vreemdelingen genoemde stukken ontbreken. In de meeste gevallen gaat het om een kopie van het paspoort, een kopie van de militaire afzwaaikaart, een kopie van het rijbewijs, een kopie van de geboorteboekjes, ondertekende nationaliteitsverklaringen, ondertekende antecedentenverklaringen, een ingevuld model M117-c, een kopie en vertaling van de Shenasnameh (een Iraans identiteitsboekje), een kopie en vertaling van de karte-melli (een Iraans identiteitsbewijs) en huwelijksaktes. Het hof acht het voor de beoordeling van de tenlastegelegde feiten niet noodzakelijk dat deze stukken alsnog aan het dossier worden toegevoegd nu er geen twijfel bestaat over de identiteit van de vreemdelingen.
Ten aanzien van [vreemdeling 4] (feit 3) heeft het hof gezien dat zij bij de IND een doopakte van haar en haar vader heeft overhandigd en dat deze ontbreken in het dossier. Uit de verklaring van [vreemdeling 4] tijdens het gehoor bij de IND volgt dat ze in 2015 is gedoopt en de doopakte ook van dat jaar zou zijn. Het hof neemt de verklaring van [vreemdeling 4] bij de IND op dat punt voor waar aan, zodat onderbouwing van dit punt door middel van een doopakte niet noodzakelijk is.
Ten aanzien van [vreemdeling 9] (feit 5) behoren onder de bijlagen foto’s van een mishandeling te zitten. Deze foto’s ontbreken. Het hof neemt aan dat [vreemdeling 9] mishandeld is op de wijze zoals ze daarover bij de IND heeft verklaard. Foto’s van deze mishandeling zijn naar het oordeel van het hof dan ook niet noodzakelijk voor de beoordeling van de tenlastegelegde handelingen.
Overige eventueel ontbrekende stukken zijn naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk om aan het dossier toe te voegen nu de bewezenverklaarde handelingen van de verdachte in de gebruikte bewijsmiddelen voldoende verankerd zijn.
Het hof wijst het verzoek tot het voegen van de integrale IND-dossiers af.
Ten overvloede merkt het hof het volgende op. Het verzoek tot het laten voegen van alle IND-dossiers is pas voor het eerst bij de inhoudelijke zitting van het hof van 2 november 2023 kenbaar gemaakt. Naar het oordeel van het hof is dit zeer laat, te meer nu de zaak van de verdachte al sinds november 2020 bij het hof aanhangig is en er sindsdien al vele zittingen zijn geweest waar eventuele onderzoekswensen kenbaar gemaakt konden worden.
Verzoek tot bewijsuitsluiting
De raadsman heeft verzocht om alle tapgesprekken uit het dossier uit te sluiten van het bewijs nu de stukken volgens de verdediging onjuist zijn vertaald. De verdediging heeft uit het omvangrijke dossier met heel veel taps op 7 maart 2023 verzocht om van al deze tapgesprekken delen van in totaal 11 gesprekken opnieuw te laten vertalen, hetgeen door het hof is toegewezen.
Gelet op de belangrijke rol van tapgesprekken in de bewijsvoering is er alle reden om uiterst kritisch te kijken naar de weergave van die gesprekken. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid zal het hof dan ook een dubbele toets hanteren. [5] Het hof zal daarbij nagaan of de vertalingen van de gesprekken als zodanig voldoende kwaliteit hebben (de interne betrouwbaarheid) alsook of "datgene dat in de afgeluisterde gesprekken als werkelijkheid naar voren komt enige reflectie heeft in datgene, dat op basis van ander bewijsmateriaal zich ook in de buitenwereld als werkelijke gebeurtenissen heeft voorgedaan" (de externe betrouwbaarheid).
Op de terechtzitting d.d. 7 maart 2023 heeft de verdachte ten overstaan van het hof verklaard dat hij alle gesprekken in het Farsi heeft beluisterd en dat er naast de toen nieuwe vertalingen van een zestal gesprekken nog andere vertalingen waren die niet klopten. De verdachte heeft door tussenkomst van de raadsman te kennen gegeven welke passages er volgens hem niet kloppen en opnieuw vertaald zouden moeten worden. Deze 11 passages zijn vervolgens opnieuw vertaald. Van deze 11 opnieuw vertaalde gesprekken heeft de raadsman bij pleidooi 5 vertalingen besproken die niet zouden kloppen met de vertalingen in het dossier. Op de rest heeft de raadsman geen aanmerkingen, hetgeen ook blijkt uit de door de raadsman overgelegde stukken waaruit volgt dat de nieuwe vertalingen van de tapgesprekken 9263 en 8357 overeenkomen met de vertalingen in het dossier.
Het hof is van oordeel dat er altijd verschillen zullen optreden in vertalingen als die door verschillende tolken worden gemaakt. Het hof heeft deze expliciet betwiste gesprekken in detail bestudeerd en komt tot de conclusie dat de strekking van de door de verdediging overgelegde vertalingen wel degelijk overeenkomt met de strekking van de vertalingen die al in het dossier zitten. Daarbij merkt het hof op dat de weergaven van de tapgesprekken die in het dossier zitten niet de vertalingen van het complete gesprek tussen de gespreksdeelnemers betreft, maar alleen de vertaling van de relevante onderdelen, waardoor het gesprek zakelijk is weergegeven. Hiermee is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat aan de interne betrouwbaarheid van de vertalingen van de tapgesprekken moet worden betwijfeld.
Ten aanzien van de externe betrouwbaarheid is het hof van oordeel dat de zich in het dossier bevindende tapgesprekken op onderdelen worden ondersteund door het overige bewijsmateriaal in deze zaak, te weten de gehoren van de vreemdelingen met daarin het asielverhaal, de door de verdachte gemaakte tijdlijnen, de ondertekende contracten tussen de verdachte en de vreemdelingen en de aan de vreemdelingen overgeleverde notities over het christendom en homoseksualiteit en de overige door de verdachte gegeven instructies zoals de instructies om zich te laten dopen en om naar een homobar te gaan. Dit alles in combinatie met het door de verdachte herhaaldelijk en uitgebreid oefenen van het asielverhaal waarbij hij zelf kritische kanttekeningen heeft gemaakt zoals dat bepaalde vreemdelingen niet eens het verschil weten tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Ook bevinden zich van enkele vreemdelingen dan wel van getuigen verklaringen in het dossier die de inhoud van de tapgesprekken in voor de verdachte bezwarende zin ondersteunen.
Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging strekkende tot bewijsuitsluiting van tapgesprekken.
De raadsman heeft verzocht om de verklaringen van de vreemdelingen bij de KMAR uit te sluiten van het bewijs nu deze naar het oordeel van de verdediging onder druk zijn afgelegd.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Van ongeoorloofde druk bij het afleggen van de getuigenverklaringen door de vreemdelingen is het hof niet gebleken. De vreemdelingen zijn in voorkomende gevallen geconfronteerd met tapgesprekken of opnamen van memorecorders waaruit mogelijk een andere versie van de werkelijkheid naar voren zou kunnen komen dan uit het asielverhaal van de vreemdeling. Het is in een dergelijk geval de taak van de opsporingsambtenaar de ondervraagde daarmee te confronteren en daarover door te vragen. Dit mag uiteraard niet op een wijze die de ondervraagde onder een ontoelaatbare druk zet. De raadsman heeft bij pleidooi ter onderbouwing van zijn stelling op dit punt twee specifieke gevallen genoemd waaruit deze ontoelaatbare druk zou zijn gebleken namelijk in de verhoren van [vreemdeling 9] en [vreemdeling 4] . In beide gevallen zijn de vreemdelingen gehoord door de KMAR en zijn ze geconfronteerd met tapgesprekken waaruit de KMAR een andere interpretatie van de feitelijke gebeurtenissen haalde dan de vreemdeling in kwestie. Naderhand zijn de vreemdelingen nog gehoord door de raadsheer-commissaris waar ze uiteen hebben kunnen zetten hoe zij het verhoor bij de KMAR hebben ervaren, maar ook de feiten hebben kunnen toelichten. Het hof heeft kunnen vaststellen dat de beide vreemdelingen de verhoren niet leuk hebben gevonden, maar het hof heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van een ontoelaatbare druk. Voor ontoelaatbare druk bij andere in dit omvangrijke dossier gehoorde vreemdelingen, heeft de verdediging geen nadere onderbouwing gegeven. Evenmin is het hof ambtshalve van een dergelijke ontoelaatbare druk gebleken.
Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat de verklaringen bij de KMAR uitgesloten moeten worden van het bewijs.
Artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring ingevolge artikel 197a, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte een ander behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland (lid 1) en dat de verdachte uit winstbejag een ander behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is (lid 2).
Naar vaste rechtspraak dient het bestanddeel ‘behulpzaam bij’ in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht in overeenkomstige zin te worden uitgelegd als in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht, waarin medeplichtigheid in algemene zin strafbaar is gesteld. Daarbij gaat het er onder meer om of de verdachte het verblijf van de vreemdeling in Nederland op enigerlei heeft bevorderd of gemakkelijk gemaakt. In lijn met het doel en de strekking van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht, te weten het tegengaan van mensensmokkel wordt naar algemeen spraakgebruik onder ‘het verblijven in Nederland’ bedoeld ‘het zich ophouden in Nederland. [6] Deze behulpzaamheid is naar bestendige jurisprudentie strafbaar zodra daardoor de mogelijkheden tot wederrechtelijk verblijf worden verruimd. [7] Het begrip ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht dient gelet op de wetsgeschiedenis uitgelegd te worden als ‘zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid’ verblijven in Nederland. [8] In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, is bepaald in de Vreemdelingenwet 2000.
Wederrechtelijk verblijf
Het hof staat allereerst voor de vraag of de vreemdelingen rechtmatig in Nederland verbleven. Ingevolge artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 verblijft een vreemdeling rechtmatig in Nederland indien de vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd heeft verkregen, dan wel een gemeenschapsonderdaan is van de Europese Unie dan wel in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
Alle in de tenlastelegging genoemde vreemdelingen hadden op het moment van binnenkomst in Nederland ofwel de Iraanse ofwel de Irakese nationaliteit. Uit de verordening (EU) 2018/1806 van het Europees parlement en de raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld is op te maken welke vreemdelingen voorafgaande aan het inreizen in de Europese Unie, waaronder Nederland, een visum moeten verkrijgen. Hieruit is af te leiden dat onderdanen uit Iran en Irak een visum nodig hebben om de binnengrenzen van Europa te betreden.
Uit het dossier is gebleken dat de vreemdelingen op een toeristenvisum, een ander reisvisum of zonder visum Nederland hebben betreden. Voor degenen die geen visum hebben aangevraagd geldt dat zij ten tijde van het overschrijden van de binnengrenzen wederrechtelijk in Nederland verbleven. Ten aanzien van de vreemdelingen met een visum geldt in beginsel dat zij legaal in Nederland verbleven en er dus geen sprake is van wederrechtelijk verblijf. Indien echter blijkt dat de vreemdeling voorafgaande aan de aanvraag van het visum al van plan was om asiel in Nederland aan te vragen en na het verlopen van het visum niet meer terugkeert naar het land van herkomst, maakt dit dat de inreis in en de doorreis door Nederland als wederrechtelijk moeten worden aangemerkt. [9]
Het gaat er dus om of de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de vreemdelingen die hij ‘geholpen’ heeft wederrechtelijk in Nederland waren. Gelet op het feit dat de verdachte als juridisch adviseur werkte en zich daarbij voorstond op zijn kennis van het migratie- en asielrecht, is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de bij hem komende vreemdelingen een verzwaarde onderzoeksplicht had om te achterhalen of de vreemdelingen wederrechtelijk in Nederland verbleven. Daar valt naar het oordeel van het hof ook onder dat de verdachte in casu moest onderzoeken of de vreemdeling de tijdelijke verblijfstitel op oneigenlijke gronden had verkregen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in een aantal, hieronder nader te noemen gevallen, op de hoogte was van het feit dat de vreemdeling geen visum had. In andere gevallen heeft de verdachte voorafgaande aan het inreizen contact gehad met de vreemdeling waardoor hij wist dat het komende verblijf wederrechtelijk zou zijn, nu de vreemdeling geen enkele intentie had om terug te keren naar het land van herkomst en daarom het toeristenvisum op oneigenlijke gronden is verkregen. In een aantal gevallen heeft de verdachte de vreemdeling middellijk of onmiddellijk geadviseerd eerst op een toeristenvisum naar Nederland te komen en dan bij hem te komen om het asielverhaal te gaan voorbereiden. Tevens is de verdachte berekenend te werk gegaan door zich ervan te vergewissen tot wanneer het visum zou lopen en heeft de verdachte ervoor gezorgd dat de vreemdeling zich vlak voor het einde van de duur van een visum is gaan melden bij een aanmeldcentrum. De verdachte was in alle gevallen zonder meer op de hoogte van het gegeven dat de vreemdeling, met of zonder visum, geen enkele intentie had om terug te gaan naar het land van herkomst. Dienaangaande wist de verdachte of had hij ernstige redenen om te vermoeden, gelet op zijn juridische kennis, dat alle in de tenlastelegging genoemde vreemdelingen om die reden wederrechtelijk in Nederland waren.
Op het punt van de wederrechtelijkheid van het verblijf heeft de verdediging tot slot het verweer gevoerd dat er geen sprake kan zijn van wederrechtelijk verblijf omdat er nog geen onherroepelijke uitspraak is over de asielstatus. Dit verweer verwerpt het hof. Het feit dat de vreemdelingen na het aanvragen van asiel in afwachting van de beslissing hierop rechtmatig in Nederland verblijven ingevolge artikel 8 van het Vreemdelingenbesluit 2000, maakt niet dat de wederrechtelijkheid van de toegang of het verblijf van vóór de aanvraag tot asiel daarmee komt te vervallen. [10]
Onverwijld melden
Met betrekking tot het verweer dat een vreemdeling zich na aankomst in Nederland niet onverwijld hoeft te melden omdat hij of zij recht heeft op het voorbereiden van het asielgehoor, overweegt het hof als volgt.
Indien een vreemdeling asiel zoekt in Nederland dient de vreemdeling zich ingevolge artikel 3.108c van het Vreemdelingenbesluit 2000 onverwijld te melden bij een aanmeldcentrum op Schiphol (per vliegtuig of boot) of in Ter Apel (over land). Op dat moment gaat de vreemdeling naar de IND voor een voorregistratie. Binnen een aantal maanden na de aanmelding krijgt de vreemdeling een uitnodiging voor een aanmeldgehoor. Daarna krijgt de vreemdeling rust- en voorbereidingstijd (RVT) waar hij/zij zich kan voorbereiden op de Algemene Asielprocedure (AA). Gedurende die tijd krijgt de vreemdeling voorlichting over de asielprocedure en helpt een advocaat met de voorbereiding van het gesprek met de IND over het asielverhaal. Daarna zal de vreemdeling een nader gehoor krijgen bij de IND.
Het niet onverwijld melden van de vreemdeling kan afbreuk doen aan de gestelde noodzaak tot internationale bescherming. [11] Temeer als de vreemdeling stelt dat hij bescherming nodig heeft omdat hij of zij moet vrezen voor de autoriteiten in het thuisland. Het ligt dan ook voor de hand dat de vreemdeling meteen bescherming zoekt in Nederland door zich onverwijld te melden bij een van de aanmeldcentra.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof het verweer van de verdediging dat de vreemdeling zich niet onverwijld hoeft te melden. Het hof verwerpt ook het verweer van de verdediging dat de handelingen van de verdachte enkel hebben plaatsgevonden gedurende de RVT, nu ingevolge het bovenstaande de RVT pas aanvangt nadat een aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden en de aanleiding voor de asielaanvraag ruim voor deze periode is ontstaan.
Daar komt naar het oordeel van het hof bij dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het zich niet onverwijld melden van de vreemdeling. Zo heeft de verdachte in de gevallen waarbij de vreemdeling een visum had aan hem of haar gevraagd tot wanneer het visum geldig was, zodat hij genoeg tijd had om de vreemdeling voor te bereiden. Pas na het voorbereiden heeft de verdachte de vreemdeling geadviseerd zich te melden bij een aanmeldcentrum. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte daarmee willens en wetens de vreemdeling verkeerd geadviseerd en heeft hij in strijd met het Vreemdelingbesluit 2000 gehandeld.
Advies bij het ordenen van het asielverhaal of in strijd met de waarheid (onderdelen van) een verhaal verzinnen?
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte enkel van zijn rol als adviseur gebruik heeft gemaakt. Daartoe heeft de verdediging bepleit dat het helpen van een vreemdeling met zijn verhaal niet maakt dat het asielverhaal vals is. De verdachte heeft naar het oordeel van de verdediging enkel geholpen met het op een rijtje krijgen van de gebeurtenissen en het geven van aanwijzingen, hetgeen bij de rol van een advocaat in de asielprocedure past. Het hof zal hieronder per feit vaststellen welke van de tenlastegelegde handelingen bewezen worden verklaard of niet. Daarbij weegt het hof de vraag of de asielverhalen in kwestie vanuit de vreemdelingen zelf op tafel zijn gelegd of dat deze zijn aangereikt door de verdachte met een bijbehorend pakket aan diensten dat ervoor moesten zorgen dat de verhalen goed ingeprent zouden worden en zouden leiden tot het gewenste resultaat, namelijk een verblijfsvergunning op grond van het recht op asiel. Een dergelijk asielverhaal dient, uit de aard der zaak, op waarheid te berusten. Een juridisch adviseur, zoals de verdachte zich noemde, mag de vreemdeling helpen met het structureren van het verhaal en mag helpen om de stukken ter onderbouwing van het verhaal te achterhalen.
Een juridisch adviseur mag niet het verhaal, althans onderdelen daarvan, aandikken of compleet verzinnen. Het hof deelt de conclusie van de verdediging dat onder ‘onderbouwen’ ook aandikken’ mag worden verstaan, niet. Aandikken is naar het oordeel van het hof feiten erbij verzinnen of overdrijven om het verhaal kansrijker te maken en dit is per definitie niet toegestaan.
Uit het dossier leidt het hof af dat de verdachte eigenaar was van het rechtskundig adviesbureau [adviesbureau] gevestigd te Eindhoven. De verdachte is adviseur in het immigratierecht. Tevens volgt uit het onderzoek dat de verdachte meerdere contracten heeft afgesloten met de in de tenlastelegging genoemde vreemdelingen waarbij de vreemdelingen bedragen tussen de € 2.000,- en € 7.000,- moesten betalen. Uit de contracten volgt dat de verdachte hulp en begeleiding biedt bij de ordening van de hoofdlijn van de asielaanvraag, alsmede hulp bij ordening van de chronologie en de reden van het asielverzoek. Daarbij heeft de verdachte in vele gevallen de garantie gegeven dat de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel zouden verkrijgen.
Het hof stelt op grond van het dossier vast dat het bedrijfsmodel van de verdachte was ingericht op het tegen betaling van een bepaald bedrag (veelal duizenden euro’s) per zogenoemde ‘case’, geven van een garantie dat de vreemdeling de gevraagde verblijfsvergunning asiel zou verkrijgen. De verdachte leverde deze garantie veelal op voorhand zonder daarbij op de hoogte te zijn van het feitelijke asielverhaal van de vreemdeling. Het is naar het oordeel van het hof onmogelijk om dit te bereiken zonder dat daarbij de waarheid in voorkomend geval geweld wordt aangedaan.
Dit blijkt ook uit het feit dat in alle contracten een verplichting voor de vreemdelingen is opgenomen die inhoudt dat zij alle aanwijzingen van het bedrijf moeten opvolgen en dat zij niet zomaar zonder overleg met het bedrijf anders mogen verklaren dan is besproken. Zo staat er in het contract het volgende ‘
continu medewerking verlenen aan de verzoeker en het geven van alle documenten die betrekking hebben op het dossier van het asielverzoek aan het bedrijf; het uitvoeren van suggesties en begeleiding door het bedrijf is een noodzakelijke en belangrijke voorwaarde voor het succes van dit dossier’ en ‘als de verzoeker onafhankelijk en zonder overleg met ons en buiten de afgesproken kaders tijdens de asielprocedure handelt of iets zegt zonder overleg of vragen naar onze mening in zijn/haar interview wordt dit gezien als het vernietigen van de verplichtingen en het bedrijf heeft het recht om uit zelfbescherming voor de volgende diensten nieuwe kosten in rekening (te) brengen.’.
Het hof is voorts gebleken dat de verdachte op zoek is gegaan naar andere mogelijkheden om een sluitend verhaal te kunnen maken, waarbij hij eraan refereert dat sommige vreemdelingen principieel niet in staat zijn te vertellen dat ze bekeerd zijn tot het christendom. Hij maakt daarbij gebruik van het feit dat het beleid van de IND is veranderd en dat er enkel geloofsafval hoeft te worden aangeleverd.
Het hof heeft vastgesteld dat er cases zijn waarbij de verdachte van het ene naar het andere verhaal overgaat, als het ene niet heeft gewerkt, wordt vervolgens het andere geprobeerd.
Tot slot stelt het hof vast dat in de meeste gevallen de vreemdelingen bij de IND vertellen dat ze eigenlijk niet van plan waren om asiel te vragen maar dat er tijdens hun verblijf in Nederland “iets” is voorgevallen in Iran waardoor ze niet meer terug konden. Deze modus operandi is kenmerkend voor de verdachte. Het zijn allemaal evenzoveel bewijsmiddelen die ondersteunen dat het de verdachte in het geheel niet om het echte vluchtelingenverhaal is te doen, maar enkel om een goede case om de begeerde verblijfstitel binnen te kunnen halen.
Uit winstbejag
Ten aanzien van alle feiten overweegt het hof voor wat betreft het bestanddeel winstbejag als volgt.
Ingevolge de wetsgeschiedenis omvat het begrip winstbejag ‘teneinde rechtstreeks of onrechtstreeks, een financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen’. [12] Ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad is van winstbejag sprake ‘indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald’. [13]
De verdachte had een juridisch advieskantoor in Eindhoven waar hij tegen betaling de vreemdelingen ‘adviseerde’ over de asielprocedure. Veel van de vreemdelingen dachten dat de verdachte een advocaat was die hen kon helpen met de asielaanvraag. Als de verdachte de zaak van de vreemdeling aannam liet de verdachte de vreemdelingen, zoals genoemd in 8 van de 9 tenlastegelegde feiten, een contract ondertekenen. In de contracten werd een bedrag afgesproken voor de hulp van de verdachte, deze bedragen varieerden tussen de
€ 2.000,- en € 9.000,-. In de zaak van [vreemdeling 10] (
feit 6)hanteerde de verdachte een uurtarief van € 100,- per uur. Uit de administratie van de verdachte, in de vorm van kwitanties, is af te leiden dat de vreemdelingen na het afsluiten van het contract een deel contant betaalden. Een ander deel werd weer betaald via de bankrekening van de verdachte. In alle gevallen hebben de vreemdelingen de verdachte betaald voor zijn handelingen. Dit maakt naar het oordeel van het hof genoegzaam duidelijk dat de verdachte handelde uit winstbejag. Dat volgens de verdachte niet het gehele contractbedrag is betaald is hierbij niet van belang. Het handelen van de verdachte was namelijk gericht op betaling en dus op verrijking.
Start onderzoek
Op 2 februari 2017 is een melding van een tolk binnengekomen. Deze tolk was aanwezig geweest bij een verhoor van een verdachte die was aangehouden wegens het bezit van een vals document. Tijdens dit verhoor gaf de tolk te kennen dat hij, op basis van de afgelegde verklaring, iets herkende wat hem bekend voorkwam en wat hij vaker had gehoord bij Iraanse vreemdelingen. De tolk had informatie aangaande een persoon welke valse documenten regelde voor Iraanse asielzoekers. Deze persoon is volgens hem genaamd de [alias 2] . Een internet zoekopdracht naar [alias 2] leidde naar het advieskantoor [adviesbureau] . Vergelijkingsonderzoek naar de foto van de persoon [alias 2] leverde op dat deze persoon dezelfde is als de verdachte [verdachte] .
Naar aanleiding van de melding van de tolk is de verdachte bevraagd in het politie-informatiesysteem. Hieruit bleek dat op 24 november 2015 een Iraanse vreemdeling heeft verklaard over een advocaat [alias 2] die vaker asielzoekers helpt. Voorts is op 28 april 2016 een MMA-melding binnengekomen aangaande mensensmokkel waarbij het bedrijf [adviesbureau] wordt genoemd alsmede de namen [naam 1] en [verdachte] . In deze melding staat dat ze zich bezighouden met mensensmokkel en dat ze 100% garantie geven op het regelen van een verblijfsstatus voor de asielzoekers. Deze asielzoekers moeten hier flink voor betalen. Verder bleek [verdachte] voor te komen in een mensensmokkelonderzoek uit 2012 op Schiphol. Naar aanleiding van het vorenstaande is er het onderzoek Ambrose opgestart waarbij onderzoek is gedaan naar mensensmokkel door de verdachte.
Bewijsoverwegingen voor feit 1: [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2]
Op 1 oktober 2017 zijn [vreemdeling 2] en [vreemdeling 1] op Schiphol aangekomen. De vreemdelingen zijn Nederland binnengekomen op een toeristenvisum waarvoor de broer van [vreemdeling 1] garant stond. Zij hebben zich op 24 oktober 2017 aangemeld bij het aanmeldcentrum in Budel.
Zowel [vreemdeling 2] als [vreemdeling 1] zijn niet gehoord. Zij hebben een verhoor door de KMAR geweigerd en de raadsheer-commissaris heeft ze niet kunnen horen nu beiden gerapporteerd staan als ‘geëmigreerd’ naar Iran. Nu er vanuit Nederland geen rechtshulpverzoek uitgaat naar Iran bij personen die in Nederland asiel hebben aangevraagd, hebben zij niet als getuige kunnen verklaren. Naar het oordeel van het hof is dit echter geen beletsel nu buiten hun eventuele verklaringen genoeg wettig en overtuigend bewijs is voor de verweten handelingen.
Bij de IND heeft [vreemdeling 1] verklaard dat hij zich afkeert van de islam en zich aangetrokken voelt tot het christendom. Daarbij heeft hij een droom gehad die hem heeft doen beseffen dat hij christen is. [vreemdeling 1] is naar eigen zeggen naar Nederland gekomen om gedoopt te worden. Hij is op 19 oktober 2017 gedoopt. [vreemdeling 2] verklaart overeenkomstig als haar partner.
Naar het oordeel van het hof is er in casu sprake van wederrechtelijk verblijf nu het toeristenvisum op oneigenlijke gronden is afgegeven. Gelet op het feit dat de eerste afspraak met de verdachte plaatsvond op 2 oktober 2017, één dag na de aankomst in Nederland, en er ook gelijk op die dag een contract is getekend, stond het vanaf dat moment vast dat beiden geen enkele intentie hebben gehad om terug te keren naar het land van herkomst. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte op 14 augustus 2017 al een gesprek heeft gehad met [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] . Daarnaast is niet gebleken dat zij activiteiten hebben uitgevoerd die passen bij het verkregen toeristenvisum.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] wederrechtelijk in Nederland waren.
Daar komt nog bij dat de verdachte zelf heeft verklaard dat hij met [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] heeft besproken wanneer ze zich moesten melden. Uit het gemaakte schema volgt dat op 20 oktober 2017 een interview volgt ter voorbereiding van het aanmelden. Het valt daarbij in het bijzonder op dat ze zich vervolgens 4 dagen later hebben gemeld bij een aanmeldcentrum. Het was dus verdachte die bepaalde wanneer ze zich beiden moesten melden bij een aanmeldcentrum om asiel aan te vragen en dus verhinderde de verdachte dat de vreemdelingen zich onverwijld zouden melden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het getekende contract ten uitvoer is gelegd. Zo zijn er bij de verdachte op kantoor kwitanties gevonden ten bedrage van € 4.000,- en € 2.000,- het geen maakt dat de verdachte zich geldelijk heeft verrijkt.
Verder blijkt uit de tapgesprekken dat de verdachte geheel of gedeeltelijke fictieve vluchtverhalen en/of asielmotieven heeft verstrekt. Uit tapgesprek 3268 van 11 oktober 2017 volgt dat de verdachte aan [vreemdeling 1] het nummer van [naam 2] (in de uitwerking fonetisch opgeschreven) heeft gegeven met betrekking tot het dopen van [vreemdeling 1] . Uiteindelijk is [vreemdeling 1] op 17 oktober 2017, en dus ná het tekenen van het contract hierover met de verdachte, door pastoor [naam 3] gedoopt. Nog daargelaten of het asielverhaal van [vreemdeling 1] met betrekking tot de bekering tot het christendom waar is, stelt het hof gelet op het voorgaande vast dat de verklaring van [vreemdeling 1] , te weten dat hij naar Nederland is gekomen om gedoopt te worden, (deels) onwaar is.
Uit de tapgesprekken 2072, 5346, 6649, 8098 blijkt dat het de verdachte is die bepaalt welke vragen de vreemdelingen wel of niet mogen beantwoorden, dan wel welke ze naar waarheid kunnen beantwoorden. De verdachte heeft met de vreemdelingen geoefend. Hij zegt in de gesprekken dat hij ze precies zal vertellen hoe ze bepaalde dingen moeten verklaren en dat ze nog aan bepaalde dingen moeten werken. Ook is gebleken dat de verdachte de vreemdelingen notities heeft meegegeven die ze moesten instuderen.
Resumerend concludeert het hof dat de verdachte, door dit alles te doen, de vreemdelingen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland door hen daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 2: [vreemdeling 3]
Op 5 oktober 2017 is [vreemdeling 3] op Schiphol aangekomen. Voor zijn binnenkomst in Nederland heeft hij een visum aangevraagd met als doel familiebezoek. Hij heeft zich een maand later, op 4 november 2017 aangemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Bij de gehoren bij de IND heeft [vreemdeling 3] verklaard dat hij zich afkeert van de islam en dat hij bekeerd is tot het christendom.
Uit tapgesprek 3208, een gesprek van 11 oktober 2017 tussen de moeder van [vreemdeling 3] , te weten [getuige] , en de verdachte, blijkt dat de verdachte haar garantie geeft voor het verkrijgen van een status door haar zoon, voordat de verdachte überhaupt weet wat het asielverhaal van [vreemdeling 3] is.
[vreemdeling 3] heeft op 18 oktober 2017 het contract getekend voor een bedrag van € 4.000,-. Uit de agenda van de verdachte blijkt dat [vreemdeling 3] vanaf 23 oktober 2017 meermaals een afspraak heeft gehad met de verdachte. Er zijn twee kwitanties op naam van [vreemdeling 3] aangetroffen in de administratie van de verdachte voor de bedragen van € 800,- en € 2.000,-. Ook zijn op de rekening van de verdachte door [naam 4] ten behoeve van [vreemdeling 3] bedragen overgemaakt van € 1.000,- en € 200,-. Gelet hierop het vorenstaande gaat het hof ervan uit dat het contract ten uitvoer is gelegd.
De moeder van [vreemdeling 3] , [getuige] , is ook als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar heeft beloofd dat hij voor 100% een vaste status voor haar zoon [vreemdeling 3] kon regelen. Het asielverhaal is door de verdachte aangedragen. Haar zoon is volgens haar niet bekeerd tot het christendom maar hij moest dit zeggen van de verdachte. De verdachte schreef volgens [getuige] een case voor haar zoon en oefende deze vervolgens met hem. [vreemdeling 3] heeft erkend dat hij met de verdachte heeft geoefend.
Dit alles blijkt ook uit een chatgesprek tussen [vreemdeling 3] en de verdachte waarin de verdachte aangeeft op welke delen hij zich wel en niet moet focussen en welke delen hij weg moet laten. Op de telefoon van [vreemdeling 3] zijn tevens memo’s aangetroffen waarin de verdachte hem duidelijke instructies geeft over wat hij moet antwoorden. Zo zegt de verdachte onder andere ‘
nee het is helemaal niet nodig om het boek te noemen. Jij zegt gewoon zoiets bijvoorbeeld dat op basis van jouw eigen bevindingen ben jij tot de conclusie gekomen dat koran een onvolmaakte kopie is van de Thora’en
‘Nee lieve [vreemdeling 3] , de kritiek over de islam moet niet vanuit deze invalshoek komen. Tijdens het gesprek dat wij bij elkaar komen zal ik meer en uitgebreider uitleg geven. Maar ik zei dat de invalshoek van de kritiek naar uw islam moet het bekritiseren van Allah, Koran en Mohammad zijn’ en ‘
Hallo lieve [vreemdeling 3] , kijk! een bezwaar tegen uw ... ding ... is dat u de discussie erg letterlijk en zelfs zin bij zin leest in plaats van inhoudelijk te weten wat het onderwerp is.’ Tot slot blijkt uit de tapgesprekken dat de verdachte nog met [vreemdeling 3] zal gaan spreken over wat hij moet zeggen over ‘de droom’.
Het hof acht de verklaring van de moeder van [vreemdeling 3] , [getuige] , geloofwaardig nu haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
In tapgesprek 5822 van 25 oktober 2017 bespreekt de verdachte met [getuige] wanneer [vreemdeling 3] zich kan gaan melden bij de IND. Volgens de verdachte is [vreemdeling 3] op 1 november klaar en kan hij zich op de 3e gaan melden. [vreemdeling 3] heeft zich uiteindelijk op 4 november 2017 gemeld. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof onomstotelijk dat de verdachte heeft bepaald wanneer [vreemdeling 3] klaar zou zijn voor het gehoor bij de IND en zich kon gaan aanmelden. Al die tijd daarvoor heeft de verdachte geoefend met [vreemdeling 3] en hem inlichtingen gegeven en een verzonnen asielverhaal gegeven.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdeling door hem daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 3: [vreemdeling 4]
Op 1 oktober 2017 is [vreemdeling 4] op Schiphol aangekomen. Voor haar binnenkomst in Nederland heeft zij een visum aangevraagd met als doel bezoek aan familie en vrienden. Zij heeft zich op 19 oktober 2017 aangemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel.
[vreemdeling 4] is volgens de verdachte 2 of 3 dagen na haar aankomst in Nederland bij de verdachte gekomen voor een asielaanvraag. De verdachte heeft haar informatie gegeven over het Oude en het Nieuwe Testament. Voorts heeft hij verklaard dat het klopt dat hij het verhaal van [vreemdeling 4] op sommige punten heeft aangedikt. Ook [vreemdeling 4] zelf en haar oom, [naam 5] , verklaren dat de verdachte het asielverhaal heeft aangedikt en op sommige punten heeft verzonnen, maar dat het wel het verhaal van [vreemdeling 4] zelf is.
Het hof volgt deze lezing echter niet.
Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat [vreemdeling 4] op 2 oktober 2017, één dag na aankomst in Nederland bij de verdachte is gekomen voor hulp bij haar asielaanvraag. Op die dag is ook het contract getekend. Echter is er voor haar aankomst in Nederland al contact met de verdachte geweest. Dit leidt het hof af uit een sms-bericht van 1 oktober 2017 (nummer 1920). Er staat in dat bericht ‘
Hallo, ik ben [vreemdeling 4] , ik ben vandaag aangekomen in Eindhoven. Ik ga naar [naam hotel] . Zijn 2 nachten genoeg? Of meer?’.
Daarnaast blijkt dat de verdachte intensief met [vreemdeling 4] bezig is geweest om haar verhaal te oefenen, om haar notities mee te geven over de islam en het christendom en dat hij op 3 oktober 2017 verwacht dat ze over twee weken klaar is voor het interview. Alleen constateert hij dat ze het niet serieus genoeg neemt, dat ze ervoor moet gaan zitten en de door hem gegeven notities uit het hoofd moet gaan leren. Dit strookt niet met een asielzoekster die een authentiek verhaal te vertellen heeft wat enkel in een bepaalde vorm hoeft te worden gegoten of moet worden gestructureerd. Dit is intensieve instructie van zaken waar de asielzoekster in dit specifieke geval vanuit zichzelf geen enkel idee van of over heeft. Bij een authentiek bekeringsverhaal heeft iemand geen notities nodig die uit het hoofd geleerd moeten worden. Tot slot heeft de verdachte net als in andere zaken, gegarandeerd dat [vreemdeling 4] een status zal gaan krijgen. De verdachte heeft daarover gezegd: ‘
ik geef garantie voor een status, maar weet niet wanneer. Ik zal haar goed voorbereiden zodat zij zeker een status krijgt’. Hierbij lijkt in het geheel niet ter zake te doen wat het onderliggend verhaal daarvoor zou moeten zijn. De verdachte garandeert het en geeft die garantie op basis van zijn eigen goede voorbereiding van de asielzoekster.
Ook na de aanmelding van [vreemdeling 4] bij het aanmeldcentrum is de verdachte actief geweest met het geven van instructies. Hij vertelt aan de oom van [vreemdeling 4] in een gesprek van 4 december 2017 (tapgesprek 12271) welk antwoord [vreemdeling 4] moet gaan geven op vragen. In dit gesprek spreekt de verdachte ook over een droom die [vreemdeling 4] ‘moet’ gaan hebben. In het dossier zit voor deze zaak, evenals in alle andere zaken, een tijdlijn die afkomstig is uit de administratie van de verdachte. Deze is als bewijsmiddel 50 opgenomen bij dit arrest. Uit die door de verdachte opgestelde tijdlijn leidt het hof af dat het de verdachte was die bepaalde wanneer [vreemdeling 4] klaar was om asiel aan te vragen. Dit is ook geschied conform de notities die in deze tijdlijn zijn terug te vinden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het door de verdachte en [vreemdeling 4] getekende contract ten uitvoer is gelegd. Zo zijn er op de rekening van de verdachte bedragen van € 2.000,- , € 500,- en € 200,- overgemaakt onder de noemer [vreemdeling 4] of [vreemdeling 4] . Tevens zijn er in het kantoor van de verdachte kwitanties aangetroffen. De verdachte heeft zelf bij de KMAR verklaard dat het gehele bedrag is betaald.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdelinge door haar daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 4: [vreemdeling 5] , [vreemdeling 6] , [vreemdeling 7] en [vreemdeling 8]
Op 1 november 2017 zijn [vreemdeling 5] , [vreemdeling 6] , [vreemdeling 7] en [vreemdeling 8] op Schiphol aangekomen. Voor hun binnenkomst in Nederland hebben zij een toeristenvisum aangevraagd. Uiteindelijk hebben zij zich op 14 december 2017 aangemeld bij het aanmeldcentrum.
Contactpersoon in deze zaak voor de verdachte was [naam 6] . Hij is de broer van twee van de vreemdelingen die beiden met hun partner naar Nederland willen komen en daar, zo blijkt uit de tapgesprekken, willen blijven. De verdachte bespreekt de bedragen die voor het toekennen van de status en na het toekennen van de status moeten worden betaald. Uit deze gesprekken leidt het hof af dat de verdachte voorafgaande aan de aankomst in Nederland wist dat voornoemde vreemdelingen asiel wilden aanvragen. De verdachte heeft ze alle vier laten inreizen op een visum terwijl hij wist dat het visum op oneigenlijke gronden was verkregen nu het doel van het verblijf anders was dan het doel van het verkregen visum. De verdachte moest dan ook weten dat wanneer zij in Nederland aankwamen zij ondanks een visum wederrechtelijk in Nederland waren. In plaats van te adviseren om zich direct bij aankomst op Schiphol te melden dat ze asiel wilden aanvragen heeft de verdachte ervoor gezorgd dat ze direct bij hem op kantoor kwamen waar zij het contract hebben getekend, alsmede direct hebben betaald. Daarna heeft de verdachte met alle vier de verhalen geoefend en met [naam 6] besproken wanneer ze zich zouden moeten gaan melden bij het aanmeldcentrum. Zo bespreekt de verdachte op 30 november 2017 (tapgesprek 11732) met [naam 6] dat ze zich 1 of 2 dagen na de komst van de vader kunnen gaan melden. [naam 6] zou op 10 december 2017 terugkomen uit Iran en daarna zouden ze zich gaan melden. Alle vier de vreemdelingen hebben zich uiteindelijk op 14 december 2017 gemeld.
In dit dossier betreffende deze vreemdelingen is, net als in de meeste andere dossiers, een tijdschema in de administratie van de verdachte aangetroffen. Uit dit tijdschema volgt dat de verdachte vanaf 1 november 2017 bezig is geweest met het voorbereiden van de vreemdelingen op het gehoor bij de IND. Daarbij valt op dat bij fase twee in het tijdschema het volgende is opgenomen: ‘
evaluatie en vinden van echte/juiste feiten in Iran als ondersteuningsfeiten voor de case’en ‘
ordenen hoofdzaak van de case, bepaling wettelijke groeperingen die betrekking hebben op het asiel, combineren van de hoofdlijnen met echte factoren van de vluchtelingendefinitief’.De verdachte maakt dus een case en daarbij maakt hij gebruik van
echtefeiten die nodig zijn om de case te ondersteunen. Hieruit valt naar het oordeel van het hof af te leiden dat de vreemdelingen omtrent het asielrelaas niet geheel of helemaal niet naar waarheid hebben verklaard.
Dit blijkt ook uit de gesprekken die worden gevoerd over de vader van twee van de vreemdelingen en de contactpersoon in dit dossier die zou zijn “gehaald” waarna bij de gehoren bij de IND door alle vier wordt verklaard over hun vader die na een inval in de woning zou zijn meegenomen.
In deze specifieke zaak is door de vier vreemdelingen als reden voor hun asielverzoek religie opgegeven. Maar, hoewel het gaat om broer, zus, schoonzus en zwager, hebben ze alle vier een ander geloof opgegeven. Zo heeft [vreemdeling 5] verklaard dat zijn religie deïsme is, [vreemdeling 6] dat haar religie christelijk protestants is, [vreemdeling 7] dat hij agnostisch is en zijn vrouw [vreemdeling 8] zou een atheïst zijn. In de bewijsmiddelen die onder “algemeen” zijn opgenomen is een tapgesprek opgenomen van vóór de asielaanvragen in deze zaak maar zover te beoordelen niet ziend op deze specifieke casus, waarin de verdachte deze vier opties voor het opgeven van een religie bespreekt met zijn gesprekspartner. Kennelijk zitten deze in het repertoire van de verdachte. Het feit dat vier leden van dezelfde familie deze vier verschillende geloven opgeven waarover de verdachte eerder in een gesprek met een ander heeft gesproken, is een overeenkomst die het hof in dit verband niet kan negeren.
Uit de tapgesprekken blijkt tot slot nog dat de verdachte ook in deze zaak notities heeft meegegeven aan de vreemdelingen die zij moesten lezen en waarmee zij met de verdachte moesten oefenen.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdelingen door hen daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland nu hij reeds voordat de vreemdelingen in Nederland aanwezig was inlichtingen heeft verschaft over hoe te handelen bij binnenkomst in Nederland.
Bewijsoverwegingen voor feit 5: [vreemdeling 9]
is op 26 december 2016 van Milaan naar Düsseldorf gevlogen op een Italiaans toeristenvisum dat liep tot 17 januari 2017. Volgens haar bij de IND afgelegde verklaring is ze op 26 december 2016 door haar zus in Düsseldorf opgehaald en naar Nederland gebracht. Pas op 19 juli 2017 heeft ze in Nederland een asielaanvraag ingediend. Het hof leidt hieruit af dat [vreemdeling 9] in elk geval vanaf het moment dat haar Italiaanse toeristenvisum verliep op 17 januari 2017, wederrechtelijk in Nederland heeft verbleven. Deze informatie heeft de verdachte ook genoteerd in zijn notities. Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat [vreemdeling 9] wederrechtelijk in Nederland verbleef.
De verdachte heeft al op 12 januari 2017 contact gehad met [vreemdeling 9] . Zo blijkt uit een aangetroffen, op die dag opgemaakte notitie van verdachte dat hij op die dag al informatie had over haar persoonlijke leven. In dezelfde notitie is als aanmelddatum 20 juli 2017 genoemd. Deze datum komt nagenoeg overeen met de daadwerkelijke datum van aanmelding, te weten 19 juli 2017. Hieruit trekt het hof de conclusie dat het de verdachte was die de datum van aanmelding bij de IND voor [vreemdeling 9] heeft bepaald.
[vreemdeling 9] heeft met de verdachte een contract afgesloten voor een bedrag van € 4.000,-. Uit de op het kantoor van de verdachte aangetroffen kwitanties volgt dat [vreemdeling 9] op 1 maart 2017 een bedrag van € 2.500,- en op 26 april 2017 een bedrag van € 1.000,- heeft betaald. Het contract is dan ook (nagenoeg) geheel betaald en de verdachte heeft dus hier geldelijk gewin van gehad. Maar ook blijkt hieruit dat de verdachte ver voor de aanmelddatum bij de IND contact met [vreemdeling 9] had en afspraken met haar maakte over de asielprocedure.
[vreemdeling 9] is door de KMAR als getuige gehoord en zij heeft verklaard dat de verdachte haar inlichtingen heeft gegeven over Nederlandse feestdagen, evangeliseren en het Oude en het Nieuwe Testament. De verdachte heeft haar voorts gezegd dat ze het heilige boek moest lezen. Dat de verdachte [vreemdeling 9] instructies heeft gegeven en heeft voorbereid volgt ook uit de tapgesprekken. Zo heeft de verdachte op 5 oktober 2017 (tapgesprek 2464) tegen [naam 7] gezegd dat [vreemdeling 9] ‘
zich beter moet voorbereiden, als zij zo door gaat krijgt zij gelijk een afwijzing’.Verder heeft de verdachte gezegd dat hij met [vreemdeling 9] heeft gewerkt en dat ze na ongeveer 8 maanden nog steeds niet weet wat evangeliseren is, wat het Oude en Nieuwe Testament is en wat haar reden is van de afkeer van de islam. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte [vreemdeling 9] instructies heeft gegeven over wat ze moest verklaren en dat de verdachte deze dingen heeft verzonnen. Als het verhaal van [vreemdeling 9] helemaal de waarheid zou zijn, dan zou ze namelijk uit zichzelf wel weten waarop haar afkeer van de islam is gebaseerd. Tevens heeft de verdachte in een gesprek met [vreemdeling 9] d.d. 24 oktober 2017 (tapgesprek 5749) gezegd ‘
precies wat ik heb verteld; ik heb de koran niet gelezen maar op basis van islam is mijn kind van mij afgenomen, ik heb de koran niet gelezen maar op basis van islam kon mijn man mij verkrachten en dwong mij te gehoorzamen, ik heb de koran niet gelezen maar op basis daarvan heeft mijn moeder mij uitgehuwelijkt’.Uit dit gesprek leidt het hof af dat de verdachte de antwoorden die [vreemdeling 9] aan de IND moest geven, aan haar heeft gedicteerd.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdelinge door haar daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 6: [vreemdeling 10]
De verdachte heeft verklaard dat hij [vreemdeling 10] heeft geholpen, maar dat hij geen contract met haar heeft afgesloten. Bij [vreemdeling 10] rekende de verdachte een uurtarief van € 100,- per uur. Uit de agenda van de verdachte volgt dat [vreemdeling 10] vanaf 7 november 2017 afspraken heeft gehad met de verdachte. Voorts volgt uit de bankafschriften van de verdachte dat [vreemdeling 10] op 27 december 2017 aan de verdachte een bedrag heeft overgemaakt van € 200,-. Gelet hierop gaat het hof er dan ook van uit dat de verdachte [vreemdeling 10] tegen betaling heeft geholpen en hij zodoende geldelijk gewin heeft gehad.
De verdachte heeft verklaard dat [vreemdeling 10] wederrechtelijk in Nederland was. Voorts heeft hij erkend dat hij tegen [vreemdeling 10] heeft gezegd dat ze naar een homoclub moest gaan. Volgens de verdachte was het levensverhaal van [vreemdeling 10] niet voldoende. De verdachte heeft daartoe een aantal dingen zoals interviews en notities van andere homoseksuelen opgestuurd naar [vreemdeling 10] die ze moest doornemen.
Uit de tapgesprekken kan worden afgeleid dat [vreemdeling 10] het verhaal van de verdachte moest oefenen.
[vreemdeling 10] heeft zelf verklaard dat ze haar eigen verhaal heeft verteld maar dat de verdachte het verhaal heeft aangedikt. [naam 7] zegt iets soortgelijks als ze verklaart dat [vreemdeling 10] een kort verhaal had welke door de verdachte tot een lang verhaal is gemaakt.
Uit de tapgesprekken volgt tenslotte dat de verdachte ‘een case’ voor [vreemdeling 10] gaat schrijven dat die voor haar vertaald gaat worden, dat [vreemdeling 10] één keer naar een homoclub moet gaan om te zien hoe dat eruit ziet en dat er met [vreemdeling 10] moet worden geoefend op de notities. De verdachte zegt het letterlijk zo: ‘
Nee, zij moet eerst wat ik stuur lezen en weten en voorbereid zijn, daarna ga ik haar vragen daarover stellen. Maar zij moet het eerst weten, zij moet haar case weten, het is de tekst van haar interview, dat moet zij lezen en daarna oefen ik met haar.’
Het hof leidt uit het samenstel van bewijsmiddelen af dat de verdachte het asielverhaal voor [vreemdeling 10] minst genomen flink heeft aangedikt en daarmee in strijd met de waarheid heeft gehandeld.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdelinge door haar daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 7: [vreemdeling 11] , [vreemdeling 12] en [vreemdeling 13]
Op 6 juli 2017 zijn [vreemdeling 11] , [vreemdeling 12] en [vreemdeling 13] op Schiphol aangekomen. Voor binnenkomst in Nederland hebben zij allen een toeristenvisum voor kort verblijf aangevraagd. Uiteindelijk hebben zij zich op 6/7 augustus 2017 aangemeld bij het aanmeldcentrum.
Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat [vreemdeling 11] mede namens haar dochters op 24 juli 2017 een contract met de verdachte heeft afgesloten voor € 9.000,-. Dat dit contract ten uitvoer is gelegd volgt genoegzaam uit het contact tussen de verdachte en de vreemdelingen, uit de verklaringen van de vreemdelingen alsmede uit de gevonden kwitantie van 24 juli 2017 ten bedrage van € 6.000,-. Verder blijkt uit de agenda van de verdachte dat er vanaf 15 september 2017 meerdere afspraken zijn geweest met de familie.
Op 28 november 2017 heeft de verdachte een gesprek gevoerd met [vreemdeling 11] (tapgesprek 11394). Uit dit gesprek volgt dat [vreemdeling 12] tijdens het gehoor bij de IND een fout heeft gemaakt. De verdachte zegt hierin dat ze de datum van de bekering van [vreemdeling 12] naar een andere datum moeten zetten en dat zij dan door invloed van [vreemdeling 11] is bekeerd. De verdachte zegt dit in het gesprek ook nog tegen [vreemdeling 12] zelf en zegt daarbij ‘
jouw moeder en zus zijn al bekeerd, jij geloofde ook dat dat allemaal een wonder is geweest, maar al dat wonder heeft je later doen bekeren’.Na een aantal vragen van [vreemdeling 11] vraagt de verdachte of ze het gesprek kan opnemen en daarna geeft de verdachte de antwoorden die [vreemdeling 11] nodig heeft bij de IND.
Hieruit leidt het hof af dat de verdachte de familie welbewust in strijd met de waarheid antwoorden voorschotelt die ze moeten gebruiken bij de IND.
Niet alleen in dit gesprek heeft de verdachte dit gedaan maar ook een in sms-bericht aan [vreemdeling 11] , d.d. 26 november 2017, waarin ze vraagt wat ze als antwoord moet geven antwoordt de verdachte ‘
zij kunnen onze bekering niet verdragen en wijzen ons af.’Ook uit het gesprek van 30 november (tapgesprek 11775) volgt dat de verdachte een compleet antwoord voorschotelt aan [vreemdeling 11] :
‘Wij hebben het over gehad en gezegd dat u er een lange periode mee bezig was en dat u twijfels had, u heeft gebeden en u heeft gehuild, u twijfelde of god.. ik zei tegen u dat u tijdens het bidden moest denken en huilen of u het goed doet, of deze god een rechtvaardige god is, u heeft geleden, u had constant twijfels, u probeerde meer te gaan lezen en denken.’Verder geeft de verdachte in dit gesprek een kant en klare reden voor de afkeer van [vreemdeling 11] tegen de Islam. Hij zegt haar: ‘
U moet zeggen dat u op uw werk veel dingen zag en had veel vragen over. Dat bijvoorbeeld een meisje tijdens een hardloopwedstrijd hijab moest dragen. Terwijl zij juist licht gekleed moet zijn, u kunt zeggen dat een keer een meisje onwel is geworden, vanwege de warmte, het was in de zomer. Dat u er last van had dat de meisjes die willen sporten niet als een jongen vrij konden zijn.’ Ook voor de dochter van [vreemdeling 11] heeft de verdachte een passend antwoord gegeven: ‘
zij ook, dat zij door de islamitische regels beperkt waren in hun contacten in de maatschappij, dat zij geen vriendje mochten hebben, zij mochten eens niet mee praten, lachen, muziek luisteren en of dansen, dat wat erg tegenstrijdig met jullie leefstijl’.
De verdachte heeft bij de KMAR verklaard dat hij de familie stukken heeft meegegeven die onder andere zagen op de standaardvragen van de IND bij de aanmeldprocedure. Wanneer hem gevraagd wordt of hij niets aan het verhaal van de familie heeft toegevoegd, verklaart de verdachte dat hij misschien kleine dingen en onderdelen heeft toegevoegd.
[vreemdeling 11] is als getuige gehoord en zij heeft verklaard dat de verdachte haar stukken heeft aangeleverd om het verhaal sterker te maken. Zo komt de inval van het ministerie van inlichtingendienst bij de vader van haar dochters van de verdachte af en heeft ze hierover niet naar waarheid verklaard bij de IND. Verder heeft de verdachte haar stukken gegeven met informatie tegen de islam alsmede verzen van de koran die tegen vrouwen gericht waren.
[vreemdeling 12] is als getuige gehoord en zij heeft verklaard dat de verdachte de datum van de bekering precies voor iedereen had vastgesteld en dat hij dat antwoord voor hen had verzonnen om hen te helpen en omdat ze hem betaald hadden. De verdachte stelde vragen met betrekking tot het christelijk geloof en hij corrigeerde ze als ze het verkeerde antwoord gaven. Voorts gaf de verdachte ze notities die ze door moesten nemen. Deze werden mee naar huis genomen om uit het hoofd te leren. Het verhaal bij de IND is aangedikt en over sommige dingen hebben ze gelogen. Op basis van de notities van de verdachte heeft [vreemdeling 12] bij de IND antwoord gegeven.
[vreemdeling 13] is ook als getuige gehoord en zij heeft verklaard dat de verdachte voor de familie het verhaal op papier heeft gezet. Op bepaalde punten heeft hij de nadruk gelegd. De uiteindelijk bij de IND gegeven antwoorden waren geen echte antwoorden maar gewenste antwoorden. Ongeveer 60% van het verhaal is volgens [vreemdeling 13] verzonnen door de verdachte. Het verhaal over de inval was helemaal afkomstig van de verdachte.
Het hof concludeert dat in dit geval de verdachte het asielverhaal grotendeels in strijd met de waarheid heeft opgesteld voor de drie vrouwen en hen heeft geholpen dit in te prenten.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdelingen door hen daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 8: [vreemdeling 14]
heeft verklaard dat hij op 25 of 26 oktober 2015 in Turkije in een vrachtwagen is gesprongen welke hem rechtstreeks naar Nederland heeft gebracht. Daartoe heeft [vreemdeling 14] geen gebruik gemaakt van een visum. Hij heeft zich uiteindelijk op 2 november 2015 gemeld bij een aanmeldcentrum.
Het hof acht het niet aannemelijk geworden dat [vreemdeling 14] op 25 of 26 oktober 2015 met een vrachtwagen naar Nederland is gekomen nu het contract tussen de verdachte en [vreemdeling 14] op 10 september 2015 is getekend alsmede dat op 14 september 2015 een eerste betaling ten behoeve van [vreemdeling 14] op de rekening van de verdachte is bijgeschreven. Het hof gaat er dan ook van uit dat [vreemdeling 14] reeds eerder dan de bij de IND aangegeven datum in Nederland was. Nu [vreemdeling 14] zonder een visum in Nederland is gekomen was hij destijds wederrechtelijk in Nederland. Dat de verdachte hiervan wist blijkt naar het oordeel van het hof uit de door de verdachte gemaakte notities.
Dat het contract ten uitvoer is gelegd volgt naar het oordeel van het hof uit de bewijsmiddelen zoals de opgenomen gesprekken tussen de verdachte en [vreemdeling 14] alsmede uit de diverse betalingen die als kenmerk [vreemdeling 14] hebben. Het staat dan ook vast dat de verdachte geldelijk gewin heeft gehad uit de aangeboden hulp.
Tijdens de doorzoeking van het kantoor van de verdachte werd er een memorecorder aangetroffen waarop gesprekken met onder andere [vreemdeling 14] stonden. Uit deze gesprekken volgt dat de verdachte [vreemdeling 14] instructies geeft over wat hij moet opzoeken en welke antwoorden hij moet geven. Op de vraag van [vreemdeling 14] hoe hij de koran las zegt de verdachte immers: ‘
u zegt dat u vanaf het begin bent begonnen, bij soera Al-Baghra. U dacht ik begin bij het begin, deze soera is de langste soera, meer dan 20 pagina’s, daarin zag u veel tegenstrijdigheden, dat staat ook hierin. U ging door en ontdekte meer, u schreef ze op. daarnaast las u ook andere boeken, boeken over de geschiedenis van de Islam, zo bent u verder gaan onderzoeken, vanaf 1388 tot aan u afkeer …’(opname Z0000018). In een volgend gesprek wordt gesproken over de vrees van [vreemdeling 14] . De verdachte zegt dan: ‘
u moet zeggen dat u bang bent van de overheid, inlichtingendienst, religieuze mensen, uw familie, u moet duidelijk zeggen waar u bang voor bent’.Nadat de verdachte dit heeft gezegd, oefent hij dit direct met [vreemdeling 14] (opname Z0000021). Ook het verhaal over [naam 8] heeft de verdachte op meerdere punten aangepast en uit de opname volgt zelfs dat het verhaal ‘
compleet anders’moet zijn.
Hieruit volgt al dat het asielverhaal van [vreemdeling 14] door de verdachte wordt gedicteerd in plaats van dat dit authentiek wordt verteld door [vreemdeling 14] en wordt gestroomlijnd door de verdachte.
Daar komt nog bij dat de verdachte onomwonden heeft verklaard dat het verhaal over het inreizen van [vreemdeling 14] ongeloofwaardig was en dat ze het daarover moesten hebben om het wel geloofwaardig te maken. En hoewel de verdachte vindt dat hij geen nieuw reisverhaal heeft verzonnen, erkent hij dat hij er meerdere personen bij heeft verzonnen omdat het volgens de verdachte niet geloofwaardig was dat [vreemdeling 14] alleen had gereisd.
Anders dan de verdachte is het hof van oordeel dat de verdachte het verhaal van [vreemdeling 14] heeft verzonnen. Zo blijkt uit het voorgaande dat de verdachte heeft geholpen met het geloofwaardiger maken van het in-reisverhaal door meerdere personen erbij te verzinnen en heeft de verdachte gewenste antwoorden aan [vreemdeling 14] voorgeschoteld en met hem geoefend.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdeling door hem daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Bewijsoverwegingen voor feit 9: [vreemdeling 15]
Naar het oordeel van het hof wist de verdachte dat [vreemdeling 15] wederrechtelijk in Nederland was. Zo heeft de verdachte zelf verklaard dat [vreemdeling 15] nadat ze een negatieve beschikking had gekregen bij hem is gekomen.
De verdachte heeft verklaard dat hij met [vreemdeling 15] heeft gewerkt en dat hij haar inderdaad de naam van haar relatie heeft gegeven.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met [vreemdeling 15] op 5 juli 2015 een contract heeft afgesloten voor een bedrag van € 2.000,-. Dat dit contract ten uitvoer is gelegd volgt naar het hof uit de in het dossier aangetroffen gesprekken tussen de verdachte en [vreemdeling 15] .
Uit de verschillende bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte met [vreemdeling 15] verschillende asielverhalen heeft doorgenomen. Het christendom heeft hij met haar besproken, maar daar voelde zij niet zoveel voor. Ook heeft hij met haar homoseksualiteit besproken. Dat bij dit alles de waarheid niet ter zake deed blijkt uit het feit dat de verdachte tegen [vreemdeling 15] zegt ‘
ik bedenk, jij voert het uit’. En: ‘
ik stel deze vragen één voor één, jij geeft antwoord. Als het antwoord goed is, gaan wij verder anders corrigeren/maken wij het/een antwoord’.
Door dit alles te doen is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van deze vreemdelinge door haar daartoe de gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen. Dit alles heeft de verdachte voorts gedaan uit winstbejag en uit hoofde van zijn beroep als juridisch adviseur.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 7 bewezenverklaarde levert op:
een ander uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van zijn beroep, meermalen gepleegd.
Het onder 2, 3, 5, 6, 8 en 9 bewezenverklaarde levert op:
een ander uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van zijn beroep.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland
en
een ander uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van zijn beroep, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – mensensmokkel van 14 Iraanse vluchtelingen en 1 Irakese vluchteling door hen behulpzaam te zijn bij hun illegale verblijf in Nederland. De verdachte heeft zich voorgedaan als juridisch adviseur op het gebied van asielrecht. In dat kader heeft hij 14 vreemdelingen een contract laten tekenen waarbij ze instemmen met het opvolgen van alle instructies die de verdachte hen geeft en het conform zijn instructie vertellen van het asielrelaas. Tegen betaling zou de verdachte deze vreemdelingen helpen bij het verkrijgen van een asielstatus. Bij een aantal van deze vreemdelingen heeft de verdachte voorafgaande aan de kennis van het asielverhaal de garantie gegeven dat de vreemdeling een asielstatus zou krijgen. Om deze garantie te kunnen leveren, heeft de verdachte de vreemdelingen onwaarheden voorgeschoteld en laten instuderen met als doel om overeenkomstig deze onwaarheden te verklaren bij de IND en zo de kans op een verblijfsvergunning enorm te verhogen. Zo heeft de verdachte op onderdelen of integraal asielverhalen verzonnen voor de vreemdelingen waarbij ze konden kiezen tussen een christendom case (later ook een kaal afvalligheid van de islam case) danwel een homoseksualiteit case. Het is hierbij goed mogelijk dat in sommige gevallen een deel van het verhaal door de vreemdeling naar waarheid is verklaard, maar zo de verdachte niet het hele verhaal heeft verzonnen, dan heeft hij in alle gevallen de verhalen aangedikt, data aangepast danwel gebeurtenissen toegevoegd die maken dat het verhaal van de vreemdeling bij de IND geloofwaardiger overkwam.
Door het bewezenverklaarde handelen heeft de verdachte het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland ondermijnd. Als gevolg van dergelijke gedragingen wordt het steeds moeilijker om asielrelazen te beoordelen en wordt het asielbeleid en de wijze van beoordelen bij de IND noodgedwongen steeds stringenter, hetgeen ten koste gaat van de vreemdeling met een authentiek (vlucht)verhaal. Bovendien doen gedragingen als die van de verdachte afbreuk aan het draagvlak dat in de samenleving bestaat voor het asielsysteem, nu daardoor aan vreemdelingen verblijfsvergunningen worden verleend, terwijl zij daar in werkelijkheid (mogelijk) niet voor in aanmerking komen.
Verdachtes motieven zijn wellicht aanvankelijk nobel geweest, maar zeker is dat allengs enkel nog het financiële voordeel voor de verdachte een rol speelde in zijn gedragingen. De verdachte heeft zich immers gedurende zeer lange tijd bezig gehouden met het verkopen van asielverhalen aan mensen die bereid waren daarvoor fors te betalen. Daarbij is de verdachte zeer berekenend te werk gegaan nu hij heeft verklaard dat hij alleen werkte met mensen die een visum hadden gekregen. Mede gelet op de houding van de verdachte ter terechtzitting en de verklaringen in het dossier is het hof van oordeel dat hij zich boven de rechtstaat en het rechtssysteem heeft geplaatst en tot de dag van vandaag vindt dat hij niks verkeerds heeft gedaan. Hof is echter van oordeel dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de positie van de vreemdeling door hen duizenden euro’s te laten betalen voor een verzonnen verhaal. Al die tijd heeft de verdachte zich op de achtergrond bezig gehouden met het om de tuin leiden van de IND, terwijl de vreemdelingen daarbij risico liepen te worden ontdekt.
Dit alles rekent het hof de verdachte aan.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS, waarin het gebruikelijke rechtelijk straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Uit deze oriëntatiepunten volgt dat per gesmokkelde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd voor de duur van 3 maanden. Bij meerdere gesmokkelden volgt er in beginsel een lineaire verhoging waardoor het oriëntatiepunt wordt vermenigvuldigd met het aantal gesmokkelde personen. Het hof neemt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden als uitgangspunt. Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte zich jarenlang heeft beziggehouden met het verkopen van asielverhalen en hij dit al die tijd als verdienmodel heeft gehad. Door het beroepsmatige karakter van het bewezenverklaarde acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden in beginsel passend en geboden.
Schending redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg stelt het hof vast op de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld, te weten 7 maart 2018. Het einde van de redelijke termijn stelt het hof vast op 14 juli 2020, de datum waarop de rechtbank vonnis heeft gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg, die voor deze fase, nu de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond, op 16 maanden wordt gesteld, overschreden met 12 maanden.
De aanvang van de redelijke termijn in hoger beroep stelt het hof vast op de datum waarop namens de verdachte hoger beroep is ingesteld, te weten 15 juli 2020. Het einde van de termijn stelt het hof op 7 december 2023, de datum waarop het hof arrest zal wijzen. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep, die voor deze fase, nu de verdachte zich voor het merendeel van het proces in voorlopige hechtenis bevond, op 16 maanden wordt gesteld, overschreden met 2 jaren. Het hof is van oordeel dat een deel van deze overschrijding te wijten is aan verdediging. Ondanks dat zal het hof de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van eerste aanleg geheel en in hoger beroep gedeeltelijk ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen een- penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beroepsverbod
Nu het bewezenverklaarde handelen door de verdachte is begaan in de uitoefening van zijn beroep is het mogelijk om op grond van 197a, derde lid juncto artikel 28, eerste lid onder 5 en 9, eerste lid onder b van het Wetboek van Strafrecht als bijkomende straf een ontzetting van de uitoefening van dat beroep op te leggen. Het hof ziet redenen om een dergelijk beroepsverbod op te leggen als vergelding en ter voorkoming dat de verdachte opnieuw in de uitoefening van zijn beroep dergelijke feiten zal plegen. Voorts ziet het hof redenen om voor dit soort feiten een beroepsverbod op te leggen in het kader van de generale preventie.
Het hof ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van beroepsmatige dienstverlening in het vreemdelingrechtelijke domein voor de duur van 10 jaren.
Beslag
Door de KMAR zijn onder de verdachte nog een drietal creditcards, een bibliotheekkaart, een gezondheidskaart, een refugeekaart en een paspoort ten name van [alias 1] in beslag.
Ten aanzien van het paspoort oordeelt het hof net als de rechtbank dat deze indien nog niet eerder gedaan, dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende te weten het Gemenebest Australië.
Het hof gelast voorts de teruggave van de overige inbeslaggenomen voorwerpen aan de beslagene, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van beroepsmatige dienstverlening in het vreemdelingrechtelijke domein voor de duur van 10 (tien) jaren;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 3 stuks Creditcard, goednummer 14.01.002
  • 1 kaart, bibliotheekkaart, goednummer A14.01.002
  • 1 kaart, gezondheidskaart, goednummer 14.01.002
  • 1 kaart, refugee, goednummer A.14.01.002.
Gelast de
teruggaveaan rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een paspoort ten name van [alias 1] geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 1] , goednummer A.14.01.003.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 7 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2018, met bijlagen, dossierpagina’s 502-508.
2.Rechtbank Noord-Holland d.d. 21 juni 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:10409
3.HR 6 november 2012, NJ 2013/331.
4.EHRM 24 februari 1994 in de zaak Bendenoun v. Frankrijk, nr. 12547/86 ro. 52: ‘
5.HR 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:605 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 30 juli 2002, ECLI:NL:GHSHE:2002:AE5920.
6.HR d.d. 21 oktober 2088, LJN AL3537 en HR 2 september 2006, LJN AY8857.
7.Rechtbank Overijssel d.d. 21 januari 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:176.
8.Rechtbank Oost-Brabant d.d. 13 juli 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:3737.
9.Rechtbank Noord-Nederland d.d. 31 juli 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3218 en HR 31 mei 2016, NJ 2016/270.
10.HR 23 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:717.
11.Rechtbank Den Haag d.d. 20 september 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14919
12.Kamerstukken II 2003/04, 29291, 7, pagina 4.
13.HR 13 november 2012, NJ 2012/672.