Ter zitting in hoger beroep is hieraan door en namens [verzoeker] - zakelijk weergegeven - nog het volgende toegevoegd. In de eindbeschikking hanteert de rechtbank een dubieuze visie. Er staat immers eerst dat er geen nieuwe uitdelingslijst is en er dus geen verzet mogelijk is, maar even verderop staat dat [verzoeker] geen belang heeft bij een verzet. Dat is geen duidelijke lijn van de rechtbank. [verzoeker] heeft wel belang bij een hernieuwd verzet tegen de uitdelingslijst. De rechtbank zegt dat een inhoudelijke beoordeling niet mogelijk is, maar [verzoeker] stelt dat er weliswaar geen verzet mogelijk is tegen de slotuitdelingslijst, maar wel tegen de voorlopige uitdelingslijst. Het is juist dat [verzoeker] geen cassatie heeft ingesteld, maar hij heeft wel een cassatieadvocaat benaderd. Omdat de rechtbank in het vonnis een paar onjuiste data vermeld had lukte het deze advocaat echter niet om binnen acht dagen een cassatieverzoek op te stellen. Hij beschikte immers niet over het volledige procesdossier. Derhalve is [verzoeker] nu bij het hof wel ontvankelijk.
Er loopt nog een dagvaardingsprocedure tegen de vereffenaar ex artikel 4:223 BW bij de kantonrechter. Die procedure is gestart op 30 september 2017 en staat nu in verband met andere procedures – waaronder deze procedure - op de parkeerrol. Er is een tussenvonnis gewezen waarbij een comparitie van partijen is bepaald. Partijen hebben om een aanhouding van die comparitie verzocht in verband met de in dit hoger beroep te geven eindbeschikking.
De communicatie met de vereffenaar is slecht, in 2016 zei de vereffenaar dat ze alleen nog maar via zijn advocaat met [verzoeker] wilde communiceren. De vereffenaar vertegenwoordigt zes van de zeven erfgenamen, maar omdat [verzoeker] altijd de financiën van moeder geregeld heeft is hij nu “de pineut”. Toen de vereffenaar het testament van vader opvroeg bleek ineens dat [verzoeker] al sinds 1978 de eigenaar was van de woning en de inboedel en het vruchtgebruik. Maar daar ging de vereffenaar verder niet op in, zij hield dat geheim.
De broer en zussen van [verzoeker] zijn ook allemaal eigenaar, maar [verzoeker] was de enige die nog thuis woonde. Hij had dus een onderhoudsplicht van 1978 tot 2014 en deed ook drie keer per week het huis en de tuin. Daar heeft hij voor € 130.000,00 aan eigen geld ingestoken. Hij was de volle (mede-)eigenaar tot 2014 en daarna de blote eigenaar.
Het is een complexe zaak en dit is geen nodeloos hoger beroep, dus ook geen misbruik van procesrecht. Er is wel kracht van gewijsde, maar de dagvaardingsprocedure loopt nog. Bij de uitspraak van 1 februari 2017 liep de rechter te ver voor de muziek uit.
Tot slot merkt [verzoeker] ten aanzien van de proceskosten op dat hij geen misbruik van recht maakt, hij benadeelt de overige erfgenamen niet, hij heeft ze juist bevoordeeld want de woning is in de loop der jaren steeds meer waard geworden.