Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
.
2.Feiten
Werkkostenregeling
kuntdus wel gebruik maken van de gerichte vrijstellingen van de werkkostenregeling, alleen voldoet u in dit geval niet aan de voorwaarden omdat [bedrijf] (uw materieel werkgever) de kosten niet vooraf heeft gespecificeerd.
[hof: bedoeld zal zijn € 121.458 [5] ]bedraagt. De inspecteur staat wel een aftrek van € 344 toe in verband met de PRSI (EE) en € 138, alsmede een vermindering van € 1.454 wegens gebruik van de vrije ruimte van 1,2% volgens de werkkostenregeling. De inspecteur kondigt aan aldus uit te gaan van een belastbaar loon van € 119.660.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
voorafmoet worden gespecificeerd. Artikel 31, lid 1, onderdeel f, Wet LB bepaalt enkel dat de inhoudingsplichtige de vergoedingen en verstrekkingen dient aan te wijzen. Het hof gaat er daarbij vanuit, nu geen voorwaarden aan de aanwijzing zijn verbonden, dat de aanwijzing vormvrij is. Of een vergoeding of verstrekking is aangewezen zal doorgaans volgen uit de loonadministratie, op het moment dat de werknemer de vergoeding of verstrekking geniet. In een dergelijk geval zal, naar het oordeel van het hof sprake zijn van een aanwijzing als de vergoeding of verstrekking niet tot het loon van de werknemer is aangemerkt is en de vergoeding of verstrekking onder het bereik van artikel 31a, lid 2, onderdelen a tot en met i (tekst 2016) Wet LB valt.
niet volledigvolgen in zijn primaire standpunt. In dat opzicht werpt het hof het gebrek aan reactie niet volledig aan belanghebbende tegen. Bij gebrek aan concrete stellingname van belanghebbende over de kostenposten en het gebruikelijkheidscriterium (zie 4.14) ziet het hof echter geen aanleiding om een hoger bedrag onder de gerichte vrijstelling te scharen dan de inspecteur in zijn subsidiaire standpunt voorstaat. In zoverre volgt het hof de inspecteur dus wel in zijn primaire en subsidiaire standpunt. En in zoverre werpt het hof het gebrek aan reactie dus wel tegen aan belanghebbende.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, maar alleen voor zover deze betrekking hebben op de 6.2a-beschikking voor het jaar 2015, de aanslag IB voor het jaar 2016 en de daarbij genomen belastingrentebeschikking;
- verhoogt de bij 6.2a-beschikking vastgestelde restant PGA ultimo 2015 tot € 31.555;
- vermindert de aanslag IB voor het jaar 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.064 en een via aftrek ter voorkoming van dubbele belasting vrij te stellen inkomen van € 14.316, en vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van de zaken in beroep en hoger beroep van, in totaal, € 229 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank en het hof van in totaal € 3.415,50.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).