ECLI:NL:GHSHE:2023:2564

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
200.314.587_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg sociaal plan en vrijwillig vertrekregeling in het kader van reorganisatie bij Fokker Techniek B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Fokker Techniek B.V. over de toepassing van een vrijwillig vertrekregeling in het kader van een reorganisatie. [appellant] is sinds 1990 in dienst bij Fokker en heeft verzocht om gebruik te maken van de vrijwillig vertrekregeling die in het sociaal plan is opgenomen. Fokker heeft dit verzoek afgewezen, omdat volgens hen de regeling niet van toepassing was op de situatie van [appellant]. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, waarop hij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de feiten vastgesteld en is van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de vrijwillig vertrekregeling niet op [appellant] van toepassing is. Het hof heeft daarbij de uitleg van het sociaal plan aan de CAO-norm getoetst en geconcludeerd dat de afspiegelingsregels correct zijn toegepast. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.314.587/01
arrest van 8 augustus 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. R. Sauer te Utrecht,
tegen
Fokker Techniek B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Fokker,
advocaat: mr. S. Lammers te Roosendaal,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 juni 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 maart 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, gewezen tussen [appellant] als eiser en Fokker als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9367419 / CV EXPL 21-2451)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenvonnis van 27 oktober 2021 waarmee een mondelinge behandeling is bevolen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met een productie (en een processtuk uit de eerste aanleg);
  • de memorie van antwoord met een productie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Inleiding en samenvatting
3.1.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. [appellant] is in dienst van Fokker. Bij Fokker heeft een reorganisatie plaatsgevonden met gedwongen ontslagen. Het sociaal plan van Fokker voorziet in een vrijwillig-vertrekregeling. [appellant] wilde gebruik maken van deze regeling, maar Fokker heeft daar niet aan willen meewerken. Volgens Fokker is deze regeling niet van toepassing op de situatie van [appellant]. [appellant] wil via deze procedure Fokker verplichten de regeling op hem toe te passen. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Volgens de kantonrechter heeft Fokker zich terecht op het standpunt gesteld dat de regeling niet van toepassing is. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter. Waarom dat zo is zal hierna worden gemotiveerd.
De feiten
3.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.2.1.
[appellant] is sinds 5 februari 1990 in dienst van (de rechtsvoorgangster van) Fokker op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [appellant] is werkzaam als interior engineer tegen salaris van € 3.934,00 bruto per maand exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Metalektro van toepassing.
3.2.2.
In verband met een reorganisatie binnen GKN Fokker Technologies Holding B.V. is met meerdere vakorganisaties, waaronder FNV, het sociaal plan GKN Fokker Technologies Holding BV 2019-2022 (hierna: het sociaal plan) overeengekomen. Dit sociaal plan is mede van toepassing op medewerkers van Fokker, onder wie [appellant].
3.2.3.
Het op 11 december 2019 ondertekende sociaal plan bepaalt onder artikel A.3 het volgende:
“Werkgever streeft naar het zo veel mogelijk voorkomen van gedwongen ontslagen door natuurlijk verloop en door het aanbieden van een vrijwillig-vertrekregeling. Bij de toepassing van deze regeling honoreert Werkgever binnen wettelijke en fiscale grenzen, verzoeken van medewerkers die vrijwillig hun dienstverband bij Werkgever willen beëindigen met toepassing van dit Sociaal Plan. Zie verder artikel C.2.”
Artikel C.2 van het sociaal plan luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Werkgever biedt binnen wettelijke en fiscale grenzen een vrijwillig-vertrekregeling aan om zo veel als mogelijk gedwongen ontslagen te voorkomen. Op basis van deze regeling kunnen medewerkers in een groep uitwisselbare functies Werkgever verzoeken vrijwillig aangemerkt te worden als boventallige medewerker (Medewerker) en daarmee volledige toepassing van dit Sociaal Plan.
Het aantal verzoeken dat wordt gehonoreerd, is maximaal gelijk aan het vooraf doorWerkgever bepaalde aantal af te bouwen arbeidsplaatsen.
De procedure:
a. Werkgever informeert medewerkers in functies die uitwisselbaar zijn en waarvan een vooraf bepaald aantal arbeidsplaatsen wordt afgebouwd, dat deze medewerkers
kunnen verzoeken om vrijwillig aangemerkt te worden als boventallig.
(…)
c. Werkgever wijst het verzoek toe als met in achtneming van alle verzoeken, de
verzoeker door toepassing van het afspiegelingsbeginsel op de groep
vrijwillige verzoekers, wordt aangewezen als boventallig.”
3.2.4.
In november 2020 heeft Fokker aan [appellant] meegedeeld dat er in zijn functiegroep interior engineers, afbouw plaats diende te vinden.
3.2.5.
[appellant] heeft verzocht om vrijwillig aangemerkt te worden als boventallig.
Bij brief van 1 december 2020 heeft Fokker aan [appellant] meegedeeld dat na objectieve
toepassing van het omgekeerde afspiegelingsbeginsel hij niet is aangewezen om in
aanmerking te komen voor een vrijwillige beëindiging van zijn dienstverband overeenkomstig de regelingen van het sociaal plan. Na toepassing van het afspiegelingsbeginsel bleek gezien de leeftijdsopbouw in de groep af te spiegelen functies
namelijk dat in de leeftijdscategorie van [appellant] geen afbouw hoefde plaats te vinden.
3.2.6.
[appellant] heeft bij brief van 20 december 2020 bij de begeleidingscommissie bezwaar
gemaakt tegen de beslissing van Fokker. Op 26 februari 2021 heeft de bezwaarcommissie naar aanleiding van het bezwaarschrift van [appellant] de afdeling HR van Fokker geadviseerd.
3.2.7.
Bij e-mail van 31 maart 2021 heeft Fokker [appellant] geïnformeerd dat zij het advies van de Begeleidingscommissie niet volgt, vanwege de volgende redenen:
“(…)
1. De Begeleidingscommissie heeft gelijk door te stellen dat de vrijwillig vertrekregeling is bedoeld om zo veel als mogelijk gedwongen ontslagen te voorkomen. Daarom is de vrijwillig vertrekregeling als regeling ingebouwd in het Sociaal Plan. De conclusie van de Begeleidingscommissie dat niet aan deze regel is voldaan door u niet aan te wijzen als vrijwilliger, is niet juist.
Vanuit de gezamenlijke bedoeling een vrijwillig vertrek regeling op te nemen in het
Sociaal Plan, zijn vervolgens de voorwaarden afgesproken met de vakbonden. Die
uitvoeringsvoorwaarden en procesafspraken zijn opgenomen in artikel C.2 van het
Sociaal Plan. Bij punt 2 licht ik toe waarom Fokker Techniek de voorwaarden heeft
gevolgd en niet in strijd met de voorwaarden van de vrijwillig vertrekregeling heeft
gehandeld.
2. Het wettelijke afspiegelingsbeginsel is het instrument dat wordt gebruikt voor de
uitvoering van de vrijwillig vertrekregeling. Aan de start van de reorganisatie bepaalt Fokker Techniek hoeveel medewerkers in een functiegroep wordt afgebouwd. Met dat aantal af te bouwen medewerkers wordt het afspiegelingsbeginsel toegepast op alle leeftijdsgroepen. Toepassing van het afspiegelingsbeginsel gaat uit van medewerkers, niet van Fte.
Op basis van het Sociaal Plan geldt het volgende voor een functiegroep: alle
medewerkers in een functiegroep worden ingedeeld in leeftijdsgroepen. Alleen
medewerkers in de leeftijdsgroepen waar na toepassing van het afspiegelingsbeginsel medewerkers worden aangewezen voor gedwongen afbouw, kunnen zich aanmelden voor vrijwillig vertrek. Medewerkers uit leeftijdsgroepen waar niemand wordt aangewezen, kunnen zich niet aanmelden voor vrijwillig vertrek.
In uw functiegroep moest 1 medewerker worden afgebouwd. Toepassing van het
afspiegelingsbeginsel had als resultaat dat in de leeftijdsgroep 45-54 jaar de afbouw van 1 medewerker moest plaatsvinden. Daarom kon alleen in die leeftijdsgroep een
aanmelding worden gedaan voor vrijwillig vertrek. Medewerkers uit andere
leeftijdsgroepen konden zich niet aanmelden.
Deze werkwijze is afgesproken vakbonden, en ook meerdere keren afgestemd met de
vakbonden. Die afstemming is gedaan omdat eenzelfde soort uitkomst als de uwe
meerdere keren is voorgekomen in andere groepen. Het Sociaal Plan is op de
afgesproken wijze uitgevoerd.
Op basis van deze heroverweging kom ik tot het besluit om het advies van de
Begeleidingscommissie niet te volgen. De werkwijze van Fokker Techniek correct is
geweest.”
3.2.8.
Bij brief van 22 april 2021 heeft [appellant] verzocht om heroverweging van het genomen besluit en om toepassing van de vrijwillig vertrekregeling op hem.
Op 4 juni 2021 heeft Fokker het verzoek om herziening afgewezen.
De vorderingen
3.3.1.
[appellant] heeft (samengevat) gevorderd dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat hij op grond van het sociaal plan in aanmerking komt voor toepassing van de vrijwillige vertrekregeling van Fokker;
en Fokker veroordeelt:
- tot nakoming van het sociaal plan, in die zin dat Fokker hem boventallig verklaart en hem een vaststellingsovereenkomst aanbiedt tot beëindiging van zijn dienstverband met inachtneming van de geldende opzegtermijn en onder toekenning van alle voorzieningen onder artikel D, E en F van het sociaal plan, waaronder de daarin opgenomen vergoeding;
- tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten;
- tot betaling van de wettelijke rente over voornoemde voorzieningen en vergoeding;
- in de proceskosten.
3.3.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen.
3.3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep het hof gevraagd het bestreden vonnis te vernietigen. Verder heeft hij dezelfde vorderingen geformuleerd als de vorderingen die hij bij de kantonrechter had ingesteld en die hiervoor (in 3.3.1) (verkort) zijn weergegeven en verzocht om te bepalen dat Fokker overgaat tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst.
Grief 1
3.4.
[appellant] klaagt met grief 1 over de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Deze grief hoeft niet nader te worden beoordeeld, omdat het hof zelf feiten heeft vastgesteld en bij het vaststellen van de feiten is tegemoetgekomen aan de bezwaren van [appellant] tegen het bestreden vonnis. Het hof zal dus in dit hoger beroep uitgaan van de versie van het sociaal plan die volgens [appellant] op hem van toepassing is. Overigens maakt het voor de uitkomst van dit hoger beroep geen verschil of het hof uitgaat van de versie die volgens [appellant] van toepassing is, of de versie die de kantonrechter als uitgangspunt heeft genomen voor de beoordeling van het geschil.
Grief 2 Toepasselijkheid van de vrijwillig vertrekregeling
3.5.
Grief 2 betreft de kern van het geschil: de vraag of Fokker de vrijwillig vertrekregeling zoals opgenomen in het sociaal plan op [appellant] moet toepassen, hetgeen betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal worden beëindigd onder de in het sociaal plan opgenomen voorwaarden. Het hof is van oordeel dat Fokker dat niet hoeft te doen en overweegt daartoe het volgende.
3.6.
Het gaat in deze zaak om de uitleg van een sociaal plan.
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een sociaal plan de zogeheten CAO-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao (of in dit geval van een sociaal plan) een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
Ook de uitleg van een sociaal plan dat niet als een cao kan worden aangemerkt, moet geschieden aan de hand van de CAO-norm.
Tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang, en de rechtspraak over uitleg heeft als gemeenschappelijke grondslag dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
Het hof verwijst (onder andere) naar HR 26 mei 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA5961, NJ 2000/473), HR 31 mei 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ 2003/110), HR 28 juni 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111), HR 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 DSM/Fox), HR 24 februari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142), HR 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2687 FNV/Condor).
Ook de kantonrechter is hiervan uitgegaan en beide partijen lijken het erover eens te zijn dat het hof deze maatstaf dient toe te passen.
3.7.
Niettemin hebben beide partijen verwezen naar e-mails waaruit volgens hen de juistheid van hun eigen uitleg van het sociaal plan moet worden afgeleid. Gelet op de hiervoor geformuleerde maatstaf kan het hof daar geen conclusies aan verbinden. Het gaat immers steeds (slechts) om e-mails van of naar vakbondsmedewerkers en vakbondsbestuurders, of kaderleden van een vakbond en/of personen van de afdeling HR of juridische afdeling van Fokker. Niet valt in te zien dat of waarom het hier zou gaan om een toelichting die voor de werknemers van Fokker kenbaar is geweest, zodat het hof bij de uitleg van het sociaal plan daarmee geen rekening kan houden. Dat geldt ook voor de toelichting die [appellant] heeft gekregen als kaderlid van FNV, omdat niet is gebleken dat die toelichting niet alleen aan kaderleden is vertrekt maar ook aan andere werknemers van Fokker op wie het sociaal plan van toepassing is. Uit het voorgaande volgt dat het hof bij de uitleg van het sociaal plan geen rekening heeft gehouden met producties voor het eerst overgelegd bij memorie van antwoord waarop [appellant] niet meer heeft kunnen reageren.
3.8.
Voor zover de kantonrechter heeft bedoeld betekenis toe te kennen aan de uitleg die GKN Fokker Technologies Holding B.V. en de vakbondsbestuurder van de Unie hebben gegeven aan de tekst van het sociaal plan, klaagt [appellant] terecht over dat oordeel. Ook wat dat betreft heeft te gelden dat het niet gaat om een voor individuele werknemers kenbare toelichting.
Hetzelfde geldt voor de zogenaamde slides. Volgens [appellant] zijn de slides pas later opgesteld en niet gebruikt om het voltallige personeel in te lichten en daarmee dus niet kenbaar voor anderen dan vakbondsleden van FNV en CNV. Fokker heeft in haar memorie van antwoord aangevoerd dat deze waren opgenomen als bijlage bij het sociaal plan. Het hof is van oordeel dat Fokker dat onvoldoende heeft toegelicht / onderbouwd. Het blijkt niet uit de overgelegde stukken. Daarbij heeft het hof er acht op geslagen dat onderaan iedere pagina van het sociaal plan niet alleen het nummer van de betreffende pagina staat vermeld, maar ook het totaal aantal pagina’s (‘pagina * van 12’) en dat de laatste pagina (pagina 12) eindigt met de tweede pagina van bijlage 1, niet zijnde de slides.
3.9.
Uit het sociaal plan valt duidelijk af te leiden dat met het afspiegelingsbeginsel is bedoeld aan te sluiten bij het wettelijke afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel is in de wet geregeld in artikel 11 van de Ontslagregeling. Dit wettelijke afspiegelingsbeginsel komt er kort gezegd op neer dat bij het vervallen van arbeidsplaatsen de werknemers binnen een categorie met uitwisselbare functies worden ingedeeld per leeftijdsgroep en dat de werknemers met de kortste dienstverbanden uit die leeftijdsgroepen, in aanmerking komen voor ontslag. Anders gezegd, het afspiegelingsbeginsel houdt in dat een afbouw van het personeelsbestand plaatsvindt per leeftijdscategorie (uitgaande van een categorie uitwisselbare functies). Daarbij is in lid 1 van artikel 11 bepaald:
“het aantal werknemers dat per leeftijdscategorie voor ontslag in aanmerking komt, voor zover mogelijk, overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies”. De bedoelde leeftijdsgroepen zijn, voor zover relevant, van 45 tot 55 jaar en vanaf 55 jaar.
3.10.
In de functiecategorie van [appellant] waren destijds drie werknemers werkzaam: twee werknemers in de leeftijdsgroep 45-54 jaar en één werknemer ([appellant]) in de leeftijdsgroep vanaf 55 jaar. Afbouw moest plaatsvinden van één arbeidsplaats. Dat betekende dat afbouw moest plaatsvinden in de leeftijdsgroep 45-54 jaar. Dat volgt immers uit de in 3.9 geciteerde zinsnede van artikel 11 lid 1 Ontslagregeling. In het sociaal plan wordt vermeld dat
“wettelijke (…) grenzen”in acht worden genomen. De wettelijke grens heeft in dit geval tot gevolg gehad dat [appellant] niet de plaats kon innemen van de voor ontslag voorgedragen werknemer, omdat hij niet behoorde tot de leeftijdsgroep waarin afbouw moest plaatsvinden.
Wanneer Fokker het verzoek van [appellant] had gehonoreerd, dan zou zij daarmee de indeling in leeftijdsgroepen hebben genegeerd, hetgeen in strijd is met het afspiegelingsbeginsel.
3.11.
[appellant] heeft erop gewezen dat op het afspiegelingsbeginsel een uitzondering wordt gemaakt wanneer sprake is van een unieke functie. Het hof is van oordeel dat dit geen uitzondering is, maar dat afspiegeling niet aan de orde is bij een unieke functie. Los daarvan, [appellant] had geen unieke functie. [appellant] is van mening dat naar analogie van de regeling voor een unieke functie moet worden gehandeld, omdat hij is aan te merken als ‘unieke verzoeker’. [appellant] was immers de enige binnen de functiecategorie die zich had aangemeld voor vrijwillig vertrek. Het hof ziet geen aanleiding voor toepassing naar analogie. Zoals hiervoor al is vermeld, zou dan in strijd worden gehandeld met het afspiegelingsbeginsel (de afbouw per leeftijdsgroep) en daarmee in strijd met zowel de tekst als de strekking van het sociaal plan en de in dit opzicht duidelijke bedoeling van het sociaal plan.
3.12.
[appellant] heeft er nog op gewezen dat in het sociaal plan ook is bepaald dat Fokker gedwongen ontslagen zoveel mogelijk wil voorkomen en dat Fokker om die reden zijn verzoek toch had moeten toewijzen. Het hof verwerpt ook dit standpunt. Zoals hiervoor al is vermeld is het sociaal plan duidelijk. In het sociaal plan is vermeld dat Fokker gedwongen ontslagen wil voorkomen door een vrijwillig vertrekregeling, maar dat bij de toepassing van die regeling Fokker een verzoek om een vrijwillig vertrek honoreert “
binnen wettelijke (…) grenzen”.
3.13.
Voor zover [appellant] een beroep heeft gedaan op de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW) gaat het hof daaraan voorbij. [appellant] heeft naar voren gebracht dat het werk fysiek te zwaar voor hem wordt, dat hij op instigatie van de Arboarts tijdelijk andere werkzaamheden heeft verricht, dat geweigerd is om zijn functie aan te passen, dat een eigen opzegging om financiële redenen niet mogelijk is en de vrijwillige vertrekregeling een mooie gelegenheid was om zonder financiële druk op zoek te gaan naar andere werkzaamheden, maar dit maakt – in het licht van al het voorgaande - niet dat Fokker de vrijwillig vertrekregeling op hem moet toepassen.
Grief 3 proceskosten
3.14.
Grief 3 heeft betrekking op de proceskosten en op de buitengerechtelijke incassokosten. Uit het voorgaande volgt dat het hof van oordeel is dat [appellant] terecht is veroordeeld in de proceskosten en dat zijn vordering ter zake buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar is.
Slotsom
3.15.
Het hof is van oordeel dat de grieven niet slagen en dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. Het hof zal [appellant] veroordelen in de proceskosten in hoger beroep en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door Fokker is gevraagd. Het hof zal de nakosten niet opnemen in het dictum, omdat een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Fokker op € 783,00 aan griffierecht en op € 1.183,00 aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Smorenburg, M. van Ham en A.J. van de Rakt en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 augustus 2023.
griffier rolraadsheer