ECLI:NL:GHSHE:2022:3838

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
200.317.746_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen passeren wrakingsverzoek door de rechtbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen het passeren van een wrakingsverzoek door de rechtbank. Verzoekers hebben op 18 oktober 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter H.H. Dethmers in een lopende procedure. Dit verzoek werd niet ondertekend door een advocaat, wat in strijd is met artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Na een eerdere waarschuwing over het ontbreken van een advocaat en de hersteltermijn volgens artikel 281 Rv., werd het verzoek in hoger beroep buiten behandeling gesteld. De wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 7 november 2022 de beslissing genomen om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het verzoek niet aan de vereisten voldeed. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen uitspraak was gedaan door de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, en dat de rechter het wrakingsverzoek naast zich neer had gelegd. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat verzoekers bekend waren met de verplichting om een verzoekschrift in te dienen bij een advocaat, en dat er geen aanleiding was om een hersteltermijn te verlenen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer wraking: 200.317.746/01
datum beslissing: 7 november 2022
beslissing van de wrakingskamer op het hoger beroep, ingesteld tegen “de uitspraak d.d. 18 oktober 2022 van een wrakingskamer, naar aanleiding van een verzoek tot wraking d.d. 18 oktober 2022, gericht tegen rechter H.H. Dethmers (…)”
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
vertegenwoordigd door [bestuurder] , bestuurder,
hierna te noemen: verzoekers.

1.Het procesverloop

1.1
Bij per e-mail verzonden verzoekschrift aan de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 18 oktober 2022 hebben verzoekers medegedeeld “een nieuw wrakingsverzoek in te dienen jegens de behandelend rechter, namelijk dhr. Dethmers in zijn functie als (kanton)rechter in de procedure met uw kenmerk 89773835 CV EXPL 21-293.” De zaak 89773835 CV EXPL 21-293 wordt hierna ook aangeduid als de hoofdzaak.
1.2
Bij brief van (de wrakingskamer van) de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 oktober 2022 aan verzoekers is daarop als volgt gereageerd:
“Naar aanleiding van het door u ingediende wrakingsverzoek d.d. 18 oktober 2022 inzake 8977835 CV 21-293 deel ik u hierbij mede dat conform de uitspraak van de wrakingskamer d.d. 18 juli 2022 (zaaknummer 307376 HARK 22-189) uw wrakingsverzoek van gisteren niet in behandeling wordt genomen. In de bijlage treft u een afschrift van deze uitspraak aan.”
1.3
Verzoekers hebben bij per e-mail gezonden brief van 19 oktober 2022 aan de wrakingskamer van het gerechtshof medegedeeld “beroep aan te tekenen tegen de uitspraak d.d. 18 oktober 2022 van een wrakingskamer, naar aanleiding van een verzoek tot wraking d.d. 18 oktober 2022, gericht tegen rechter H.H. Dethmers, in de procedure met kenmerk C/03/305396 HA RK 22-147 (zie bijlage 1).” Enkele minuten later hebben verzoekers per e-mail “een ondertekend exemplaar van het ingediend hoger beroepschrift d.d. 19 oktober 2022” gestuurd.

2.De beoordeling

2.1
De wrakingskamer van het hof is ambtshalve bekend met zijn beslissing van 6 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3634. Deze uitspraak had betrekking op een hoger beroep van de uitspraak van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 juli 2022 met zaaknummer C/03/305396 HA RK 22-147. Gelet hierop en op het in het verzoek van 18 oktober 2022 (zie 1.1) genoemde zaaknummer in de hoofdzaak, gaat de wrakingskamer ervan uit dat het zaaknummer C/03/305396 HA RK 22-147 genoemd in brief van 19 oktober 2022 aan de wrakingskamer (1.3) op een vergissing berust en dat het gaat om een hoger beroep op het “nieuwe wrakingsverzoek” in de hoofdzaak.
2.2
De wrakingskamer van het hof heeft, gelet op het vermelde in de 1.2 genoemde brief van de rechtbank Limburg, ambtshalve inlichtingen ingewonnen bij de rechtbank. Daaruit is gebleken dat er géén uitspraak door de wrakingskamer is gedaan maar dat de rechter van wie de wraking is verzocht op de voet van de uitspraak van de wrakingskamer van de rechtbank van 18 juli 2022 (zaaknummer 307376 HARK 22-189) het wrakingsverzoek naast zich neer heeft gelegd en de behandeling van de hoofdzaak heeft voortgezet.".
2.3
In de in 2.1 genoemde beslissing van 6 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3634, heeft de wrakingskamer (onder verwijzing naar zijn eerdere uitspraken in wrakingszaken van verzoeker(s) van 22 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1795, 24 februari 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2840 en 18 augustus 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2873) verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de bestreden beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg van 28 juli 2022.
2.4
In 2.5 van de uitspraak van 6 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3634, staat:

De laatste alinea van de brief van 19 september 2022 van de coördinator van de wrakingskamer aan verzoekers luidt: “Ten slotte: de herhaling van zetten die door u wordt toegepast met betrekking tot (als gezegd: in beginsel niet appellabele) uitspraken van de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg door indiening niet bij advocaat van (“voorlopig pro forma”) beroepschriften rechtvaardigt geen gelegenheid meer tot herstel, Immers u wéét van de verplichting tot indiening bij advocaat en u laat dat kennelijk welbewust na. U dient er daarom rekening mee te houden dat in een eventueel volgend geval de wrakingskamer u geen gelegenheid meer geeft tot herstel van het verzuim.”
De wrakingskamer neemt deze alinea over en attendeert verzoekers nogmaals op de mogelijkheid dat de wrakingskamer in een eventueel volgend geval verzoeker(s) geen gelegenheid meer geeft tot herstel van het verzuim.”
2.5
De wrakingskamer stelt vast dat de in 1.3 genoemde brief (appelschriftuur) van 19 oktober 2022 niet is ingediend, althans ondertekend, door een advocaat.
2.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de wrakingskamer, gegeven de bekendheid van verzoekers tot indiening van een verzoekschrift in hoger beroep bij advocaat, geen aanleiding tot het verlenen van een hersteltermijn als bedoeld in artikel 281 lid 1 Rv.
Nu er niet is gebleken van “de uitspraak d.d. 18 oktober 2022 van een wrakingskamer” als bedoeld in de in 1.3 genoemde brief/appelschriftuur, deze brief/appelschriftuur geen gronden van beroep bevat en niet is ingediend bij advocaat, stelt de wrakingskamer deze buiten behandeling.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
- stelt de in 1.3 genoemde brief/appelschriftuur buiten behandeling;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, haar wederpartij en de rechtbank Limburg en de rechter van wie de wraking was verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, J.I.M.W. Bartelds en E.H. Schulten, in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Fransen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022.