[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1982,
wonende te [adres 1] .
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Door de raadsman van de verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2021 te Boekel, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, met zijn, verdachtes, hand de bil(len) en/of het (boven)been van die [slachtoffer] (op de kleding) betast en/of aangeraakt, en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds uitvoeren van deze (ontuchtige) handeling(en) en/of
- het voor die [slachtoffer] gaan staan (waardoor die [slachtoffer] haar weg niet kon vervolgen en/of belemmerd werd in haar bewegingsvrijheid) en/of
- het met zijn, verdachtes, lichaam dicht bij het lichaam van die [slachtoffer] gaan staan en/of
- het vastpakken/vasthouden van het (boven)been van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, hand op de knie en/of het been van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) bewegen van zijn, verdachtes, hand naar de bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het betasten/aanraken van de bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, hand (vanaf de bil(len) van die [slachtoffer] ) richting de voorzijde van de broek en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) zeggen tegen en/of vragen aan die [slachtoffer] : "zal ik je beffen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] onder meer meermalen zei dat ze niet fijn vond wat hij deed en/of dat hij normaal moest doen) het voorbij gaan aan de verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) het doen ontstaan van een bedreigende en/of intimiderende situatie voor die [slachtoffer] ;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2021 te Boekel, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, met zijn, verdachtes, hand het bovenbeen van die [slachtoffer] op de kleding betast en, en bestaande die andere feitelijkheden uit:
- het onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handelingen en
- het voor die [slachtoffer] gaan staan, waardoor die [slachtoffer] belemmerd werd in haar bewegingsvrijheid en
- het met zijn, verdachtes, lichaam dicht bij het lichaam van die [slachtoffer] gaan staan en
- het vastpakken/vasthouden van het bovenbeen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, hand op het been van die [slachtoffer] en
- het daarbij vragen aan die [slachtoffer] : "zal ik je beffen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- terwijl die [slachtoffer] - onder meer meermalen zei dat ze niet fijn vond wat hij deed en dat hij normaal moest doen - het voorbij gaan aan de verbale signalen van weerstand van die [slachtoffer] en
- aldus het doen ontstaan van een intimiderende situatie voor die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, team zeden, locatie ’s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer PL2100-2021036141 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 22 juni 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-71.
1. Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 23 februari 2021 (pagina’s 8-10) inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Informatief gesprek met: [slachtoffer] (vrouw), geboren op [geboortedag 2] 1978
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer] is een vrouw van 42 jaar oud. Ze woont in [gezondheidscentrum] en volgt daar therapie. [slachtoffer] is licht verstandelijk beperkt. [slachtoffer] heeft op [gezondheidscentrum] een eigen appartement. Ze heeft een hondje.
Feit
Vorige week maandag 15 februari 2021 ging [slachtoffer] in de ochtend haar hondje uitlaten. Ze kwam een man tegen. De man zei dat ze een leuke broek aan had.
In de middag had [slachtoffer] een afspraak bij haar behandelaar. Vooraf moest ze nog medicatie ophalen. Ze liep naar binnen en toen stond die man daar weer die ze in de ochtend ook tegen kwam. [slachtoffer] liep het hoofdgebouw in en zag dat de man achter haar aan liep.
Waar is het gebeurd?: [adres 2]
Wanneer is het gebeurd?: Op maandag 15 februari 2021
Wie is de verdachte?: [verdachte] .
2. Een proces-verbaal van studioverhoor d.d. 6 april 2021 (pagina’s 17-48), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Met de letter G wordt bedoeld de getuige.
Met de letter V wordt bedoeld de verhoorster.
(…)
V: Waar wil jij aangifte van doen?
G: Dat iemand mij heeft betast en ja, grensoverschrijdend gedrag heeft getoond.
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
G: Tegen een medeclient. Die eigenlijk bij ons op de afdeling, of ja op ’t appartementencomplex zit.
V: Weet jij de naam van die medeclient?
G: Ja, [verdachte] zo heet die.
V: Oké. Hé en eh jij vertelt dus dat jij aangifte komt doen omdat iemand jou heeft betast en grensoverschrijdend gedrag heeft eh getoond.
G: Ja.
(…)
G: Eh nou ja, 's morgens eh toen ging ik eh m'n hondje uitlaten
(…)
G: En eh toen kwam ik eh hem (
het hof begrijpt: de verdachte), zeg maar, tegen.
(…)
G: En eh hij ging naar 't washok toe. En eh toen zei die wel van: goh wat heb je een mooie broek aan.
(…)
G: Dus toen ben ik eh ja, ergens iets voor drieën ben ik naar kan eh of naar 't hoofdgebouw gelopen via de zij ingang. En toen eh liep hij achter mij aan. Maar dat had ik niet helemaal door dat hij achter mij liep.
(…)
G: Dus ik deed eh ik drukte die knop in. En toen stond hij in een keer achter me. En toen zei die: ja, je hebt echt een leuke broek aan. En ehja, dank je wel. En ik liep eigenlijk de eh ja, de hal in om de gang in te lopen.
(…)
G: Toen eh zei die op een gegeven moment van eh. Ja, hij pakte eigenlijk gelijk m'n been vast om eh om te voelen of ‘t echt leer was of kunstleer. En ik gaf daar aan dat ik dat niet heel fijn vond wat die deed, maar hij ging door. Ik zei. En toen zei die eh is geen echt leer. Ik zei, nee, is geen echt leer. En toen zei die: waar ga je naartoe? Ik zei: ja, ik heb een afspraak. En toen eh. Hij stond eerst eigenlijk langs (
het hof begrijpt: naast) me. En toen ging die op een gegeven moment voor me staan. En ik zei dat ik niet 't fijn vond wat die deed (…) en toen ik eh ja, ik kon ging stap meer zetten eigenlijk dat moment dat hij dat deed. Dus ik blokkeerde een beetje.
(…)
G: Hij zei ook dingen tegen me die die gewoon wou doen toen die voor me ging staan.
(…)
G: Ja, hij wou eh. Hij zei van: ik ga jou eh: zal ik je gaan beffen? Ik heb gezegd dat ik het niet fijn vond.
G: Toen heb ik hem aan de kant gedouwd. En toen ben ik huilend de gang ingelopen. Ik heb gelijk de verpleegkundige gebeld. Ik kreeg mijn coördinator aan de lijn en ik moest heel erg huilen.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 maart 2021 (pagina’s 49-50), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Wat is jouw functie?
Verpleegkundige op de werkvloer.
Het gaat over [slachtoffer] (
het hof begrijpt: aangeefster)
Zij is cliënt op de afdeling.
Ze (
het hof begrijpt: aangeefster) huilde heel erg hard en ik vroeg of er wat aan de hand was, eerst was het onduidelijk. Ze vertelde dat ze was aangeraakt en dat ze in het hoofdgebouw was. Ik vroeg waar heb je het over en toen vertelde ze dat er een cliënt was, die ook op haar afdeling verblijft. Ze had een afspraak met de behandelaar en toen ging hij (
het hof begrijpt: de verdachte) voor haar staan. Hij groette haar eerst en zij groette terug en toen vroeg hij ´zal ik je beffen?´. Ze vertelde dat hij haar broek aan raakte, een mooie leren legging en toen zei zij tegen hem dat hij normaal moest doen.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2021 (pagina’s 52-57), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Waar ben je werkzaam?
[gezondheidscentrum] .
Wat is je functie?
Ik ben verpleegkundige.
[getuige 1] (
het hof begrijpt: getuige [getuige 1]) gaf mij wel een samenvatting en vertelde dat er iets voorgevallen was. In de middag had ik al een coördinator gesprek gepland staan met [verdachte] .
(…)
Hij is toen zelf erover begonnen en vertelde dat er die middag iets voorgevallen was. Hij vertelde dat hij [slachtoffer] gezien had bij het hoofdgebouw. Hij had aan haar bovenbeen gezeten, want ze had een mooi leren broek aan. Hij had daarbij een opmerking gemaakt, in de trant van ‘als je wilt kan ik je wel een keer beffen’.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 juni 2021 (pagina’s 63-70), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het was om te beginnen, een mooie dag, ik voelde me een klein beetje opgewonden. Toen zag ik haar, toen ben ik naar haar toe gelopen en heb ik haar aangeraakt (…) aan de voorkant van haar dijbeen.
(…)
Zal ik je beffen? Heb ik gezegd. (…) Ik zei dit toen ik haar aanraakte. We waren in de hal van het gebouw, in de middag. Toen ik haar broek aanraakte zei ze al stop daar mee. Ik heb toen nog gevraagd zal ik je beffen.
(…)
Ik wilde haar versieren voor seks. Niks bijzonders.
6. Een proces-verbaal van de openbare terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 oktober 2023 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte ter terechtzitting:
Op 15 februari 2021 kwam ik in de ochtend aangeefster tegen op het terrein van [gezondheidscentrum] te Boekel. Aangeefster was haar hondje toen aan het uitlaten. In de middag kwam ik haar wederom tegen. Ik dacht toen dat er misschien iets in zat voor mij en ik heb een opmerking gemaakt over haar mooie leren broek. Op enig moment ging ik op haar af en probeerde ik haar te versieren. Wij zijn beiden naar binnen gegaan in de hal van het hoofdgebouw, waar ik gezegd heb dat zij een mooie broek aan had en haar been aanraakte met mijn hand. Ik vroeg haar toen ook ‘zal ik je beffen?’.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2023 heeft de verdachte – gelijk met zijn verklaring bij de politie – verklaard dat hij aangeefster in de ochtend zag toen zij haar hondje uitliet. Tevens heeft hij verklaard dat hij in de middag haar opnieuw tegenkwam en erop afging teneinde – naar zijn zeggen – haar te versieren, omdat hij seks wilde hebben met een vrouw. De verdachte is aangeefster gevolgd naar de hal van het hoofdgebouw waar hij wederom heeft gezegd dat zij een mooie broek droeg, hij haar bovenbeen aanraakte en aan het been voelde en vroeg ‘zal ik je beffen?’. De verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad op enig moment voor haar heeft gestaan en toen haar been heeft aangeraakt.
Door de raadsman van de verdachte is aangevoerd dat de verklaring van aangeefster uitgesloten dient te worden van het bewijs, vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan gelet op het feit dat zij licht verstandelijk beperkt is, lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, chronisch depressief is en een misbruik-verleden heeft. Daarnaast is aangevoerd dat er – indien de verklaringen van aangeefster worden uitgesloten van het bewijs – onvoldoende bewijs overblijft om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Aangevoerd is tevens dat er geen sprake is geweest van dwang, noch van strafbare feitelijkheden, dan wel van gedragingen die kunnen worden geschaard onder ‘ontucht’ als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt het volgende voorop.
Artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Het begrip feitelijkheid kan worden gedefinieerd als het uitoefenen van druk en het opwerpen van belemmeringen die zowel van fysieke als van psychische aard kunnen zijn. Daaronder is mede begrepen het afsnijden van vluchtwegen. Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien de verdachte opzettelijk het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan de kwetsbaarheid van een persoon eveneens een rol spelen in het oordeel of er sprake is van dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen (vgl. HR 29 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZD1101/NJ 1995, 201 en HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 en HR14 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:865). Van ‘dwingen’ in de zin van artikel 246 Sr is sprake indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dwingen is beslissend of de ander toelaat wat deze niet zou hebben gedaan, ware er geen dwang toegepast. Dwang is ook dan aanwezig wanneer de aanrander mede door het onverhoedse van zijn optreden zijn doel bereikt (vgl. HR 8 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:900; HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3356 en HR 5 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1701. Het begrip ontucht is te vatten als ‘handelingen van seksuele aard die strijdig zijn met de sociaal-ethische norm’ (Kamerstukken II1988/89, 20930, nr. 5, p. 4-5). Of een gedraging als ontuchtig kan worden beschouwd is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarin de context waarbinnen de gedragingen zijn verricht een grote rol speelt. Denkbaar is dat een handeling op zichzelf niet zonder meer seksueel van aard is, maar op zodanige wijze en met zodanige bedoeling geschiedt dat zij niettemin als ontuchtig moet worden aangemerkt (vgl. HR 9 januari 1968,NJ1969/24 en HR 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2061). Het hof overweegt dat het aanraken/betasten van een bovenbeen op zichzelf staand nog niet zonder meer ontuchtig is. Doch gelet op de context van het gedrag van de verdachte, mede in het licht bezien van zijn (seksuele) bedoeling en de geuite bewoordingen door hem, is het hof van oordeel dat er wel degelijk sprake is van een ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, waartoe aangeefster door middel van feitelijkheden gedwongen is deze handeling te dulden, welke feitelijkheden bestaan uit het onverhoedse karakter van het gedrag, de psychische kwetsbaarheid van aangeefster en doordat de verdachte achter aangeefster is aangelopen en haar heeft beperkt in haar bewegingsvrijheid.
Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, mede nu zij consistent heeft verklaard. Het enkele feit dat aangeefster in het verleden slachtoffer is geweest van seksueel misbruik, licht verstandelijk beperkt is, chronisch suïcidaal is en lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, doet aan het vorenstaande niet af. Daarbij wijst het hof erop dat haar verklaring in grote mate steun vindt in de verklaring van de verdachte, mede in die feiten en omstandigheden welke door de verdachte niet worden betwist, zoals het aanraken van het been van aangeefster en het stellen van de vraag ‘zal ik je beffen’.
Het verweer van de raadsman dat er sprake is van onvoldoende steunbewijs vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en het vorenoverwogene. Dat geldt eveneens voor het verweer van de raadsman dat erop neerkomt dat de gedragingen van de verdachte niet zijn aan te merken als het door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen,
Hetgeen de verdediging meer of anders heeft aangevoerd vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen alsmede in de overwegingen van het hof.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als op: