Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [beschermingsbewindvoerder ] , hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder, en
- [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
- de brief van de bewindvoerder van 18 november 2022 met bijlagen waarin om bewaking van de beschermingsbewindvoerder wordt verzocht;
- de brief met bijlagen (reactie op beroepschrift met bijlagen nr. 1 tot en met 17) van de bewindvoerder van 18 november 2022, ingekomen ter griffie van dit hof op diezelfde datum.
3.De beoordeling
- De rechtbank benoemt en onderbouwt niet welke nieuwe schulden zijn ontstaan, maar spreekt alleen over een totale schuld van ongeveer € 4.700,-, waaronder ook een schuld inzake de warmteafrekening.
- Appellanten zijn er niet mee bekend dat er een nieuwe schuld zou zijn aan de energieleverancier. Daarom konden zij over deze vermeende nieuwe schuld geen standpunt innemen op de eindzitting en had de rechtbank deze schuld buiten beschouwing moeten laten. Bovendien is het, vanwege de onbekendheid ervan, onbegrijpelijk dat deze schuld volgens de rechtbank voor rekening van appellanten komt.
- Het is onduidelijk wat de rechtbank bedoelt met hetgeen is overwogen over de belastingaangiften. Bedoelt de rechtbank te zeggen dat door het feit dat appellanten zelf belastingaangiften hebben gedaan nieuwe schulden zijn ontstaan, welke schulden aan appellanten te wijten zijn? In dat geval benoemt en onderbouwt de rechtbank niet op welke nieuwe schulden de rechtbank doelt en waarom deze nieuwe schulden door toedoen van appellanten zijn ontstaan.
- Appellanten erkennen dat zij zelf hun belastingaangiften hebben gedaan. De beschermingsbewindvoerder heeft hen echter nooit medegedeeld dat zij dit niet mochten doen vanwege het beschermingsbewind. Voor zover er nieuwe schulden aan de Belastingdienst zijn ontstaan, dan begrijpen appellanten niet waarom de beschermingsbewindvoerder niet heeft ingegrepen (bijvoorbeeld in bezwaar gaan / terugdraaien van de belastingaangiften).
- Als de beschermingsbewindvoerder geen blaam treft inzake de terugvordering van de huurtoeslag 2020 – vanwege de wisselende inkomsten –, dan staat buiten kijf dat deze terugvordering ook niet aan appellanten is toe te rekenen.
- In de onderhavige situatie is er geen sprake van nieuwe schulden die zijn ontstaan door overbesteding of verkeerde keuzes in de omgang met geld. Vergelijk rechtbank Den Haag 1 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:691.
- Gelet op bovengenoemde omstandigheden nemen appellanten dan ook het standpunt in dat de nieuwe schulden aan de Belastingdienst niet aan appellanten kunnen worden toegerekend en dat daarom aan appellanten de schone lei toekomt.
- Mocht het hof van oordeel zijn dat de nieuw ontstane schulden wel toegerekend kunnen worden aan appellanten, dan zijn appellanten op grond van artikel 354 lid 2 Fw van oordeel dat deze nieuwe schulden, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing moet blijven. Appellanten verwijzen hiervoor naar de hierboven geschetste omstandigheden.
- Een verlenging dient ervoor om een saniet een tweede kans te geven door in een verlenging de niet nagekomen verplichtingen te compenseren. Van deze situatie is hier geen sprake, omdat de beschermingsbewindvoerder een regeling zal treffen met de Belastingdienst om de nieuwe schulden af te betalen. Zodoende schiet het verlengen van de schuldsaneringsregeling teneinde de nieuwe schulden aan de Belastingdienst te voldoen zijn doel voorbij, aldus appellanten.
- De afrekening voor warmte 2020 voor de woning was € 1.414,07 (bijlage 10). Appellanten zijn hiervan op de hoogte, omdat deze schuld voor het bewind op de rekening en verantwoording over de jaren 2020 en 2021 is vermeld en appellanten deze “rekening en verantwoording” voor akkoord hebben ondertekend (bijlagen 11 tot en met 13).
- De schulden voor de toeslagen zijn ontstaan door wisselende inkomsten van [appellant 1] en het feit dat de beschermingsbewindvoerder geen mogelijkheid heeft gehad om het totale bruto jaarinkomen correct bij de Belastingdienst door te geven. Appellanten hebben hun DigiD’s niet aan de beschermingsbewindvoerder willen geven. Het is dan voor een beschermingsbewindvoerder niet mogelijk om in te loggen op de website van de Belastingdienst voor het aanpassen van het inkomen. De bewindvoerder is van mening dat het dan de verantwoordelijkheid is van appellanten om voor de toeslagen een schatting van het totale bruto jaarinkomen door te geven.
- Een van de taken van een beschermingsbewindvoerder is het indienen van de jaarlijkse aangifte van de inkomstenbelasting. Appellanten hebben echter de beschermingsbewindvoerder gepasseerd. Zij hebben onder andere voor de jaren 2020 en 2021 zelf hun aangiften inkomstenbelasting ingediend en deze niet ter controle voorgelegd aan de beschermingsbewindvoerder. Dit heeft geresulteerd in een terugvordering van de inkomstenbelasting van € 1.245,00 en € 600,00 voor respectievelijk 2020 en 2021. Het herziene overzicht van de nieuwe schulden op 18 november 2022 is door de bewindvoerder bijgevoegd (bijlage 15).
- Belastingdienst IB 2020 € 1.245,00
- Belastingdienst navordering IB 2021 € 600,00
- Belastingdienst huurtoeslag 2021 € 359,00
- Boedel terugvordering verrekening IB 2021 € 1.078,00
- Woonzorg Nederland afrekening warmte 2020 € 664,07