In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag van de Belastingdienst met betrekking tot de belasting op personenauto's en motorrijwielen (Bpm). De belanghebbende, die een auto uit Duitsland heeft geïmporteerd, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de naheffingsaanslag, die is gebaseerd op een CO2-uitstoot van 243 gr/km, zoals vermeld op het Duitse kentekenbewijs. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan en de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd. Het hof oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto identiek is aan een referentieauto met een lagere CO2-uitstoot. De stelling van de belanghebbende dat de auto een lagere uitstoot heeft, wordt door het hof verworpen. Ook de door de belanghebbende gestelde waardevermindering wegens het schadeverleden van de auto wordt niet aannemelijk geacht. Het hof concludeert dat de naheffingsaanslag in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.