ECLI:NL:GHSHE:2022:3634

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
200.316.072_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen wrakingsbeslissing van de rechtbank Limburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een wrakingsbeslissing van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, die op 28 juli 2022 werd genomen. De wrakingskamer van de rechtbank had het verzoek tot wraking van mr. H.H. Dethmers, rechter in de rechtbank Limburg, ongegrond verklaard. Verzoekers, die niet bijgestaan werden door een advocaat, hebben op 13 september 2022 een 'pro forma hoger beroep' ingesteld. De coördinator van de wrakingskamer heeft hen op 19 september 2022 gewezen op het feit dat het hoger beroep niet voldeed aan de vereisten, omdat het verzoek niet was ondertekend door een advocaat, wat verplicht is in civiele zaken. Verzoekers kregen de kans om dit verzuim binnen twee weken te herstellen, maar hebben dit niet gedaan.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet ontvankelijk is, omdat het niet is ingediend door een advocaat. De verzoekers hebben in hun reactie geprobeerd te betogen dat er geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt in de hoofdzaak, die nog in eerste aanleg is. Het hof heeft echter geoordeeld dat de wet vereist dat er procesvertegenwoordiging is in hoger beroep en dat het hof geen vrijheid heeft om partijen zonder advocaat te ontvangen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep kan plaatsvinden. De beslissing is op 6 oktober 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer wraking: 200.316.072/01
datum beslissing: 6 oktober 2022
beslissing van de wrakingskamer op het “pro forma” hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 juli 2022 (C/03/305396 HA RK 22-147)
in de zaak van
[verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] en
[verzoeker 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
vertegenwoordigd door [verzoeker 1] , bestuurder,
hierna te noemen: verzoekers.

1.Het procesverloop

1.1
De wrakingskamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, heeft bij beslissing van 28 juli 2022 het verzoek tot wraking van mr. H.H. Dethmers, rechter in de rechtbank Limburg, ongegrond verklaard.
1.2
Verzoekers hebben bij e-mail bericht van 13 september 2022 medegedeeld ‘pro forma hoger beroep’ in te stellen tegen deze beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg.
1.3
Bij brief van 19 september 2022 heeft de coördinator van de wrakingskamer verzoekers er op gewezen dat het hoger beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen daarvan nu het schriftelijk verzoek of een gelijkluidend hoger beroepschrift niet is ondertekend en ingediend door een advocaat terwijl dat in zaken als de onderhavige, waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt, wel verplicht is. Verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen twee weken te herstellen.
1.4
Op 3 oktober 2022 is een reactie van verzoekers binnengekomen bij (de coördinator van) de wrakingskamer.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
De wrakingskamer heeft geconstateerd dat het hoger beroep van verzoekers niet voldoet aan de vereisten voor het indienen daarvan aangezien het niet is ingediend/medeondertekend door een advocaat. Verzoekers zijn bij brief van 19 september 2022 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen.
2.2
Verzoekers hebben het verzuim niet hersteld en kunnen reeds daarom in het hoger beroep niet worden ontvangen. Verzoekers zijn bekend met de verplichting tot indiening bij advocaat uit de uitspraken van de wrakingskamer in eerdere zaken van verzoeker(s) van 22 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1795, 24 februari 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2840 en 18 augustus 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2873.
2.3
Volgens de in 1.4 genoemde reactie van verzoekers kan “er in dit geval niet door uw Hof gesproken (…) worden van een verzuim aan mijn kant (…). De onderliggende procedure, de hoofdzaak bevindt zich nog in eerste aanleg, en daar geldt in ieder geval geen verplichte procesvertegenwoordiging.
Uw Hof heeft in dit geval geen beleidsvrijheid om te bepalen wanneer een partij zich dient te laten vertegenwoordigen door een advocaat. Uw Hof beroept zich hierbij ook niet op een wettelijk grondslag of een onderbouwing afkomstig van de wetgever, maar verwijst slechts naar uw eigen eerdere correspondentie met mij,” aldus verzoekers.
Ook in dit betoog vallen verzoekers weer in herhaling, zie rov. 2.1 van de beslissing van 22 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1795 waarin het hof onder meer overwoog “Het gaat om een eindbeschikking (beslissing) in een civiele zaak. Voor civiele zaken geldt in hoger beroep verplichte procesvertegenwoordiging, zie hiervoor artikel 353, lid 1 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.” De wet vereist dus procesvertegenwoordiging en het hof heeft (juist) niet de vrijheid partijen die niet bij advocaat vertegenwoordigd zijn in hun hoger beroep te ontvangen. Dat de hoofdzaak volgens verzoekers nog (steeds) in eerste aanleg hangt en daar geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt moge zo zijn, dat maakt niet dat
in het hoger beroep van een incidentele beslissing in die zaak(de wraking) geen procesvertegenwoordiging geldt.
2.4
Op grond van het vorenstaande is het door verzoekers ingestelde hoger beroep niet- ontvankelijk. Gelet hierop komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Een mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
2.5
De laatste alinea van de brief van 19 september 2022 van de coördinator van de wrakingskamer aan verzoekers luidt: “Ten slotte: de herhaling van zetten die door u wordt toegepast met betrekking tot (als gezegd: in beginsel niet appellabele) uitspraken van de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg door indiening niet bij advocaat van (“voorlopig pro forma”) beroepschriften rechtvaardigt geen gelegenheid meer tot herstel, Immers u wéét van de verplichting tot indiening bij advocaat en u laat dat kennelijk welbewust na. U dient er daarom rekening mee te houden dat in een eventueel volgend geval de wrakingskamer u geen gelegenheid meer geeft tot herstel van het verzuim.”
De wrakingskamer neemt deze alinea over en attendeert verzoekers nogmaals op de mogelijkheid dat de wrakingskamer in een eventueel volgend geval verzoeker(s) geen gelegenheid meer geeft tot herstel van het verzuim.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de bestreden beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 juli 2022;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, haar wederpartij en de rechtbank Limburg en de rechter van wie de wraking was verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, J.I.M.W. Bartelds en E.H. Schulten, in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Fransen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.