In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, waarin de rechtbank de aanslag leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning heeft bevestigd. De heffingsambtenaar had een aanslag leges van € 3.044,30 opgelegd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het legaliseren van een woonwagen en een bedrijfsruimte, en een aanvullende aanslag van € 441 voor een buitenplanse kleine afwijking. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de leges onterecht zijn opgelegd, omdat de gemeente jarenlang niet handhavend heeft opgetreden en hij daardoor gerechtvaardigd vertrouwen heeft gekregen dat hij geen vergunning hoefde aan te vragen. Het hof oordeelt dat de leges terecht zijn opgelegd, omdat de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend en de leges zijn berekend volgens de geldende verordening. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 maart 2021.