Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/335153 / HA ZA 17-604)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties en eiswijziging;
- de akte uitlating producties en memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de akte overlegging producties van de zijde van [geïntimeerde] die ten behoeve van de aanvankelijk op 1 april 2020 geplande zitting was toegestuurd en die ter gelegenheid van het op 2 december 2020 gehouden pleidooi is genomen;
- een op 19 november 2020 ontvangen ongenummerde productie van de zijde van [appellante] die ten behoeve van het op 2 december 2020 gehouden pleidooi is ingediend;
- het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
“Registergoederen alsmede effecten en vorderingen op naam zijn het eigendom van de echtgenoot te wiens naam deze staan. Hij moet aan de andere echtgenoot vergoeden hetgeen laatstgenoemde tot het verwerven van die zaken heeft bijgedragen.”Dit is eenvoudigweg een (nadere) regeling van zogenoemde vergoedingsrechten. Het standpunt dat verevening is uitgesloten, is ook nimmer ingenomen door [de man] en rijmt ook niet met het feit dat [de man] met [geïntimeerde] is overeengekomen een bindend advies te laten opstellen. De vraagstelling was specifiek gericht op de kwestie wat de aanspraken waren van [geïntimeerde] op grond van de pensioenbrief van 22 november 2003. Aan die vraag zou niet zijn toegekomen bij een uitsluiting van pensioenverevening in de huwelijkse voorwaarden. Daarenboven heeft een uitsluiting van pensioenverevening welke ziet op het ouderdomspensioen, geen gevolgen voor het recht op bijzonder partnerpensioen.
verwijst daartoe naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2014 waarin is beslist:
“voor recht te verklaren dat (…) [appellante] (…) een bedrag aan de vrouw verschuldigd is van € 800.000,-- ter zake van haar recht op bijzonder partnerpensioen, welk bedrag dient te worden voldaan aan Aegon”.