Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
wonende te [woonplaats] , Tennessee , Verenigde Staten,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] , South Carolina , Verenigde Staten,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/339594 / HA ZA 18-713)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- het exploot van anticipatie van 8 november 2019
- de memorie van grieven van 28 januari 2020, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties 16 en 17
- de memorie van antwoord van 7 april 2020, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties 36 tot en met 38
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van 26 mei 2020
- de mondelinge behandeling van 28 juni 2021, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
DECISION BY THE COURT.At the close of all proof, the Court granted the plaintiffs’ motion for judgment as a matter of law on the issue of liability.
de novo. […]
in personamjurisdiction based on a single act comports with due process: (1) the defendant must personally avail himself of the privilege of acting in the forum state or causing a consequence in the forum state; (2) the cause of action must arise from defendant’s activities there; and (3) the acts of defendant or consequences caused by defendant must have a substantial enough connection with the forum to make the exercise of jurisdiction over the defendant reasonable.
Mohasco, we must first decide if defendant “purposefully availed himself” of the privilege of acting in Tennessee. The acts of making phone calls and sending facsimiles into the forum, standing alone, may be sufficient to confer jurisdiction on the foreign defendant where the phone calls and faxes form the bases for the action. […] The plaintiffs contend that [geïntimeerde] intentionally defrauded them in phone calls and faxes directed to plaintiffs or their agents in Tennessee about the price he received from the sale of [het paard] . When the actual content of the communications into the forum gives rise to an intentional tort action, that alone may constitute purposeful availment. It is the quality, not the quantity that determines whether they constitute “purposeful availment”. […] Furthermore, the actions of sending false information into Tennessee by phone and fax had foreseeable effects in Tennessee and were directed at individuals in Tennessee. These false representations are the heart of the lawsuit – they were not merely incidental communications sent by the defendant into Tennessee. […]
Mohascorequirement – that the cause of action arise from the defendant’s forum state activities – is also met. […] Defendant argues that he did not have sufficient minimum contacts with Tennessee because he was never physically present in the state and only made phone calls and sent facsimiles to Tennessee regarding the sale of [het paard] . […]
Mohascorequires us to determine whether the contacts are substantial enough to make it reasonable to subject the defendant to the personal jurisdiction of the Tennessee courts. [geïntimeerde] engaged in a business transaction with plaintiffs that went on over a substantial period of time. He established a relationship with plaintiffs from which he hoped to profit financially. He then defrauded plaintiffs, altering the amount of money to be sent to them in Tennessee. These facts are sufficient to make it reasonable for Tennessee to exercise personal jurisdiction over defendant. Because defendant is not a citizen of the United States, we are sensitive to the “[s]pecial concerns [that] arise when plaintiff attempts to bring a foreign defendant within our national borders …” […] In this case, however, defendant appears to be well travelled throughout the world, including the United States, where he once owned a house in Florida. It seems apparent that defendant offered no defense not because of any undue hardship but rather because he had no valid defense on the merits. His effort to stand on the defense of no jurisdiction must be rejected.
writ of executionaangevraagd bij een gerecht in Kentucky. Deze
writ of executionontving [geïntimeerde] tijdens de 2010 FEI World Equestrian Games in Kentucky. In deze
writ of executionis een bedrag aan schuld vermeld van $ 500,000,-. Deze tenuitvoerlegging heeft geleid tot uitwinning van bezittingen van [geïntimeerde] en ontvangst door [erflater] sr. en [appellante] op 30 september 2010 van een bedrag van $ 600,-.
writ of execution. In de eerste
writ of executionis onder meer het volgende vermeld
trial(onderzoek ter zitting) die gehouden werd in de zomer van 2000 te verzetten naar een latere datum vanwege zijn werkzaamheden als trainer in verband met de Olympische Zomerspelen in 2000 in Sydney, Australië, maar dit verzoek is zonder deugdelijke toelichting niet toegewezen waarna [geïntimeerde] niet aanwezig heeft kunnen zijn bij de zitting, aldus [geïntimeerde] .
Answervan 26 juli 1999, productie 23 bij conclusie van antwoord in conventie). Dit verweer is ook in aanmerking genomen, zo volgt uit de behandeling van de zaak op de zitting bij het District Court (Transcript of Proceedings van 17 juli 2000, blz. 15, productie 8 bij conclusie van antwoord in conventie). De zitting diende kennelijk voornamelijk tot het leveren van bewijs door [erflater] sr. en [appellante] van hun stellingen, die door [geïntimeerde] werden betwist (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 43-52, productie 8 bij conclusie van antwoord in conventie). De getuigen, onder wie [erflater] sr. en [appellante] , zijn daarbij onder ede gehoord. De waardering van dat bewijs heeft vervolgens kennelijk geleid tot de overtuiging bij de rechter dat [erflater] sr. en [appellante] door [geïntimeerde] bewust zijn misleid, en de rechter heeft op die grond geoordeeld dat [geïntimeerde] jegens hen aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade welke vervolgens door de jury is begroot op $ 250.000,- (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 130-140). Anders dan [geïntimeerde] betoogt, is zijn inhoudelijke verweer – waaronder zijn stelling dat hij [appellant] heeft verteld dat de prijs van circa $ 310.000,- een nettoprijs was ná commissies die [geïntimeerde] zou uitbetalen aan derden die bij de verkoop betrokken waren – niet genegeerd. Dit verweer, en het ter onderbouwing daarvan overgelegde schriftelijk bewijs, heeft het echter klaarblijkelijk afgelegd tegen het door [erflater] sr. en [appellante] geleverde bewijs van hun stellingen waaronder op zitting afgelegde verklaringen van beëdigde getuigen (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 130). Het verzoek van [geïntimeerde] voor aanhouding van de zitting op 17 en 19 juli 2000 vanwege “involvement with the Olympic games” (die overigens werden gehouden van 16 september tot 1 oktober 2000) is door de rechter gemotiveerd afgewezen, mede gelet op het relatief late tijdstip waarop het verzoek werd gedaan en de belangen van de wederpartij (productie 12 bij akte overlegging producties van [appellant] c.s.). Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd niet tot de conclusie kan leiden dat de rechtspleging bij het District Court in deze zaak onbehoorlijk is geweest.
compensatory damagesen $ 250.000,- aan
punitive damages.
compensatory damagesdie zijn toegekend in deze zaak strekken tot vergoeding van daadwerkelijk geleden schade en beogen de benadeelden in de positie te brengen waarin zij waren geweest als de onrechtmatige gedragingen van de aansprakelijke achterwege waren gebleven (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 147). Toekenning van
compensatory damagesstemt daarmee overeen met toekenning van schadevergoeding onder Nederlands recht, en is dus niet in strijd met de Nederlandse openbare orde. De begroting van de schadevergoeding op het bedrag van $ 250.000,- is niet onbegrijpelijk, gelet op wat ter zitting naar voren is gebracht over misgelopen opbrengst van $ 168.000,- en in verband met de verkoop aanvullend gemaakte kosten voor het paard van $ 50.000,- tot $ 100.000,- (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 145). Het feit dat bij de begroting van de schade $ 250.000,- geen verder inzicht is gegeven in de wijze waarop dit bedrag is begroot, brengt niet zonder meer met zich dat het toegekende bedrag aan schadevergoeding in strijd is met de openbare orde. Hetzelfde geldt voor zover toekenning van schadevergoeding naar Nederlands recht en in een Nederlandse procedure tot een lager bedrag zou hebben geleid.
punitive damagesdie zijn toegekend in deze zaak strekken tot bestraffing van de aansprakelijke voor zijn onrechtmatige gedrag en tot afschrikking van de aansprakelijke en anderen ter voorkoming van dergelijk gedrag in de toekomst (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 177). Dit karakter van de
punitive damagesverdraagt zich niet met het fundamentele karakter van het Nederlandse aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht dat schadevergoeding de benadeelde in de positie moet brengen waarin hij zich zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis had bevonden, en niet meer dan dat. Doelstellingen als bestraffing van de aansprakelijke persoon en specifieke en generieke preventie horen thuis in het strafrecht en in een strafrechtelijke procedure. Het civiele (proces)recht is daarvoor niet geschikt. De toekenning van
punitive damagester hoogte van $ 250.000,-, een bedrag dat gelet op het bedrag aan toegekende
compensatory damagesbovendien fors is, is daarmee in strijd met de Nederlandse openbare orde.
punitive damagesis of eisers in de zaak kosten hebben gemaakt bij (pogingen tot) het vergoed krijgen van de schade (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 174 en 192). Of dit daadwerkelijk de hoogte van het toegekende bedrag heeft bepaald en in hoeverre, is immers niet duidelijk. Welke kosten dit geweest zouden zijn – waarvoor de
compensatory damagesniet al een vergoeding inhouden – hebben [appellant] c.s. niet gesteld. Advocaat- en proceskosten zijn in elk geval uitdrukkelijk niet aan de jury in overweging gegeven bij het bepalen of en welk bedrag aan
punitive damagesmoet worden toegekend (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 156-158).
punitive damageshun advocaat- en proceskosten willen delgen. Daar zijn de
punitive damagesechter niet voor bedoeld, zoals de rechter van het District Court tijdens de
trialal aan de advocaat van [appellant] c.s. heeft uitgelegd. Volgens [appellant] c.s. overstijgt het bedrag aan advocaat- en proceskosten het bedrag aan
punitive damages. Dat lijkt in lijn met wat de Amerikaanse advocaat van [appellant] c.s. zich tijdens de zitting heeft laten ontvallen: “I am a little embarrassed to testify about how much I got out of this case” (Transcript of Proceedings van 19 juli 2000, blz. 158). Wat [appellant] c.s. stellen over de omvang van de gemaakte proceskosten en hun verhouding tot het behaalde processuele resultaat is echter geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen over de verenigbaarheid van
punitive damagesmet de Nederlandse openbare orde.
punitive damages. De vordering van [appellant] c.s. om [geïntimeerde] te veroordelen waartoe hij in het Amerikaanse vonnis is veroordeeld, is in beginsel toewijsbaar voor zover het gaat om de veroordeling tot betaling van
compensatory damages. Op het toegekende bedrag van $ 250.000,- moet wel in mindering worden gebracht het door [appellant] c.s. in 2010 ontvangen bedrag van $ 600,-. De vordering van [appellant] c.s. is daarom in hoofdsom toewijsbaar tot een bedrag van $ 249.400,-.
post-judgment interest, is van rechtswege verschuldigd, zonder dat daarvoor een veroordeling van het District Court is vereist (
Dunn v. Hovic, 13 F.3d 58 (3d Cir. 1993).
writ of executionontving waaruit bleek dat [appellant] c.s. naast de hoofdsom ook aanspraak maakten op rente. Bij de eerdere executiepoging in september 2010 volgde uit de
writ of executiondat slechts aanspraak werd gemaakt op de hoofdsom. [geïntimeerde] voert aan dat hij niet bekend was met de rentebepaling uit de Amerikaanse federale wetgeving en dat [appellant] c.s. de rente 18 jaar stilletjes hebben laten oplopen tot een bedrag van circa € 1 miljoen. Deze handelwijze verdraagt zich volgens [geïntimeerde] niet met de beginselen van redelijkheid en billijkheid, en levert ook rechtsverwerking op. [geïntimeerde] stelt dat een rechterlijke veroordeling niet mag verworden tot een soort beleggingsvehikel voor een schuldeiser teneinde door stilzitten mede door samengestelde rente een (zeer) hoog rendement te halen. Hij mocht erop vertrouwen dat [appellant] c.s. geen aanspraak maakten op rente althans dat zij die aanspraak prijsgaven of beperkten, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] stelt voorts in het verlengde van het voorgaande te betwisten dat de rente niet (deels) verjaard zou zijn.
defense of lachesonder Amerikaans recht. “Laches is the principle that equity will not aid a plaintiff whose unexcused delay, if the suit were allowed, would be prejudicial to the defendant.” (…) “The defense of laches stems from the principle that ‘equity aids the vigilant, not those who slumber on their rights,’ and is designed to promote diligence and prevent enforcement of stale claims.” (…) “To establish the defense the evidence must show both that the delay was unreasonable and that it prejudiced the defendant.” (…) “Of these two components, ‘unquestionably, prejudice is the primary factor.’ (…) Nevertheless, ‘if the delay is lengthy, a lesser showing of prejudice is required’ (…). When the delay is measured in years rather than months, reliance interests grow, memories dim, evidence is lost, and prejudice may be inferred more readily.” (
Federal Marketing v. Virginia Imp. Prod,823 A.2d 513 (D.C. 2003) en de daar aangehaalde rechtspraak). Het
lachesverweer vindt ook toepassing ten aanzien van vorderingen tot betaling van
post-judgment interest(vgl.
In re Marriage of Cordero, 95 Cal.App.4th 653, (Cal. Ct. App. 2002) en
Austin v. Niblick, 200 F. Supp. 3d 777 (N.D. Ind. 2016)).
lachesverweer is een zogenaamd
equityverweer. Dit verweer is onder meer beschikbaar in gevallen waarin wordt verzocht om verlenging van de periode waarin een veroordelend vonnis, en de op grond van Artikel 28 USC § 1961 verschuldigde rente, ten uitvoer kan worden gelegd. De schuldenaar heeft daarbij de gelegenheid om uit te leggen waarom het vonnis (deels) niet meer ten uitvoer behoort te worden gelegd (Rule 69.04 Tennessee Rules of Civil Procedure). Het hof oordeelt in dit geval niet over verlenging van het Amerikaanse vonnis, maar over een vordering die in essentie een herhaling verlangt van de veroordeling van het Amerikaanse vonnis terwijl de oorspronkelijke periode voor tenuitvoerlegging van het Amerikaanse vonnis al (meermaals) is verstreken. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de positie van [geïntimeerde] in de onderhavige procedure vergelijkbaar is met de positie die hij gehad zou hebben bij een voor een Amerikaanse rechter gebracht verzoek om verlenging van het Amerikaanse vonnis. [geïntimeerde] kan daarom in de onderhavige procedure ook een beroep doen op het
lachesverweer.
writ of executiondoen uitgaan aan [geïntimeerde] . Daaruit volgt dat aanspraak werd gemaakt op betaling van de hoofdsom. Er werd geen aanspraak gemaakt op betaling van de wettelijke rente, hoewel Artikel 28 USC § 1961 sub (a), tweede zin, uitdrukkelijk voorziet in directe executie voor de rente. [appellant] c.s. hebben ook daarna geen aanspraak meer gemaakt op rente totdat zij de
writ of executionvan 5 september 2018 deden uitgaan. [appellant] c.s. hebben geen verklaring gegeven voor het feit dat zij daar niet eerder aanspraak op hebben gemaakt.
lachesverweer slaagt voor zover dit betrekking heeft op de aanspraak van [appellant] c.s. op wettelijke rente over de periode tot aan de datum van de tweede
writ of execution, 5 september 2018. [geïntimeerde] heeft er naar het oordeel van het hof wel rekening mee moeten houden dat hem de wettelijke rente vroeg of laat zou worden aangezegd als hij niet aan het vonnis zou voldoen, en dat hij deze dan verschuldigd zou worden. Dat betekent dat de vordering van [appellant] c.s. tot betaling van rente van 6,14% per jaar over het bedrag van $ 249.400,- toewijsbaar is vanaf 5 september 2018 tot de dag van betaling, waarbij de rente jaarlijks wordt samengesteld op 24 juli. Het bestreden vonnis, gewezen in conventie, zal daarom worden vernietigd en de vordering van [appellant] c.s. zal in zoverre alsnog worden toegewezen.
€ 4.804,00
€ 8.128,00