Uitspraak
5.Vooraf
6.De beschikking van 26 augustus 2021 (zaaknummer 200.294.085/01)
7.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
8.De feiten
.De echtscheidingsbeschikking is op 21 september 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
9.De omvang van het geschil
10.De motivering van de beslissing
vrouwstelt dat haar behoefte aan de hand van de hofnorm dient te worden vastgesteld (prod. 8).
manheeft de toepassing van de hofnorm niet betwist. Het hof zal daarom de op de hofnorm gebaseerde behoefteberekening van de vrouw, ter mondelinge behandeling overgelegd als productie 8, tot uitgangspunt nemen. Uit die behoefteberekening blijkt een huwelijksgerelateerde behoefte van € 1.880,-- netto per maand ofwel € 2.543,-- bruto per maand.
manis het er niet mee eens dat de (netto) vergoeding die hij op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) ontvangt in de behoefteberekening is betrokken. De man betoogt dat die vergoeding geen inkomen is, maar een immateriële schadevergoeding in verband met zijn psychische schade die is ontstaan tijdens de tweede wereldoorlog. Het is een hoogst persoonlijk recht, waarmee bij de bepaling van de behoefte van de vrouw geen rekening dient te worden gehouden. Subsidiair doet de man een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
vrouwbetoogt dat de Wubo-uitkering wel bij de vaststelling van haar behoefte dient te worden betrokken omdat partijen daar tijdens het huwelijk ook altijd van hebben geleefd.
hofvolgt de man hierin niet. De hoogte van de behoefte van de vrouw is onder meer gerelateerd aan de welstand tijdens het huwelijk. Bij de bepaling van de hoogte van de behoefte dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Dit betekent dat de rechter zowel in aanmerking zal moeten nemen wat de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk zijn geweest als een globaal inzicht zal moeten hebben in het uitgavenpatroon in dezelfde periode om daaruit te kunnen afleiden in welke welstand partijen hebben geleefd. De behoefte zal daarnaast zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten - en gelet op de welstand redelijke - kosten van levensonderhoud door de rechter worden bepaald.
vrouwstelt dat zij niet zelfstandig inkomsten kan verwerven en dus niet in haar huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien. Zij voert daartoe aan dat zij nog maar zeer beperkt bemiddelbaar is vanwege haar leeftijd, de traditionele rolverdeling in het huwelijk en de gewijzigde omstandigheden op de arbeidsmarkt door (onder meer) corona. De in het geding gebrachte sollicitaties laten zien dat zij haar uiterste best doet om een baan te krijgen. Tot op heden is dat nog niet gelukt (prod. 3 en prod. 5).
manbetoogt dat de vrouw volledig in haar huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien. Dit kan ook van haar worden verwacht. Zij ontvangt een ouderdomspensioen van € 527,09 bruto per maand en daarnaast moet zij in staat worden geacht in ieder geval 75% van het minimumloon te verdienen. Zij heeft een goede opleiding genoten en in het verleden de nodige werkervaring opgedaan. Niet alle door de vrouw in het geding gebrachte sollicitaties zijn even relevant.
hofoverweegt als volgt.
hofuit van de volgende gegevens.
vrouwstelt dat op grond van de redelijkheid en billijkheid afgeweken dient te worden van een verdeling bij helfte, gezien ‘de feiten en omstandigheden en factoren die in deze [echt]scheiding een rol spelen’, waaronder de afspraak dat het volledige vermogen aan de vrouw zou toekomen als nabestaandenregeling/pensioenvoorziening en om in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien.
manheeft weersproken dat de door de vrouw gestelde omstandigheden dusdanig uitzonderlijk zijn dat deze een afwijking van de verdeling bij helfte rechtvaardigen.
hofoordeelt als volgt.
rechtbankheeft het volgende overwogen:
vrouwstelt dat zij heeft gedwaald omtrent de waarde van de woning omdat zij door haar toenmalige advocaat niet juist is voorgelicht. Door het optellen van alle bonnetjes, heeft zij kunnen aantonen wat de investering in de woning is geweest, maar dat is geen manier om de waarde van de woning te bepalen. Zij voelde zich gedwongen om de waarde te accepteren. De woning is zeker € 285.000,-- waard. Er dient een onafhankelijk taxatierapport te worden vastgesteld.
manbetoogt dat partijen zonder enig voorbehoud een afspraak hebben gemaakt over de waarde waartegen de woning aan hem zal worden, en inmiddels is, toegedeeld.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft bepaald dat de inboedel zal worden verkocht en de opbrengst bij helfte tussen partijen zal worden gedeeld. Voor de auto is de rechtbank uitgegaan van de door de man gestelde (en onderbouwde) waarde van € 6.600,--.
vrouwstelt dat de totale waarde van de inboedel en de auto samen ten onrechte niet is bepaald op € 20.000,--. De man dient haar € 10.000,-- te betalen of de inboedel dient te worden verkocht. De waarde van de inboedel en de auto moet door onafhankelijk deskundigenonderzoek worden vastgesteld.
manheeft gemotiveerd verweer gevoerd en een grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank. Zijn grief houdt in dat van verkoop van de volledige inboedel en verdeling van de opbrengst geen sprake meer kan zijn omdat de vrouw de waardevolle inboedelgoederen bij haar vertrek uit de woning heeft meegenomen. De waarde van de auto is € 6.600,--. De vrouw kent aan de inboedel dus een waarde toe van € 13.400,--. De inboedel die zij reeds heeft meegenomen kan tegen die waarde aan haar worden toegedeeld tegen betaling aan hem van € 6.700,--, subsidiair € 3.330,-- (het bedrag waarvoor de man ten aanzien van de auto is overbedeeld). De inboedel is echter geen € 13.400,-- waard maar maximaal € 1.000,--.
vrouwheeft betwist dat zij de waardevolle goederen uit de woning heeft meegenomen. Volgens haar is alles wat van waarde is, nog in de woning aanwezig.
hofis, gezien de (tegenstrijdige) stellingen van partijen omtrent de inboeldelgoederen en de waarde daarvan, van oordeel dat de inboedel, zoals ook de rechtbank heeft beslist, inclusief de inboedelgoederen die op de lijst van de vrouw (prod. 8) vermeld staan, dienen te worden verkocht waarna de opbrengst bij helfte tussen partijen dient te worden gedeeld. Het hof zal de andersluidende verzoeken van partijen afwijzen. Grief 7 van de vrouw faalt, evenals grief 1 in het incidenteel appel van de man.