Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
en [voornaam 2](hof: belanghebbende)
bij het verzilveren van hun goodwill heb geholpen en dat ik alle risico’s op me neem.’.
(…)
[D BV] verkoopt aan [H] alle aandelen [K BV] die zij in economische en/ of juridische zin bezit. (…)
[belanghebbende] doet afstand van alle rechten en aanspraken, welke hij op het vermogen dan wel vermogensbestanddelen van [F] kan doen gelden en wordt tegenover [B BV] ontslagen van alle verplichtingen welke voortvloeien uit het feit dat hij vennoot in [F] is geweest. [B BV] zal hem vrijwaren voor alle verplichtingen, welke ten gevolge van dat feit op hem mochten blijven rusten en hem onmiddellijk schadeloos stellen voor alle betalingen waartoe hij als gewezen vennoot mocht worden genoodzaakt.
Alle activa en passiva van [F] , zowel de zichtbare als onzichtbare vermogensbestanddelen, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt de (kantoor)inventarissen, debiteuren, overige vorderingen, onderhanden werk/ onderhanden projecten, geldmiddelen en schulden worden toegescheiden aan [B BV] en [J BV] in een door [B BV] te bepalen verhouding (…).
3.Geschil en conclusies van partijen
- Primair: tot een voordeel als bedoeld in artikel 3.13, lid 1, letter a, Wet IB 2001 ter grootte van € 340.816, leidend tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.975.
- Subsidiair: tot een voordeel als bedoeld in vorengenoemd artikel 3.13, lid 1, letter a, Wet IB 2001 ter grootte van € 240.816, leidend tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 143.975.
4.Gronden
voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare rechten door schuldeisers, (…);’
- De economische realiteit die afwijkt van hetgeen door belanghebbende en [C c.s.] op schrift is gesteld. Economisch bezien is volgens belanghebbende sprake van kwijtschelding.
- De resultaten van de maatschap over de jaren voorafgaande aan de uittreding, het ontbreken in juni 2016 van zicht op (voldoende) verbetering van die resultaten en een economische waarde van goodwill voor accountantskantoren van gelijke omvang die lag tussen de 50% en 100% van de omzet.
- Het gegeven dat [F] (onderdeel 2.3) in 2014 voor de door hem verkochte goodwill een bedrag ter grootte van 10% van (diens aandeel in) de omzet heeft ontvangen.
- Het winstaandeel dat belanghebbende feitelijk heeft genoten over geheel 2015 en de eerste zes maanden van 2016, welk aandeel volgens belanghebbende hoger lag dan het winstaandeel waarop hij over deze jaren op grond van de maatschapsovereenkomst recht zou hebben gehad. Het verschil van ca. € 40.000 moet als vergoeding voor eventueel aanwezige, maximaal door belanghebbende te bedingen, goodwill aangemerkt worden.
- Belanghebbendes stelling dat hij medio 2016 niet beschikte over privévermogen, behoudens een overwaarde op de eigen woning. Deze overwaarde zou onvoldoende zijn geweest om de negatieve stand van belanghebbendes maatschapsaandeel volledig aan te zuiveren en was in 2016 niet direct door [C c.s.] uit te winnen.
- De correspondentie tussen belanghebbende en [C] waaruit volgens belanghebbende volgt dat (ook) [C] van mening was dat de waarde van de aan belanghebbende toekomende goodwill lager was dan de negatieve stand van belanghebbendes maatschapsaandeel.
- De afwaardering door [C c.s.] van diens eigen maatschapsaandeel in de jaren 2014 en 2015 en het niet op de balans activeren door [C c.s.] van de in 2016 van belanghebbende gekochte goodwill.
5.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).