Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[Beheer] B.V.,
Semax B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats] ,
27.Het tussenarrest van 19 januari 2021
28.Het verdere verloop van de procedure
“het fictieve geval per 26 februari 2008 waarbij het belang van steepeners en perpetuele leningen in deze portefeuilles binnen de grens van 25% van de obligatiebelang zou zijn gehouden en de aankoopsom voordat meerdere zou zijn belegd in andere financiële producten met inachtneming van algemene uitgangspunten van diversificatie passen bij het afgesproken defensieve risicoprofiel van de portefeuilles”.
de [directeur] binnen de beleggingsportefeuilles van [Beheer] en Semax niet wenste te beleggen in aandelen (zakelijke waarden). Om die reden zouden de beleggingsportefeuilles van [Beheer] en Semax al niet voldoen aan een aandeel van 20-40% in zakelijke waarden. De portefeuilles zouden dan uitsluitend kunnen bestaan uit vastrentende waarden en liquiditeiten (waaronder obligaties). Voor het acceptabele aandeel steepeners en perpetuals in de portefeuilles heb ik mij gebaseerd op het deskundigenrapport van de heer [deskundige 2] , die op de vraag: welk percentage aan perpetuals en steepeners in de betreffende periodes aanvaardbaar was bij de onderhavige obligatieportefeuilles met een afgesproken defensief risicoprofiel? als volgt heeft geantwoord:“Uit de gepresenteerde analyses blijkt dat bandbreedtes zoals deze zouden horen bij defensief risicoprofiel bij Van Lanschot gedurende de meeste tijd niet of onvoldoende werden nageleefd. Er werd veelal teveel in vastrentende waarden belegd. Daarbij waren dit in een groot aantal perioden voor een meerderheid perpetuele leningen en steepeners. Zoals reeds aangegeven in mijn antwoord op de eerste vraag van uw hof, is maximaal 25% van de asset class ‘vastrentende waarden’ in steepeners en perpetuele leningen acceptabel (…)”
.”
“bij de samenstelling van de fictieve portefeuille moet worden geabstraheerd van de werkelijke gang van zaken”, aldus [appellant] , laatste memorie, blz. 6). [appellant] vindt dus dat niet alleen de overschrijding moet worden geheralloceerd, maar ook zoveel als nodig is om te komen tot minimaal 20% aandelen. Dat levert een veel hoger schadebedrag op omdat het rendement op aandelen in de relevante periodes kennelijk (volgens [appellant] ) veel hoger is geweest.
“De deskundige rekent echter bij het herbalanceren van de portefeuille tussentijds verliezen niet mee. Dit betekent dat een groot deel van de door [appellant] geleden verliezen op steepeners en perpetuele leningen niet als schade wordt gerekend. Tussentijdse verliezen worden in het deskundige bericht dus niet meegeteld bij de schade.”
“De schade is begroot door het verschil te nemen tussen de werkelijke ontwikkeling (geïnvesteerd bedrag, waarde, winsten en verliezen) van de werkelijke portefeuilles en de fictieve ontwikkeling (geïnvesteerd bedrag, waarde, winsten en verliezen) van de fictieve portefeuille die maximaal 25% van obligatiebelang aan steepeners en perpetuals bevat. Alle verschillen tussen de werkelijke en de fictieve portefeuilles, dus ook alle verliezenvoor zover die zien op het teveel gehouden aantal steepeners en perpetuals
zijn betrokken in de schade. Voor zover verlies is geleden op steepeners en perpetuals binnen het 25% aandeel, levert dat geen schade op. Aangenomen is immers dat maximaal 25% van het obligatiebelang aan steepeners en perpetuals aangehouden mocht worden.”