ECLI:NL:HR:2019:1610
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- M.E. van Hilten
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf dividendbelasting voor Japans pensioenfonds en bewijslastverdeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de teruggaaf van dividendbelasting door een Japans pensioenfonds. Het pensioenfonds, dat is opgericht naar Japans recht en gevestigd is in Japan, had verzocht om teruggaaf van dividendbelasting die was ingehouden op dividenden van Nederlandse vennootschappen voor de jaren 2010 en 2011. De Inspecteur had deze verzoeken afgewezen, waarna het pensioenfonds in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof oordeelde dat het pensioenfonds niet in aanmerking kwam voor teruggaaf, omdat het niet aannemelijk had gemaakt dat het de uiteindelijk gerechtigde was tot de dividenden.
De Hoge Raad heeft in cassatie de oordelen van het Hof beoordeeld, met name de bewijslastverdeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste opvatting had over de bewijslastverdeling bij de beoordeling van de vraag of het pensioenfonds de uiteindelijk gerechtigde was. De Hoge Raad stelde vast dat de bewijslast op de Inspecteur rustte om aan te tonen dat het pensioenfonds niet de uiteindelijk gerechtigde was. Gezien deze onjuiste opvatting heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden aan het pensioenfonds, evenals het griffierecht. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van de bewijslastverdeling in belastingzaken en de bescherming van de rechten van buitenlandse rechtspersonen in Nederland.