ECLI:NL:RBNNE:2023:3218

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
18-319073-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensensmokkel met drie uit Pakistan afkomstige personen

Op 31 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1980, heeft samen met een medeverdachte drie personen uit Pakistan geholpen bij hun reis naar Nederland. Deze personen, waaronder een moeder en haar twee kinderen, waren op weg naar een asielzoekerscentrum in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte hen van Duitsland naar Nederland heeft vervoerd, met de intentie hen te helpen bij het aanvragen van asiel. De feiten vonden plaats tussen 14 en 15 april 2021, toen de verdachte en de medeverdachte hen in een Volkswagen Touran vervoerden. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding en aanhouding van de verdachte rechtmatig waren, ondanks de verdediging die stelde dat de aanhouding onrechtmatig was. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de verdenking van mensensmokkel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de gesmokkelden een gezin vormden. De rechtbank benadrukte het belang van het bestrijden van mensensmokkel en de gevolgen daarvan voor het overheidsbeleid inzake illegaal verblijf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.319073.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 15 april 2021 te [adres] , gemeente Westerwolde, althans in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen te vervoeren in een personenauto, van het merk Volkswagen, type Touran en voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , van Duitsland naar Nederland en/of over de grens te brengen en/of naar [adres] te brengen en/of af te leveren in de nabijheid van het aldaar gevestigde [instelling] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit dat hij te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie is daarbij van mening dat de staandehouding en aanhouding van verdachte op 15 april 2021 rechtmatig is geweest en dat alle bewijsmiddelen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe primair het volgende aangevoerd.
De staandehouding en aanhouding van verdachte is onrechtmatig geweest zodat alle bewijs dat daaruit is voortgevloeid moet worden uitgesloten van het bewijs.
De staandehouding heeft plaatsgevonden op grond van artikel 50, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet en was ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van verdachte en overige inzittenden van de auto. Na controle bleek dat iedereen over de juiste papieren beschikte zodat de bevoegdheid tot staandehouding op grond van genoemde bepaling daarmee was beëindigd.
Echter, zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, immers, verdachte kon prima uitleggen dat de passagiers zijn zus en haar twee kinderen betroffen, hebben verbalisanten hun onderzoek voortgezet, waarbij zij uiteindelijk zijn gekomen tot een verdenking van mensensmokkel, op grond waarvan verdachte is aangehouden.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de in de tenlastelegging genoemde personen over een geldig toeristenvisum beschikten waarmee hun verblijf in Nederland rechtmatig was. Niet kan worden bewezen dat zij op 14 en 15 april 2021 de intentie hadden om asiel aan te vragen in Nederland.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het verweer van de raadsman over de rechtmatigheid van de staandehouding en aanhouding van verdachte op 15 april 2021 als volgt.
Op grond van het proces-verbaal van aanhouding van verdachte d.d. 15 april 2021 stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 april 2021 zagen verbalisanten een auto met vijf personen en met Duits kenteken rijden op de Provinciale weg N366 richting [adres] . Verbalisanten hebben de bestuurder en inzittenden van deze auto (die naar later bleken te zijn: verdachte, medeverdachte, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] ) in [adres] staande gehouden op grond van artikel 50, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Tijdens deze controle zagen verbalisanten achterin de auto een grote volle koffer, dekens, een rugzak en een kinderstoel liggen. Verdachte gaf aan dat de paspoorten van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich in de kofferbak bevonden, waarop hij deze uit het voorvakje van de genoemde koffer pakte. De paspoorten van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bleken te zijn voorzien van een Italiaans C-visum, afgegeven te Karachi, Pakistan, met als doel: toerisme/familie. Medeverdachte verklaarde desgevraagd dat hij een afspraak had op het [instelling] met een vriend, en dat zij daarna weer terug zouden gaan naar [adres] . Medeverdachte verklaarde dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] familie van verdachte waren, maar hij wist niet de naam van [slachtoffer 1] te noemen.
De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat deze staandehouding onrechtmatig is geweest.
Ten aanzien van de aanhouding op verdenking van mensensmokkel overweegt de rechtbank dat
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] evenwel over een geldig toeristenvisum beschikten, maar dat zij (kennelijk vanuit [adres] , want daar zouden zij volgens medeverdachte naar terugkeren) op weg waren naar het [instelling] in [adres] . Daarbij voerden zij bagage met zich mee voor - op het oog - een verblijf van meerdere dagen. Verder kon twijfel rijzen over het werkelijke doel van de reis, nu [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkbaar vanuit [adres] meereisden met medeverdachte, die niet de naam van [slachtoffer 1] kon noemen, en die een vriend ging bezoeken in het [instelling] .
Voorts vond één en ander plaats in een omgeving waarvan het bekend is dat daar regelmatig (door mensensmokkelaars) personen worden afgezet voor het aanvragen van asiel.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, bij verbalisanten terecht een redelijk vermoeden van schuld aan mensensmokkel kon ontstaan.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 17 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik blijf bij mijn verklaring die ik tegenover de marechaussee heb afgelegd. Ik woon in [adres] , in Duitsland. Op 14 april 2021 ben ik met mijn zus en haar twee kinderen naar het adres van mijn zwager, te weten medeverdachte [medeverdachte] , in [adres] gereden. Daar hebben wij overnacht. Op 15 april 2021 ben ik samen met hen naar [adres] gereden. Mijn zwager had daar afgesproken met iemand die daar in het [instelling] woont. U houdt mij voor dat ik volgens de stukken via Google gezocht heb op adressen van asielzoekerscentra in Nederland en op 'Vluchtelingenwerk NoordNederland' met het adres [adres] . Dat is juist.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 april 2021,opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/21-001541, d.d. 29 juni 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 44) V: Heeft u het ooit over asiel gehad met uw zus?
A: Ja, misschien. Het komt vaker voor dat mensen op een toeristen visum komen en asiel aanvragen. Dat is heel normaal. Dit weet iedereen.
(p. 45) V: Heeft u het wel eens over asielaanvraag gehad met uw zus.
A: Misschien heb ik wel eens verteld dat mensen het wel eens doen.
(p. 46) Wist u de plaats waar jullie naartoe gingen?
A: Mijn zwager had me verteld dat de plek waar zijn vriend woont een asielzoekerscentrum is waar mensen een positieve beschikking krijgen. Dat het soort van [instelling] is.
(p. 47) V: Uw zus stuurde op 8 april 2021 te 19:27 uur ook nog een contact genaamd " [naam] ". Wat kunt u hierover verklaren?
A: Mijn zus vroeg aan mij om dit nummer te bellen en te vragen hoe de situatie is in Nederland voor asielzoekers. Ik heb hem 1 keer gebeld op verzoek van mijn zus. Mijn telefoon had ik op speaker gezet zodat mijn zus ook kon meeluisteren. Het ging ongeveer over de asielprocedure. Hoe zit het ermee als iemand hier komt en niet meer terug wilt keren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 april 2021, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [verdachte] :
(p. 53) V: Wie is ' [slachtoffer 1] '?
A: Dat is mijn zus [slachtoffer 1] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 15 april 2021, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 15 april 2021 omstreeks 11:40 uur zagen wij een personenauto, van het merk Volkswagen, type Touran, en voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , rijden op de provinciale weg N391. Wij zagen dat er 2 manspersonen voorin het voertuig zaten en 3 personen op de achterbank.
Het voertuig reed in de richting van [adres] . Wij hebben het voertuig staande gehouden op de parkeerplaats aan de provinciale weg N366. Wij hebben de inzittenden van het voertuig gecontroleerd op identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
(p. 18) De bestuurder overhandigde een identiteitskaart Duitsland en gaf op te zijn: [verdachte] , [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] en bezat de Duitse nationaliteit.
De bijrijder overhandigde mij een verblijfskaart Nederland en gaf op te zijn: [medeverdachte] geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] en bezat de Pakistaanse nationaliteit.
Ik, [verbalisant] , vroeg of de 3 personen op de achterbank mij ook een document konden tonen waaruit identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken.
Ik, [verbalisant] , hoorde de bestuurder [verdachte] zeggen: "Ja, die liggen achterin de kofferbak". Ik zag dat achterin de auto een grote volle koffer, dekens, rugzak en een kinderstoel lagen. Ik zag dat [verdachte] de kofferbak opende en uit het voorvakje van de koffer 3 Pakistaanse paspoorten pakte en deze aan mij overhandigde. In de paspoorten stonden de volgende namen: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ;
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 2] Ieqan geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ; [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
Ik, [verbalisant] , zag dat de Pakistaanse paspoorten allemaal waren voorzien van een Italiaans Cvisum, afgegeven te Karachi, Pakistan met toerisme/familie als doel.
Ik, [verbalisant] , hoorde [medeverdachte] zeggen:" ik heb een afspraak op het [instelling] met een vriend, wij gaan hem bezoeken.
(p. 19) Toen [medeverdachte] zijn telefoon ging ontgrendelen zag, [naam] , dat er een WhatsAppgroep openstond. Deze WhatsAppgroep had als naam: "Newcomers to NL".
[verdachte] gaf aan de vrouw en kinderen met groepsvervoer naar zijn huis in Duitsland zijn gereisd. Hierna zijn ze naar het huis van [medeverdachte] gereisd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2021, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 15 april 2021 te 13:00 uur is onder verdachte [medeverdachte] een mobiele telefoon in beslag genomen.
Daarop is het volgende aangetroffen.
(p. 131) Een WhatsAppgesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte)
01-04-2021 te 08:22 uur stuurde [verdachte] :
salamu aleikum, hoe is het [medeverdachte] broer, alsjeblieft bel mij, ik heb belangrijke vragen aan u. Mijn bekenden die vanuit Pakistan zouden komen, zijn aangekomen. Ik heb een paar vragen over procedure.
  • 02- 04-2021 te 12:23 stuurde [verdachte] : Kom op [medeverdachte] stuur me de adressen.
  • 02-04-2021 te 13:13 stuurde [medeverdachte] : [adres] .
  • 14-04-2021 te 18:16 uur stuurde [verdachte] een spraakbericht: [medeverdachte] , over 1 minuutkomen wij aan. Kom naar buiten.
  • 14-04-2021 te 08:40 uur stuurde [verdachte] : Foto's van voor en achterzijde een Pakistaansidentiteitsbewijs van [slachtoffer 1] .
Een WhatsAppgesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] [adres]
  • 10:37 A salamu aleikum, broer wij komen aan bij u voor 12 uur. Als ik er ben, stuur ik jou een bericht,dan komt u naar buiten.
  • 11:59 Broer, wij komen 5 minuten later.
  • 12:00 Politie is aan het controleren.
Tevens trof ik een WHATSAPP groep aan genaamd: " Newcomers in NL".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2021, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 15 april 2021 te 13:00 uur is onder verdachte [verdachte] , [verdachte] , een mobiele telefoon in beslag genomen.
Daarop zijn de volgende Whatsappgesprekken aangetroffen:
Tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) (p. 134) d.d. 24 januari 2021, om 10:21 uur:
  • [slachtoffer 1] : 'Hallo, gisteren had ik [slachtoffer 1] gevraagd naar huis. Ik heb afgesproken totItalië en van daar naar Nederland.'
  • [verdachte] : 'Prima'
d.d. 25 januari 2021, om 12:09 uur:
  • [slachtoffer 1] : Hallo, wij zijn onderweg naar Islamabad. De opdracht is begonnen.d.d. 8 april 2021, om 18:43 uur:
  • [slachtoffer 1] : Spraakbericht:
Ik ben gebeld door [naam] . [naam] zei dat de situatie voor asielzoeker hier heel goed is. Veel mensen hebben dubbele vingerafdrukken (dublin claim). De asiel omstandigheden voor Amadi's zijn heel goed op dit moment. [naam] heeft verteld dat ze mij een contact persoon zal sturen welke meer informatie heeft. [naam] zei dat [naam] vanuit Duitsland ook asiel in Nederland heeft aangevraagd en dit binnen 6 maanden heeft gekregen. Volgens [naam] moet ik het ook gewoon proberen en dat het hopelijk voor mij ook goed komt.'
- [ [slachtoffer 1] : 'Deelt een contact: [naam] [telefoonnummer] (19:27 uur)
d.d. 12 april 2021, om 09:16 uur:
- [ [slachtoffer 1] : 'Deelt een WhatsApp Business account.':
[slachtoffer 1] Unternehmens-Account [telefoonnummer] Only contact for legal work visa study via Marriage cases. [emailadres] (zie bijlage 1)
'Voeg deze toe. [slachtoffer 1] heeft gezegd dat dit zijn nummer is.
(p. 135) d.d. 13 april 2021, om 23:52 uur:
- [ slachtoffer 1] stuurt 4 documenten
2e document: Birth Registration Certificate, Naam: [slachtoffer 3] , Geboortedatum: [geboortedatum] 2015, Geboorteplaats: [geboorteplaats] , Geslacht: Vrouw
3e document: Birth Registration Certificate (bijlage 4)
Naam: [slachtoffer 2] , Geboortedatum: [geboortedatum] -2011, Geboorteplaats: [geboorteplaats] , Geslacht: Man
Een Whatsappgesprek tussen [verdachte] en [naam]
: 'stuurt een foto van de voor en achterzijde vaneen Pakistaans ID bewijs, 20:39 uur) ID bewijs op naam van: Naam: [slachtoffer 1] (..)
d.d. 15 april 2021, om 00:22 uur:
[naam] : 'stuurt een contact' [naam] , [telefoonnummer]
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2021, opgenomen op pagina 156 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 15 april 2021 te 13:00 uur is onder verdachte [verdachte] , [verdachte] een mobiele telefoon in beslag genomen.
Daarop is het volgende Whatsappgesprekken tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] aangetroffen:
(p. 157) d.d. 28 maart (de rechtbank leest: mei) 2021, vanaf 11:00 uur:
  • [verdachte] (audio bericht): [naam] ik wilde vragen over de aankomst van morgen. Ik heb gechecktMilaan luchthaven is makkelijker.
  • [verdachte] : Rome is veel verder rijden en je moet veel rijden. Informeer me als ze komen op Milaandan kan via Zwitserland Duitsland naar Nederland en het is veel makkelijker.
  • [slachtoffer 2] (audio bericht): Ik probeer of het naar Milaan kan.
d.d. 29 maart (de rechtbank leest: mei) 2021, vanaf 18:39 uur:
- [ [slachtoffer 2] : Kopie van een ID of Paspoort is verstuurd, waarin de volgende adres te zien is:
[adres]
- [ [verdachte] (audio bericht): Als de programma kan doorgaan doe dan ik ben ook klaar voor en doewat ik kan doen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 april 2021, opgenomen op pagina 89 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 90) V: Wat zijn de namen, geboortedatum en geboorteplaats van uw kinderen?
A: Jongetje: [slachtoffer 2] . [geboortedatum] -2011
Meisje: [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] . [geboortedatum] -2015 (p. 91) V: Wat is de naam van uw partner en de vader van uw kinderen?
A: [naam] .
V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Pakistaanse V: Ook de kinderen?
A: Ja.
(p. 92) V: Wie is uw broer, wat kunt u over hem vertellen?
A: [verdachte] . Hij woont in Duitsland, ik denk [adres] .
(p. 95) V: Wanneer bent u naar Duitsland gegaan?
A: 2 dagen na de 31e.
(p. 97) V: Met welke auto bent u naar Nederland gereisd?
A: Met dezelfde die hier bij jullie is.
(p. 98) V: Wanneer kwam u aan in Nederland?
A: Gisteren, 14 april.
V: Waar kwam u aan in Nederland?
A: Bij de broer van mijn schoonzus (de rechtbank begrijpt: verdachte).
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 april 2021, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Ken je [medeverdachte] , [medeverdachte] ?
A: Ja die ken ik wel.
(p. 103) A: 2 dagen geleden heeft hij mij gebeld. Hij zei, ik kom naar [adres] . Daar ontmoeten wij elkaar. Hier bij de poort.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen en overige dossierstukken uit van de volgende gang van zaken.
[slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) en haar twee kinderen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zijn afkomstig uit Pakistan en zijn op 31 maart 2021 met het vliegtuig in Italië aangekomen. Zij waren allen voorzien van een Pakistaans paspoort en een toeristenvisum, afgegeven door Italië en geldig van 27 maart 2021 tot en met 27 september 2021. Vervolgens zijn zij verder het Schengengebied ingereisd naar het adres van de broer van [slachtoffer 1] , te weten verdachte, in [adres] te Duitsland. Van daaruit heeft verdachte hen op 14 april 2021 naar het adres van zijn zwager, te weten medeverdachte [medeverdachte] , in [adres] , vervoerd, waar zij allen hebben overnacht. De volgende ochtend op 15 april 2021 zijn verdachte en medeverdachte met [slachtoffer 1] en haar twee kinderen in de auto richting [adres] gereden waar medeverdachte had afgesproken met de aldaar in het [instelling] verblijvende getuige [getuige] . [slachtoffer 1] had ten tijde van de staandehouding als bagage bij zich, een grote volle koffer, dekens, een rugzak en een kinderstoel.
Wederrechtelijk(e) toegang en verblijf
De rechtbank overweegt dat het begrip “wederrechtelijk” in de delictsomschrijving van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (Sr) gelet op de wetsgeschiedenis dient te worden uitgelegd als “zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid”. De in artikel 197a Sr bedoelde hulp moet zijn verleend aan iemand die voor de toegang tot, de doorreis door of het verblijf in Nederland aan geen rechtsregel van nationale of internationale herkomst - enige titel kan ontlenen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en haar twee kinderen een geldig toeristenvisum hadden en in zoverre legaal binnen de Schengenzone konden verblijven. De rechtbank leidt echter uit het volgende af, dat [slachtoffer 1] met haar kinderen naar Nederland is gereisd met het doel asiel aan te vragen.
Toen verdachte, medeverdachte, [slachtoffer 1] en haar kinderen werden staande gehouden waren zij op weg naar het [instelling] in [adres] , terwijl [slachtoffer 1] bagage bij zich had voor, klaarblijkelijk, een verblijf van meerdere dagen. Dit, terwijl zij verklaarde in Nederland te logeren op het adres van medeverdachte in [adres] , waar zij ook al de nacht voor de aanhouding hadden verbleven. Gelet hierop schuift de rechtbank de verklaring van verdachten en [slachtoffer 1] , dat hun reis naar [adres] onderdeel uitmaakte van een toeristisch dagtripje, als ongeloofwaardig terzijde.
Verder wordt in de hiervoor opgenomen whatsappgesprekken al geruime tijd voor de komst van [slachtoffer 1] naar Europa uitvoerig gesproken over asielaanvragen in Nederland en worden kopieën van identiteits- en geboortebewijzen van [slachtoffer 1] en haar kinderen naar verdachte gestuurd.
De omstandigheid dat [slachtoffer 1] en haar kinderen voorafgaand aan hun reis naar Europa al van plan waren om asiel in Nederland te gaan aanvragen en om na het verlopen van hun toeristenvisum niet meer naar Pakistan terug te keren, maakt dat hun inreis in en doorreis door Nederland als wederrechtelijk moet worden aangemerkt.
1
Wetenschap
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte van deze wederrechtelijkheid op de hoogte was, dan wel had behoren te zijn. De inhoud van de hiervoor opgenomen WhatsAppgesprekken spreken in zoverre voor zich en behoeven geen nadere bespreking. Voorts heeft verdachte een zeer ongeloofwaardige verklaring afgelegd over het doel van hun reis op 15 april 2021, te weten met betrekking tot het hiervoor besproken toeristische dagtripje.
Medeplegen
De rechtbank overweegt verder dat uit Whatsappgesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachte via WhatsApp communiceerden over de voortgang van de reis van gesmokkelden. Verdachte deelt medeverdachte op 1 april 2021 mee dat “zijn bekenden uit Pakistan” zijn aangekomen en dat hij een paar vragen heeft over “de procedure”. Medeverdachte stuurt hem op 2 april 2021 desgevraagd zijn adres in [adres] en op 14 april om 18.16 uur stuurt verdachte een spraakbericht dat ze over een minuut aankomen. Tevens stuurt hij aan medeverdachte foto’s van de voor-en achterzijde van het identiteitsbewijs van [slachtoffer 1] . Nog geen uur later om 19.10 uur heeft medeverdachte via WhatsApp contact met de in het [instelling] in [adres] verblijvende getuige [getuige] . Medeverdachte biedt verdachte en gesmokkelden die nacht onderdak in zijn woning en appt de volgende morgen opnieuw naar de in het [instelling] in [adres] verblijvende getuige [getuige] , met het bericht dat ze voor 12.00 uur aankomen.
De rechtbank leidt hieruit af dat er tussen verdachte en medeverdachte sprake was van een gezamenlijk plan om gesmokkelden van (in ieder geval) Duitsland naar het [instelling] in [adres] te vervoeren om daar asiel aan te vragen. Daarbij was sprake van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten dat medeplegen ten aanzien van het hele traject - van Duitsland naar [adres] - kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 april 2021 tot en met 15 april 2021 in Nederland en Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, door bovengenoemde personen te vervoeren in een personenauto, van het merk Volkswagen, type Touran en voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , van Duitsland naar Nederland en over de grens te brengen en naar [adres] te brengen en af te leveren in de nabijheid van het aldaar gevestigde [instelling] , terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De officier van justitie heeft daarbij onder meer rekening gehouden met het tijdsverloop van de zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van hooguit een voorwaardelijke straf. Een taakstraf is niet uitvoerbaar in Duitsland, bovendien raken de Duitse autoriteiten dan op de hoogte van zijn Nederlandse strafblad, hetgeen nadelige gevolgen voor zijn verblijfsrechtelijke positie aldaar kan hebben. Verder heeft verdachte niet gehandeld uit eigen belang, maar heeft hij slechts zijn zus willen helpen die in Pakistan wordt onderdrukt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mensensmokkel, waarbij drie uit Pakistan afkomstige personen, vanuit de woning van verdachte in Duitsland, naar de woning van medeverdachte in [adres] zijn vervoerd en de volgende dag van [adres] naar [adres] zijn vervoerd om aldaar asiel aan te vragen.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop, alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde in beginsel gerechtvaardigd. De rechtbank zal in het voordeel van verdachte rekening houden met de omstandigheid dat de gesmokkelden bestonden uit één gezin, te weten een moeder en haar twee kinderen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, nu het vonnis van heden meer dan twee jaar wordt gewezen na de aanvang van de behandeling van de strafzaak op 15 april 2021, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank zal daar in voordeel van verdachte rekening mee houden evenals met het feit dat verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht alles overwegende een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de helft voorwaardelijk, een passende afdoening.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag ad € 1.160.00 moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld ad € 1.160.00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2023.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Zie het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2021, opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier.