ECLI:NL:GHSHE:2022:2840

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
200.306.420_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen wrakingsbeslissing van de rechtbank Limburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een wrakingsbeslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht. Verzoekers, bestaande uit een B.V. en haar bestuurder, hebben op 14 oktober 2021 een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek werd op 11 november 2021 door de wrakingskamer van de rechtbank Limburg behandeld, waarna op dezelfde dag mondeling uitspraak werd gedaan. Op 8 februari 2022 hebben verzoekers aangegeven in hoger beroep te willen komen tegen deze beslissing. Echter, het hoger beroep voldeed niet aan de vereisten, omdat het niet was ingediend door een advocaat, wat verplicht is in dergelijke zaken. Verzoekers kregen de kans om dit verzuim te herstellen, maar vroegen op 21 februari 2022 om een verlenging van de termijn, wat werd afgewezen. Op 23 februari 2022 dienden zij een wrakingsverzoek in tegen de voorzitter van de wrakingskamer, wat door de wrakingskamer als misbruik van procesrecht werd beschouwd. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat verzoekers het verzuim niet hebben hersteld. De beslissing werd op 24 februari 2022 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer wraking: 200.306.420/01
datum beslissing: 24 februari 2022
beslissing van de wrakingskamer op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing
van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitgesproken op 11 november 2021 en op schrift gesteld op 17 november 2021 met zaaknummer C/03/297727 / HA RK 21-334,
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
vertegenwoordigd door [verzoeker sub 2] , bestuurder,

2.[verzoeker sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers.

1.Het procesverloop

1.1
Tijdens de behandeling ter zitting op 14 oktober 2021 is in de zaak met nummer 8977835 CV EXPL 21-293 door verzoekers een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek is door de wrakingskamer van de rechtbank Limburg behandeld op 11 november 2021. Op diezelfde dag heeft de wrakingskamer van de rechtbank Limburg mondeling uitspraak gedaan.
1.2
Verzoekers hebben bij brief van 8 februari 2022 medegedeeld in hoger beroep te komen tegen deze beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg.
1.3
Bij brief van 9 februari 2022 heeft de wrakingskamer verzoekers er op gewezen dat het hoger beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen daarvan nu dit niet is ingediend door een advocaat terwijl dat in zaken als de onderhavige, waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt, wel verplicht is. Verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen twee weken te herstellen.
1.4
Op 21 februari 2022 hebben verzoekers bij per e-mail gestuurde brief verzocht om de gegeven termijn te verlengen. Dat verzoek is namens de voorzitter van de wrakingskamer, eveneens per e-mail, afgewezen op 22 februari 2022.
1.5
Op 23 februari 2022 hebben verzoekers bij per e-mail gestuurde brief medegedeeld de voorzitter van de wrakingskamer te wraken.

2.De wraking van de voorzitter

2.1
De wrakingskamer stelt vast dat, blijkens het vermelde in de in 1.5 genoemde brief, het wrakingsverzoek tegen de voorzitter kennelijk (uitsluitend) is ingegeven om een verlenging van de hersteltermijn te krijgen. Daarmee wordt evident misbruik gemaakt van de mogelijkheid een wrakingsverzoek in te dienen. De wrakingskamer zal daarom het wrakingsverzoek tegen de voorzitter buiten behandeling stellen.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
De wrakingskamer heeft geconstateerd dat het hoger beroep van verzoekers niet voldoet aan de vereisten voor het indienen daarvan aangezien het niet is ingediend/medeondertekend door een advocaat. Verzoekers zijn bij brief van 9 februari 2022 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen.
In reactie op de brief van 9 februari 2022 hebben verzoekers op 21 februari 2022 per e-mail verzocht om de gegeven termijn te verlengen. Dat verzoek is afgewezen op 22 februari 2022. Daarbij is door de wrakingskamer gewezen op een uitspraak van de wrakingskamer in een eerdere wrakingszaak van [verzoeker sub 1] , Hof ’s Hertogenbosch, 22 januari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2020:1795. Uit deze uitspraak volgt dat [verzoeker sub 1] en haar bestuurder - verzoeker sub 2. - reeds voor indiening van het verzoekschrift in appel in déze zaak op de hoogte waren van het vereiste dat een hoger beroep ingediend dient te worden door een advocaat.
3.2
Verzoekers hebben het verzuim niet hersteld en kunnen reeds daarom in het hoger beroep niet worden ontvangen.
3.3
Op grond van het vorenstaande is het door verzoekers ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk. Gelet hierop komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.

4.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de bestreden beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 november 2021;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, haar wederpartij, de rechtbank Limburg en de rechter van wie de wraking was verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, P.C. van der Vegt en T.A. Gladpootjes, in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Fransen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.