In deze zaak heeft belanghebbende, een naar Duits recht opgericht beleggingsfonds, een verzoek ingediend om teruggaaf van dividendbelasting voor de boekjaren 2012 tot en met 2014. De inspecteur van de Belastingdienst heeft dit verzoek afgewezen, omdat belanghebbende geen fondsvoorwaarden of andere relevante informatie heeft overgelegd die de aard van het fonds en de voorwaarden waaronder de participatiebewijzen worden verhandeld, verduidelijkt. Ondanks herhaalde verzoeken om deze informatie, heeft belanghebbende niet voldaan aan de eisen die de inspecteur stelde. Het hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet de feiten en omstandigheden heeft aangetoond die nodig zijn om als een niet-transparant lichaam te worden gekwalificeerd volgens de Nederlandse maatstaven. Het beroep op artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting is afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat dividendbelasting ten laste van belanghebbende is ingehouden. Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.