ECLI:NL:RBDHA:2021:691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
C/09/15/867 R en C/09/15/868 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van schuldsaneringsregelingen met schone lei en beoordeling van tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaren, geboren in 1978 en 1979. De rechtbank heeft eerder, op 7 december 2015, de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken en heeft sindsdien de looptijd van deze regeling meerdere keren verlengd. De bewindvoerder heeft op 13 januari 2021 verslag uitgebracht over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 25 januari 2021 zijn de schuldenaren, bijgestaan door hun advocaat, gehoord. De rechtbank heeft beoordeeld of de schuldenaren tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder meldde meerdere tekortkomingen, waaronder een tekortkoming in de sollicitatieplicht van de schuldenares en nieuwe schulden aan de belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tekortkomingen van geringe betekenis zijn en dat de schuldenaren voldoende inspanningen hebben geleverd om aan hun verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tekortkomingen niet aan de schuldenaren kunnen worden toegerekend, en heeft besloten dat de schuldsaneringsregeling eindigt met een 'schone lei'. De rechtbank heeft ook de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld en het vastrecht bepaald.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummers: C/09/15/867 R en C/09/15/868 R
Vonnis van 1 februari 2021
in de zaak van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
-en-
[schuldenares]
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
beiden wonende te [adres, postcode en woonplaats],
hierna: schuldenaar/schuldenares/schuldenaren,
advocaat: mr. J.M. van der Linden.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 7 december 2015 is ten aanzien van schuldenaren de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. R.G.C. Veneman tot rechter-commissaris en van, laatstelijk, K.F. Petridis, kantoorhoudende te Leidschendam, tot bewindvoerder.
1.2
Bij vonnis van 28 februari 2017 heeft de rechtbank de looptijd van de regelingen verlengd met 13 maanden, tot 7 januari 2020.
1.3
Bij vonnis van 13 januari 2020 heeft de rechtbank de looptijd van de regelingen verlengd met 11 maanden, tot 22 december 2020.
1.4
De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw) schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.5
Bij brief van 13 januari 2021 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
1.6
Op 25 januari 2021 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. M.A.T. Noordzij, namens de bewindvoerder, en schuldenaren, bijgestaan door mr. J.M. van der Linden, zijn ter zitting verschenen en gehoord. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 20 december 2020 verstreken. De rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaren tijdens de schuldsaneringsregeling, tekort zijn geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaren kan worden toegerekend. Ingeval van een toerekenbare tekortkoming, kan de rechter daarbij bepalen dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing blijft.
2.2
De bewindvoerder heeft te kennen gegeven dat sprake is van meerdere tekortkomingen, te weten: 1) in de sollicitatieplicht van schuldenares; 2) het laten ontstaan van nieuwe schulden aan de belastingdienst van circa € 4.100,- als gevolg van opgelegde aanslagen huur- en zorgtoeslag; 3) een boedelachterstand van circa € 1.800,-. De bewindvoerder beschouwt dit als een belemmering voor beëindiging van de schuldsaneringsregelingen met de zogenoemde “schone lei”.
De inspanningsverplichting
2.3
Schuldenaar werkt sinds de aanvang van de schuldsaneringsregeling fulltime en werkt geregeld over, deze extra inkomsten zijn afgedragen aan de boedel. Schuldenares heeft in de periode van januari 2017 t/m november 2019 voldaan aan haar sollicitatieplicht. In de daaropvolgende periode heeft zij wel gesolliciteerd, maar minder dan 4x per maand. Per juni/juli 2020 werkt schuldenares via een uitzendbureau gemiddeld 33 uur per week. Ter zitting heeft zij aangegeven zeer blij te zijn met haar werk en hier veel voldoening uit te halen. Gezien de looptijd van de regeling (ruim 5 jaar) en gelet op het feit dat schuldenares inmiddels werkt, moet worden geoordeeld dat de tekortkoming in de sollicitatieplicht dusdanig gering is dat deze buiten beschouwing kan blijven.
Nieuwe schulden aan de Belastingdienst
2.4
Het is de rechtbank gebleken dat de schulden aan de belastingdienst thans nog circa € 3.000,- bedragen. Schuldenaren hebben ter zitting aangegeven dat deze schulden het gevolg zijn van wisselende inkomsten, waardoor in de loop van het jaar het recht op toegekende toeslagen minder werd of zelfs verdween. Schuldenaren hebben aangegeven dat zij de wijzigingen in hun inkomsten tijdig hebben doorgegeven, maar dat deze niet direct door de belastingdienst zijn verwerkt. Schuldenaren hebben voorts aangegeven dat zij contact hebben met de belastingdienst over de omvang van deze schulden en de afbetaling daarvan. Nu geen sprake is van nieuwe schulden door overbesteding of verkeerde keuzes in de omgang met geld, moet worden geoordeeld dat sprake is van een tekortkoming die schuldenaren niet kan worden toegerekend.
Boedelbijdrage gedurende 5 jaar
2.5
Schuldenaren zijn gedurende 5 jaar gehouden geweest tot de afdracht van een boedelbijdrage. Inmiddels is een zeer groot bedrag van € 34.982,97 gespaard. Schuldenaren hebben hiermee laten zien dat zij meer dan hun best hebben gedaan om zoveel mogelijk geld voor hun schuldeisers te sparen.
In het eerste jaar van de regeling is een forse achterstand ontstaan in de betaling van de boedelbijdrage. Deze achterstand is inmiddels ingelopen, op een bedrag van € 1.758,50 na. Gelet op de looptijd van de regeling, alsmede gelet op de hoogte van het gespaarde actief moet worden geoordeeld dat de thans nog aanwezige boedelachterstand als gering moet worden aangemerkt.
2.6
Gelet op alle inspanningen die schuldenaren de afgelopen vijf jaar hebben verricht moet worden geoordeeld dat de aanwezige tekortkomingen dusdanig gering zijn dat deze niet in de weg staan aan het verlenen van de ‘schone lei’. Door de schuldeisers zijn geen redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen en van zodanige redenen is ook niet gebleken. De rechtbank zal beslissen zoals hierna vermeld. Kort gezegd brengt deze beslissing mee dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van schuldenaren eindigt met de zogenoemde “schone lei”.
2.7
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaren toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten;
-bepaalt dat deze tekortkomingen gezien haar geringe betekenis buiten beschouwing blijven;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaren zijn geëindigd op 22 december 2020;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 6.899,67 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting);
- stelt het vastrecht vast op € 1.314,-.
Gewezen door mr. A.C.M. Höppener, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2021 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.