6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellante] en [persoon A] (hierna: [persoon A] ) hebben waarschijnlijk begin 2015 besloten om een samenwerking aan te gaan, waarbij [appellante] in een nog op te richten BV gerechtsdeurwaardersactiviteiten zou gaan verrichten en verschillende incassobureaus opdrachten aan deze BV zouden aandragen. Deze incassobureaus behoorden alle tot het concern van [persoon A] en werden geëxploiteerd door BID, Nederlands Incasso en Advies Bureau BV (hierna: NAIB), Collect & Legal Service BV (hierna: CLS) en DIS GmbH. [appellante] was op dat moment nog niet benoemd tot gerechtsdeurwaarder.
In mei 2015 heeft [appellante] een ondernemingsplan, gebaseerd op deze samenwerking, opgesteld en ingediend bij de Commissie van deskundigen van het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT), de toezichthouder op het werk van o.a. gerechtsdeurwaarders. De Commissie toetst of de onderneming aan de strenge liquiditeits- en solvabiliteitsregels, die gelden voor gerechtsdeurwaarders, kan voldoen. Er moeten daarvoor financiële waarborgen zijn.
Nadat een aanvulling van dit ondernemingsplan was verstrekt, heeft de Commissie haar toestemming verleend om binnen TPG een deurwaarderspraktijk uit te oefenen.
Op 23 november 2015 is de rechtspersoon TPG opgericht met als activiteiten: het exploiteren van zowel een deurwaarderspraktijk als een incassobureau.
Het bestuur van TPG bestaat uit [[ X ]] , die de enige zelfstandig bevoegd bestuurder van TPG is en Collect & Legal Service Group B.V. (hierna: CLSG) als beperkt bevoegd bestuurder van TPG.
De aandelen in het kapitaal van TPG worden door [[ X ]] en CLSG gehouden in de verhouding 51% ( [[ X ]] ) en 49% (CLSG). [appellante] is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van [[ X ]] . [persoon A] is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van CLSG.
Bij Koninklijk Besluit van 23 december 2015 is [appellante] benoemd tot gerechtsdeurwaarder met als plaats van vestiging [vestigingsplaats] . Zij heeft binnen TPG de gerechtsdeurwaardershandelingen verricht.
Op 30 december 2016 is tussen BID en TPG een overeenkomst van geldlening gesloten (en op 4 januari 2017 getekend) op grond waarvan BID € 45.500,- aan TPG leent. In deze overeenkomst is verder, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 3. Achterstelling
Partijen zijn ermee bekend dat onderhavige geldlening, voor wat betreft de aflossingen, is achtergesteld, als bedoeld in artikel 3:277 lid 2 Burgerlijk Wetboek, bij vorderingen welke derden op schuldenaar hebben en/of zullen verkrijgen uit hoofde van verstrekte en/of te verstrekken geldleningen, verleende en/of te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen dan wel uit welke anderen hoofde dan ook. De gehele hoofdsom is achtergesteld en deze achterstelling geldt ten opzichte van alle andere schuldeisers.
Het is schuldenaar toegestaan de op grond van het bepaalde in artikel 2 verschuldigde rente aan schuldeiser te voldoen.
Artikel 4. Looptijd en (vervroegde) aflossing
Deze geldlening loopt tot 31 december 2018.
1. De schuldenaar lost de hoofdsom af in twee termijnen van elk groot € 22.750, te betalen aan het eind van de betreffende termijn, voor de eerste maal per 01 januari 2018 en voor de tweede maal per 31 december 2018.
2. Tijdens de looptijd is schuldenaar evenwel te allen tijde bevoegd de hoofdsom of het eventuele restant daarvan geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen.
(…).”
In de loop van 2017 zijn er strubbelingen ontstaan tussen [[ X ]] , in de persoon van [appellante] en CLSG in de persoon van [persoon A] .
Op 19 juni 2018 heeft [[ X ]] als woordmerk “Twaelf Provinciën Gerechtsdeurwaarders” bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom aangevraagd.
Tijdens een bespreking van 27 juni 2018 is er tussen [persoon A] en [appellante] een definitieve breuk in de samenwerking ontstaan en heeft [persoon A] , althans CLSG, de aandelen in TPG aangeboden aan [[ X ]] .
Bij e-mail van 28 juni 2018 heeft [persoon A] aan [appellante] geschreven:
(…)
Je hebt aangegeven dat je kiest voor de optie om Twaelf Provinciën zelfstandig voort te zetten. Dat betekent dat ik mijn bemoeienissen uit Twaelf Provinciën zal gaan halen. (…) De leningsovereenkomst van BID aan TPG loopt af per 01 juli 2018 en wordt daarna opeisbaar. Alle werkzaamheden die medewerkers van NIAB/CALS/ BID doen voor Twaelf Provinciën worden afgebouwd vanaf maandag 09 juli 2018 en per 01 augustus 2018 beëindigd. Dat is dan meer concreet: [persoon B] & [persoon C] doen geen boekhoudkundige werkzaamheden meer. (…) De twee lease-auto’s staan op het leasecontract van NIAB. Die komen ten laatste terug op 01 augustus a.s. bij NIAB. (…) Met ingang van vrijdag 06 juli a.s. verzoek ik je het kantoor dat je in gebruik hebt voor TPG te ontruimen (…)”
Bij e-mail van diezelfde dag heeft de accountant van destijds partijen (en nu nog van [persoon A] ), [persoon D] , aan o.a. [appellante] en [persoon A] bericht dat de achtergestelde lening in de aangepaste concept jaarrekening 2017 gepresenteerd is onder de kortlopende schulden in plaats van het eigen vermogen aangezien de looptijd van deze lening korter is dan 12 maanden. Gevolg van deze her-rubricering is dat er niet meer aan de solvabiliteitsratio van 25% wordt voldaan en het BFT voorschrijft dat er een “herstelplan” geschreven moet worden, aldus [persoon D] .
TPG, [[ X ]] en [appellante] hebben juridische ondersteuning gezocht en hun advocaat heeft [persoon A] (en/of CLSG, CLS, NAIB, CLSFF) per brief van 2 juli 2018 o.a. gesommeerd om het verzoek tot ontruiming in te trekken en de afspraken te respecteren.
Daarop is afgesproken dat TPG meer tijd zou krijgen om een andere locatie te vinden. Deze is gevonden en er is een nieuwe huurovereenkomst gesloten met vestiging van het kantoor in een bedrijfsunit in het oude gemeentehuis van [plaats] .
[appellante] heeft het niet langer voldoen aan de ratio’s overeenkomstig haar verplichting gemeld aan het BFT.
[appellante] heeft op 20 september 2018 twee herstelplannen ingediend bij het BFT. In één van deze herstelplannen staat dat de Rabobank in beginsel bereid is om de overname van de aandelen door [[ X ]] te financieren. De bank financiert geen vennootschap waarin aandeelhouders een geschil met elkaar hebben.
Op 6 november 2018 is het woordmerk “Twaelf Provinciën Gerechtsdeurwaarders” ingeschreven in het Benelux merkenregister met als houder [[ X ]] .
CLSG heeft op enig moment aangegeven haar aandelen niet (meer) aan [appellante] te willen overdragen.
Bij brief van 11 februari 2019 heeft de advocaat van CLSG aan [[ X ]] een voorstel gedaan om te komen tot een aandelenoverdracht van de door [[ X ]] gehouden aandelen aan een opvolgend deurwaarder. In de brief wordt gewezen op het uitblijven van de terugbetaling van de lening en het arbeidsconflict met de door TPG in een eerder stadium aangenomen kandidaat-deurwaarder.
De advocaat van CLSG heeft een concept intentieovereenkomst opgesteld waarin de aandelen van [[ X ]] zouden worden overgenomen voor € 0,--.
Bij e-mail van 20 maart 2019 heeft [appellante] aan [persoon A] bericht dat de derdengeldenrekening en de dossiers toebehoren aan de gerechtsdeurwaarder. Zij heeft geschreven dat zij zeker niet gehouden is om het beheer van de derdengeldenrekening, de dossiers en de naam TPG om niet over te dragen. Zij heeft dit bericht afgesloten met de mededeling dat [persoon A] haar aandelen “om niet” mag overnemen.
[persoon A] heeft hierop bij e-mail van 22 maart 2019 gereageerd. Hij heeft aangegeven dat TPG pas interessant is als hij de aandelen, de bedrijfsnaam en standplaats heeft. Hij heeft in deze e-mail voorts geschreven:
“De lopende dossiers, de derdengelden, de medewerkers mag je allemaal meenemen van mij. Ik wil alleen de aandelen, bedrijfsnaam en standplaats om door te kunnen starten.”
[appellante] heeft op 28 maart 2019 hierop gereageerd met de mededeling dat zij geen afstand wil doen van aandelen, dossiers en derdengeldenrekening ten behoeve van een “andere” deurwaarder.
In de periode januari t/m juni 2019 is in totaal € 3.000,-- afgelost op de hiervoor genoemde geldlening van € 45.500,--.
Op 15 april 2019 heeft [[ X ]] Twaelf Legal Services BV gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: TLS) opgericht. [[ X ]] is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van TLS.
Op 26 juni 2019 heeft [[ X ]] een e-mailbericht gezonden aan de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: KBvG). Daarin is voor zover relevant het volgende opgenomen:
“De “oude” b.v. zal blijven bestaan waarbij de enige vordering is de financiering van de Belgische Incasso Dienst op Twaelf Provincien Gerechtsdeurwaarders. Daarnaast is er een vordering op de Belgische Incasso dienst van € 9500,00. Het ziet er naar uit dat op termijn de bv geliquideerd zal worden, waarbij gestreefd wordt naar betaling van de financiering. Vooralsnog is de nieuwe B.V. vrij van financiering en worden de activiteiten voortgezet zoals in Twaelf Provincien Gerechtsdeurwaarders B.V. zodat er sprake is van normale continuering van cashflow.”
Op 30 juni 2019 hebben TPG en TLS een koopovereenkomst gesloten krachtens welke TPG aan TLS verkoopt: de dossiers welke op 30 juni 2019 in behandeling zijn bij TPG en op die dag een bedrag aan onderhanden werk vertegenwoordigen van € 100.312,32. Deze dossiers worden per 1 juli 2019 geleverd aan TLS tegen een koopprijs van
€ 15.046,84, zijnde de “nettowaarde van het onderhanden werk”, volgens de bewoordingen van de overeenkomst, 15% van de waarde. De eerste termijn van de koopsom zal uiterlijk 28 februari 2020 worden voldaan aan TPG dan wel worden de na 1 juli 2019 ontvangen facturen ten name van TPG voldaan door TLS zodat die betalingen in mindering strekken op de koopsom. Het restant wordt uiterlijk 31 maart 2021 (of zoveel eerder als TPG wordt geliquideerd) aan TPG voldaan, aldus de tekst van de overeenkomst.
Op 23 juli 2019 heeft [[ X ]] een e-mailbericht verzonden naar CLSG waarin het volgende is opgenomen:
“Beste John, beste Willem,
Graag jullie aandacht voor onderstaande mail.
Al enige tijd is bekend dat er door mij, gerechtsdeurwaarder, een herstelplan ingediend moest worden in verband met de niet gehaalde ratio’s. Zoals bekend zijn John en ik niet tot elkaar gekomen met betrekking tot overname van aandelen. Aangezien schorsing als gerechtsdeurwaarder het gevolg zou zijn van het niet indienen van een herstelplan danwel het aanhouden van de ratio’s, heb ik er voor gekozen om de activiteiten van de gerechtsdeurwaarder onder te brengen in een nieuwe B.V.
We zullen achterstallige nota’s nog incasseren in de oude bv. Btw over niet geïncasseerde vorderingen declareren. Over de toekomst van Twaelf Provinciën Gerechtsdeurwaarder BV zullen we om de tafel moeten gaan zitten. De vordering van de BID is namelijk op Twaelf Provinciën Gerechtsdeurwaarders B.V. waar twee aandeelhouders inzitten en voor zover ik kon zien is daar geen hoofdelijke aansprakelijkheid in opgenomen. Uiteraard zit ik er niet op te wachten om de BV failliet te laten gaan of om de financiering niet terug te betalen maar er zal een ander concept moeten worden opgezet waar de input van beide vennoten gelijk is.”
De procedure bij de rechtbank
6.2.1.In de onderhavige procedure heeft BID in eerste aanleg van de, nu in hoger beroep betrokken partijen en Twaelf Legal Services BV (hierna TLS) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. TPG binnen 7 dagen na dagtekening, althans betekening van het vonnis te veroordelen tot betaling aan BID van een bedrag van € 41.516,-- zijnde het restant van de lening en rente verschuldigd tot en met 31 december 2018,
II. TPG binnen 7 dagen na dagtekening, althans betekening van het vonnis te veroordelen tot betaling aan BID van een bedrag van € 1.190,16, zijnde het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten,
III. TPG binnen 7 dagen na dagtekening, althans betekening van het vonnis, te veroordelen tot betaling aan BID van een bedrag van € 2.220,25, zijnde de wettelijke handelsrente over de periode 1 januari 2019 – 2 september 2019 alsmede TPG te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 45.516, vanaf 2 september 2019 tot aan de dag van voldoening,
IV. TLS, [[ X ]] en [appellante] binnen 7 dagen na dagtekening, althans betekening van het vonnis, hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 44.926,41, uit hoofde van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, tot aan de dag van voldoening, althans TLS, [[ X ]] en [appellante] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
V. TPG, TLS, [[ X ]] en [appellante] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure, beiden vermeerderd met wettelijke rente.
subsidiair
I. te verklaren voor recht dat de rechtshandeling(en), dan wel het samenstel van rechtshandelingen die heeft/hebben geleid tot de overdracht van de onderneming van TPG naar TLS, paulianeus is ex artikel 3:45 BW en daarmee vernietigbaar,
II. te vernietigen de rechtshandeling(en), dan wel het samenstel van rechtshandelingen die heeft/hebben geleid tot de overdracht van de onderneming van TPG naar TLS,
III. TPG, TLS, [[ X ]] en [appellante] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure, beiden vermeerderd met de wettelijke rente.
6.2.2.BID heeft, kort samengevat, aan haar vordering op TPG de nakoming van de geldleenovereenkomst ten grondslag gelegd. Haar vordering op [appellante] en op [[ X ]] heeft zij gebaseerd op de stelling dat [[ X ]] als bestuurder van TPG en [appellante] als indirect bestuurder van TPG uit hoofde van onrechtmatig handelen jegens BID aansprakelijk zijn voor de schade die BID als gevolg hiervan heeft geleden. In concreto verwijt BID [appellante] en [[ X ]] dat zij de bedrijfsactiviteiten hebben overgeheveld van TPG naar TLS met als gevolg dat TPG niet meer kan voldoen aan haar verplichtingen.
6.2.3.[appellanten] en TLS hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
6.2.4.Na een gehouden mondelinge behandeling heeft de rechtbank bij eindvonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
TPG veroordeeld om aan BID te betalen een bedrag van € 38.000,--, zijnde het restant van de lening,
TPG veroordeeld om aan BID te betalen een bedrag van € 1.155,--, zijnde het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten,
TPG veroordeeld om aan BID te betalen de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag aan restant lening over de periode 1 januari 2019 tot aan de dag van voldoening,
[[ X ]] en [appellante] hoofdelijk veroordeeld om aan BID ten titel van schadevergoeding te betalen een bedrag van € 39.155,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 38.000,-- met ingang van 1 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
TPG, [[ X ]] en [appellante] veroordeeld in de proceskosten, de wettelijke rente en de nakosten.
Het meer of anders gevorderde, waaronder de vordering op TLS, is afgewezen.