Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
4.De feiten
5.De omvang van het geschil
i)de vrouw te veroordelen om vanaf 26 februari 2019 aan de man te betalen een gebruiksvergoeding gelijk aan de eigenaarslasten van de woning dan wel een bedrag van € 465,05 bruto aan de man te vergoeden tot aan de verkoop dan wel levering van de woning aan een derde;
6.De motivering van de beslissing
,zal het hof haar verzoek in zoverre afwijzen.
rechtbankheeft, samengevat:
vrouwheeft hiertegen vier grieven gericht. Deze grieven zullen hierna gezamenlijk worden besproken.
manvoert het volgende verweer.
hofoverweegt als volgt.
vrouwheeft in verband met de door haar betaalde hypotheekrente en premies hypotheekverzekering regresvorderingen ingesteld. De man heeft zich erop beroepen dat de vrouw deze vorderingen voor het eerst in hoger beroep heeft ingesteld en daarom in haar verzoeken dienaangaande niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
hofoverweegt als volgt.
vrouwstelt dat zij een regresvordering heeft op de man in verband met de premies hypotheekverzekering en hypotheekrente die zij sinds de peildatum volledig heeft voldaan.
manvoert aan dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in art. 1:100 BW. De vrouw traineert het hele verkoopproces, ondanks uitdrukkelijke afspraken van partijen. Partijen leven al ruim drie jaar gescheiden maar zijn juridisch nog steeds met elkaar verbonden omdat de vrouw niet wil en niets doet. Naar verwachting zal zij het proces rekken waar mogelijk.
hofoverweegt als volgt.
manbetoogt dat, omdat de vrouw hem aanspreekt op zijn draagplicht voor de lasten van de woning, het redelijk is dat de vrouw hem een gebruiksvergoeding betaalt ter hoogte van de netto verzekeringspremies en bruto rentebetalingen. Het hof begrijpt hieruit dat de man deze grief voorwaardelijk, namelijk in het geval hij de helft van de lasten van de woning moet betalen, heeft ingesteld. Het hof is van oordeel dat deze voorwaarde niet is vervuld, nu het hof heeft geoordeeld dat de rentebetalingen in de onderlinge verhouding volledig voor rekening van de vrouw komen en de man door de betaling van de verzekeringspremies volledig deelt in de waarde van de hypotheekverzekering. Dit betekent dat het hof het verzoek van de man om een gebruiksvergoeding vast te stellen, zal afwijzen.
niet(cursief hof) toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze gedragen door beide echtgenoten ieder voor een gelijk deel, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede in verband met de aard van de schulden een andere draagplicht voortvloeit’.
vrouwstelt dat zij de schuld bij Wehkamp en de schuld bij IZA volledig heeft afgelost, zodat zij regresvorderingen heeft op de man van € 564,55, althans € 395,46 (Wehkamp) en € 935,51 (IZA). Zij verwijst naar producties M en N.
manheeft het volgende verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt.
vrouwvoert aan dat de schuld bij Interbank per 30 januari 2019 € 31.513,42 bedroeg en dat de man op 14 februari 2019 een betaling heeft gedaan van € 423,03.
manvoert aan dat de schuld bij Interbank op de peildatum € 34.431,62 bedroeg. De vrouw heeft tot op heden nog niet op de schuld afgelost en de man heeft inmiddels meer dan de helft van de schuld afgelost, zodat hij een regresvordering heeft op de vrouw.
manvoert het volgende aan.
vrouwheeft het volgende verweer gevoerd.
vrouwstelt dat de man de gemeenschap heeft benadeeld in de zin van art. 1:164 lid 1 BW door opnames van in totaal € 3.300,-- van de LevensloopSparen rekening in ieder geval zes maanden voor het echtscheidingsverzoek. Deze gelden zijn niet besteed aan de kosten van de huishouding of andere noodzakelijke kosten. De man dient inzicht te geven in de wijze waarop hij deze gelden heeft besteed. Als er geen huishoudkosten of andere noodzakelijke kosten van zijn voldaan, is er sprake van verspilling / benadeling van de gemeenschap, waardoor de man (uiteindelijk) € 1.650,-- aan de vrouw dient te voldoen.
manbetoogt dat de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat i) zij dit verzoek eerst in hoger beroep heeft gedaan en ii) haar stelling dat sprake is van benadeling niet heeft onderbouwd.
hofoverweegt als volgt.
- op 28 december 2018: € 1.500,--;
- op 9 november 2018: € 800,--;
- op 27 september 2018: € 1.000,--.