ECLI:NL:RBDHA:2022:14919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.16366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig relaas en niet onverwijld melden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Tunesische asielzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de asielzoeker zich niet onverwijld bij de autoriteiten had gemeld na zijn binnenkomst in Nederland in september 2020. De rechtbank oordeelde dat de asielzoeker onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over vervolging in Tunesië vanwege zijn politieke activiteiten bij de Hizb ut-Tahrir partij. De rechtbank vond dat de problemen die de asielzoeker had ervaren niet geloofwaardig waren en dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de asielzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op internationale bescherming en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde ook dat de opgelegde vertrektermijn en het inreisverbod van twee jaar terecht waren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16366
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast wordt aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of uitstel van vertrek verleend. Verweerder heeft tevens aan eiser een vertrektermijn onthouden, zodat hij Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Ten slotte heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.16367, op 15 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Tribak. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1975.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij actief deelnemer is van de politieke partij Hizb ut-Tahrir (Tahrir-partij) en dat hij vanwege zijn deelname aan de Tahrir-partij en zijn deelname aan demonstraties problemen heeft gehad met de Tunesische autoriteiten. In 2014 is eiser na een demonstratie opgepakt en heeft hij 6 maanden gevangen gezeten. Op verzoek van zijn advocaat is eiser voorlopig vrijgelaten. Hij kreeg toen een dagelijkse meldplicht en hem werd een S17-maatregel opgelegd. In 2018 heeft eiser zich een week niet aan de meldplicht gehouden en toen heeft de politie een huisinval bij eisers
moeder gedaan. Eisers moeder is door de schrik overleden. Eiser hoefde zich toen zes maanden langs niet dagelijks, maar maandelijks te melden en daarna kreeg hij een wekelijkse meldplicht. In juli 2020 kreeg eiser van zijn advocaat te horen dat zijn zaak opnieuw zou worden bekeken en dat de kans groot was dat hij weer zou worden aangehouden. Eiser heeft daarop Tunesië verlaten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Problemen wegens deelname demonstraties en actieve deelname Tahrir-partij
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De problemen wegens deelname aan demonstraties en actieve deelname aan de Tahrir-partij heeft verweerder echter ongeloofwaardig bevonden. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat Tunesië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Verder werpt verweerder eiser tegen dat hij zich niet zo snel mogelijk bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld en een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Onverwijld melden
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld om asiel aan te vragen. Eiser is Nederland in september 2020 ingereisd en heeft zich op 1 februari 2022 gemeld om een asielaanvraag in te dienen. In de tussenliggende periode heeft eiser getracht documenten te krijgen om zijn asielaanvraag te onderbouwen. Daarnaast heeft eiser zich gehouden aan de richtlijnen van de Nederlandse overheid om vanwege de coronapandemie zoveel mogelijk thuis te blijven. Ten slotte voert eiser aan dat hij niet wist dat hij zich binnen 48 uur na aankomst moest melden voor het indienen van een asielaanvraag.
6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser in september 2020 is ingereisd en zich in februari 2022 bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld om asiel aan te vragen. De rechtbank oordeelt dat verweerder de door eiser aangevoerde redenen waarom hij zich niet zo snel mogelijk heeft gemeld, ongegrond heeft kunnen vinden. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het niet onverwijld melden afbreuk doet aan de gestelde noodzaak tot internationale bescherming. Dat eiser bezig was stukken te verkrijgen ter onderbouwing van zijn asielrelaas en zich daarom niet kort na binnenkomst in Nederland heeft gemeld bij de autoriteiten, heeft verweerder onvoldoende reden voor het uitstel kunnen vinden. Eiser zoekt immers bescherming, omdat hij stelt te vrezen te hebben voor de Tunesische autoriteiten, zodat het logisch is dat hij die bescherming meteen zoekt. Dat sprake was coronamaatregelen kan eiser evenmin baten. Ondanks de maatregelen had eiser zich bij de Nederlandse autoriteiten kunnen melden, waarbij op dat moment rekening werd gehouden met deze maatregelen. Daarnaast hebben de maatregelen, waarbij gezegd werd zoveel mogelijk thuis te blijven, niet in de gehele periode van september 2020 tot februari 2021 gegolden. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Documenten
7. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat van hem meer verwacht mocht worden als het gaat om het overleggen van documenten. Eiser heeft drie originele documenten overgelegd: een verklaring inzake een strafvonnis en twee verzoeken tot vrijlating. Op 12 september 2022 heeft eiser alsnog beëdigde vertalingen van deze documenten overgelegd. De documenten zijn onderzocht door Bureau Documenten. Niet is inzichtelijk hoe Bureau Documenten tot de conclusie over deze documenten is gekomen dat de vertaling inhoudelijke inconsistentie vertoont met de originelen, zodat deze bevindingen niet concludent zijn. Verder gaat verweerder voorbij aan de verklaringen die eiser heeft gegeven voor de wijzigingen die op twee documenten zijn aangebracht, zodat niet gezegd kan worden dat de documenten geen enkele betekenis hebben voor de beoordeling van het asielrelaas. Nu eiser inspanningen heeft verricht om zijn asielrelaas te onderbouwen, kan van verweerder worden verwacht dat er nader onderzoek wordt verricht naar een antwoord op de vraag of de documenten authentiek zijn en de inhoud juist is.
Over het standpunt van verweerder dat van eiser meer mag worden verwacht om aan documenten te komen die zijn jarenlange actieve betrokkenheid bij de Tahrir-partij onderbouwen, voert eiser aan dat er gewoonweg geen foto’s of andere documenten beschikbaar zijn. In een geval waarbij er geen documenten zijn, dient verweerder eerder gewag te maken van de ontoereikendheid van de verklaringen als verweerder deze vaag, summier en onvoldoende gedetailleerd zou vinden. Er zou dan bijvoorbeeld een aanvullend gehoor gehouden kunnen worden.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het op de weg van eiser ligt om zijn betrokkenheid bij de Tahrir-partij en zijn deelname aan demonstraties aannemelijk te maken. Eiser heeft verklaard dat hij vanaf 2008 actief betrokken is geweest bij de Tahrir-partij, dat hij activiteiten voor de partij heeft verricht en dat hij jarenlang vaak heeft deelgenomen aan demonstraties. Verweerder mocht daarom verwachten dat eiser stukken of foto’s zou kunnen overleggen ter onderbouwing van zijn actieve betrokkenheid bij de Tahrir-partij en demonstraties. Nu dergelijke documenten niet zijn overgelegd, heeft verweerder het asielrelaas van eiser beoordeeld aan de hand van zijn verklaringen. Ook dat heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank op een zorgvuldige wijze gedaan. De stelling van eiser dat verweerder het eerder had moeten melden als hij eisers verklaringen ontoereikend, vaag of summier vond volgt de rechtbank niet. In de gehoren is eiser op meerdere punten gevraagd om verduidelijking van het verhaal en is hij geconfronteerd met tegenstrijdigheden. Daarnaast heeft eiser de mogelijkheid gehad om correcties en aanvullingen aan te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende zorgvuldig getracht eisers relaas uit te vragen. Dat verweerder geen reden heeft gezien voor een aanvullend gehoor, acht de rechtbank gelet op het voorgaande evenmin onzorgvuldig. Deze beroepsgronden slagen niet.
9. Over de drie door eiser overgelegde documenten overweegt de rechtbank als volgt. Deze documenten zijn door Bureau Documenten onderzocht en voor alle documenten is geconcludeerd dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, opmaak en afgifte van de documenten, omdat er niet voldoende en betrouwbaar vergelijkingsmateriaal is. Evenmin kan Bureau Documenten vaststellen of de documenten inhoudelijk juist zijn. Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat het in zo’n geval op de weg van verweerder ligt om te kijken in welke mate waarde aan de documenten gehecht kan worden, mede in het
licht van de verklaringen van eiser. Dit volgt ook uit vaste rechtspraak.1 In dit geval is op één van de verzoeken tot vrijlating met correctievloeistof de datum aangepast en is op het document van de rechtbank een strook papier geplakt, welke wijziging is voorzien van een waarmerk van de rechtbank. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat dit opmerkelijk is en afbreuk doet aan de waarde van de documenten, zodat eiser met deze documenten zijn problemen in Tunesië heeft onderbouwd. De verklaringen die eiser heeft gegeven over deze aangebrachte wijzigingen heeft verweerder eveneens onvoldoende kunnen vinden. Over het derde document, eveneens een verzoek tot vrijlating, heeft verweerder ter zitting verklaard dat dit document in het verlengde ligt van het andere verzoek tot vrijlating en daarmee dezelfde bewijswaarde toekomt. Dat standpunt kan de rechtbank volgen. De beroepsgrond van eiser dat verweerder, eventueel samen met eiser, nader onderzoek naar de documenten had kunnen doen, onderschrijft de rechtbank ten slotte niet. Het is immers in eerste instantie aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en daarin is hij niet geslaagd. Met het onderzoek door Bureau Documenten heeft verweerder in dit geval voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De beroepsgronden op dit punt slagen niet.
Geloofwaardigheid relaas
10. Eisers relaas komt er – kort samengevat – op neer dat hij actief heeft deelgenomen aan activiteiten van de Tahrir-partij, dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties, dat hij tijdens een demonstatie in 2014 is opgepakt en gevangengezet en als gevolg daarvan een S17-maatregel met meldplicht opgelegd heeft gekregen. Verweerder heeft eisers relaas ongeloofwaardig bevonden en heeft daaraan meerdere punten ten grondslag gelegd.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, zoals reeds eerder overwogen, aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij geen documenten heeft overgelegd die zijn actieve deelname aan de Tahrir-partij en zijn deelname aan demonstraties onderbouwen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser hierover niet overtuigend heeft kunnen vinden, omdat eiser op een aantal belangrijke punten oppervlakkig en summier en tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft eiser wisselend verklaard over de reden waarom hij geen lid kon worden van de Tahrir-partij en over het al dan niet verkrijgen van toestemming van de autoriteiten voor het houden van een demonstratie. Verweerder heeft dit punt ook voldoende gemotiveerd in zijn besluit.
Over het standpunt van eiser dat hem als gevolg van arrestatie bij een demonstratie een S17- maatregel is opgelegd, heeft verweerder eveneens voldoende gemotiveerd het standpunt ingenomen dat dat niet geloofwaardig wordt bevonden. Immers, eiser heeft op geen enkele manier onderbouwd dat hem een dergelijke S17-maatregel is opgelegd. Daarnaast heeft eiser zich zonder problemen tot de Tunesische autoriteiten kunnen wenden om een paspoort aan te vragen. Hij heeft immers geen problemen ondervonden toen hij bij de Tunesische ambassade in Nederland een paspoort heeft aangevraagd en hij heeft dit paspoort ook gewoon gekregen. De verklaring die eiser hiervoor heeft gegeven over het verschil in ‘gewicht’ van een S17-maatregel voor de Tunesische autoriteiten in Tunesië zelf en in het buitenland, acht de rechtbank - net als verweerder - ontoereikend. Dat eiser het paspoort zonder problemen heeft gekregen roept dan ook de vraag op in hoeverre eiser bij terugkeer naar Tunesië nog te vrezen heeft van diezelfde autoriteiten. Verweerder heeft gelet op dit alles het relaas van eiser ongeloofwaardig kunnen achten. De beroepsgronden slagen niet.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1860.
12. Gelet op het voorgaande komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
13. Nu eiser voorts niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hem een S17-maatregel is opgelegd, geldt Tunesië voor hem als een veilig land van herkomst. Omdat verweerder ook aan eiser heeft kunnen tegenwerpen dat hij zich niet onverwijld bij de autoriteiten heeft gemeld om asiel aan te vragen, heeft verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond verklaard.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
14. Eiser voert ten slotte aan dat hem ten onrechte is gezegd dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten en dat hem ten onrechte een inreisverbod van twee jaar is opgelegd.
15. Verweerder heeft de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Dit heeft tot gevolg2 dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. In dat geval is verweerder gehouden om een inreisverbod uit te vaardigen3. De duur van het inreisverbod bedraagt ten hoogte twee jaren4. Eiser heeft geen gronden aangevoerd waarom verweerder hiervan had moeten afzien. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
2 Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw
3 Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
4 Artikel 6.5, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.