Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van de advocaat van de vrouw van 26 april 2021 met bijlagen (1 t/m 9);
- een brief van de advocaat van de man van 29 april 2021 met producties 13 en 14.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
vrouwverzoekt het hof de bestreden beschikking van 15 januari 2020 (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
manheeft verweer gevoerd. Hij verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen.
vrouwheeft drie grieven gericht tegen de bestreden beschikking. Haar grieven zien op de volgende onderwerpen:
- partneralimentatie (grief 1);
- verdeling huwelijksgemeenschap:
- inboedelgoederen (grief 2);
- rekening-courantschuld [BV 1] BV (grief 3);
- schuld Visa (grief 4).
hofzal de grieven van de vrouw hierna per onderwerp bespreken.
5.De motivering van de beslissing
vrouwheeft haar huwelijksgerelateerde behoefte becijferd op een bedrag van € 1.802,40 netto per maand. Zij is daarbij uitgegaan van het refertejaar 2014 waarin de man blijkens de jaaropgaaf 2014 bij [BV 2] BV een bruto jaarinkomen had van € 127.840,-- en € 24.000,-- bij [BV 1] BV en partijen een netto uitgavenpatroon hadden van gemiddeld € 3.232,06 per maand.
manheeft verweer gevoerd. Volgens hem heeft de vrouw ook in hoger beroep haar huwelijksgerelateerde behoefte onvoldoende onderbouwd. Vanwege financiële problemen van de onderneming werd het salaris niet iedere maand volledig uitgekeerd. Partijen hadden daardoor geen vast maandelijks inkomen dat zij konden besteden. Wanneer er sprake is van wisselende inkomsten, is het aan de vrouw om haar huwelijksgerelateerde behoefte deugdelijk te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Daarom dient het verzoek van de vrouw om partneralimentatie ook in hoger beroep afgewezen te worden.
hofstelt het volgende voorop. De hoogte van de behoefte van de vrouw is mede gerelateerd aan de welstand van partijen tijdens het huwelijk. Bij de bepaling van de hoogte van de behoefte dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Dit betekent dat de rechter zowel in aanmerking zal moeten nemen wat de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk zijn geweest als een globaal inzicht zal moeten hebben in het uitgavenpatroon in dezelfde periode om daaruit te kunnen afleiden in welke welstand partijen hebben geleefd. De behoefte zal daarnaast zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten - en gelet op de welstand redelijke - kosten van levensonderhoud door de rechter worden bepaald.
vrouwstelt dat zij niet geheel in die behoefte kan voorzien. Zij ontvangt al jaren een bijstandsuitkering. Als gevolg van lichamelijke en geestelijke problemen is zij namelijk niet in staat om zelf een inkomen te genereren om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zij heeft een chronische vermoeidheidsziekte, darmproblemen en een slaapstoornis. Zij wordt daarvoor al heel lang behandeld, maar zonder veel succes. Tijdens het huwelijk van partijen heeft de vrouw verder altijd een opvoedende, verzorgende en dienende taak gehad. De man deed zaken en verwierf de inkomsten. De vrouw heeft een beperkte opleiding en zij is al zeer lang uit het arbeidsproces.
manheeft verweer gevoerd. Hij betwist dat de vrouw niet in staat is om betaalde arbeid te verrichten waarmee zij gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud zou kunnen voorzien. Volgens hem heeft de vrouw haar stellingen in dezen onvoldoende onderbouwd.
hofoverweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege medische beperkingen niet in staat is om middels betaalde arbeid in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Gebleken is dat zij onder meer lijdt aan chronische vermoeidheid waarvan zij veel klachten ondervindt. De vrouw is snel moe en uitgeput en moet overdag veel rusten. Daarnaast is bij haar sprake van een beperkt arbeidsverleden en opleidingsniveau. Gelet hierop, alsook nu de vrouw tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat aan haar nog steeds bijstand wordt verleend en dat zij vanuit de Participatiewet een vrijstelling van de sollicitatieplicht heeft, zal het hof de vrouw geen verdiencapaciteit toerekenen.
vrouwvoert aan dat de rechtbank bij de verdeling van de inboedelgoederen ten onrechte heeft aangenomen dat het gereedschap eigendom is van de onderneming van de man. Dit is niet het geval. Het gereedschap dat eigendom is van de onderneming, bevindt zich in het bedrijfspand te [plaats 3] . Het gereedschap dat in de woning ligt, behoort tot de huwelijksgemeenschap en moet dan ook nog tussen partijen worden verdeeld. Verder voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte de volgende goederen aan de man heeft toegedeeld: 1) twee van de drie delen van het losliggend 4 cm dikke granieten aanrechtblad, 2) tien van de twintig stuks halogeen inbouwverlichting, 3) één van de twee voorgeplaatste paneeltjes huiskamer, 4) twee van de drie glazen legplanken van de schoenenkast, 5) twee van de vier “losliggende” marmereffect vensterbanken, 6) drie van de zeven linnenkasten die zijn ingebouwd, 7) het alarmsysteem en vijf detectoren, 8) de afwasmachine en afzuiger, 9) wastafelmeubel met 2 kranen en 10) de complete loungeset. Deze behoort bij de gemetselde loungeset in de achtertuin en vormt daarmee één geheel. Genoemde goederen zijn specifiek voor de woning en kunnen daaruit niet worden verwijderd.
manheeft verweer gevoerd. Geen van de door de vrouw genoemde inboedelgoederen kan als onroerend gekwalificeerd worden. Alle inboedelgoederen betreffen roerende zaken. Omdat het een huurwoning betreft, is een en ander zodanig geconstrueerd dat alles snel weggehaald kan worden bij een verhuizing.
hofoverweegt als volgt.
vrouwvoert, samengevat, het volgende aan. Op grond van de redelijkheid en billijkheid moet de draagplicht van de rekening-courantschuld bij [BV 1] BV bij de man worden bepaald. Zij was tijdens het huwelijk van partijen er niet van op de hoogte dat de man een rekening-courantschuld is aangegaan bij [BV 1] BV. Zij was slechts huisvrouw en de man hield haar volledig buiten alle zaken. Hij informeerde haar niet. Tot op heden heeft de man haar niet willen informeren hoe en waarom de schuld is ontstaan. Zij heeft de overtuiging dat de schuld is ontstaan door privéuitgaven van de man. Hij leefde in luxe en verbleef veel in het buitenland. Daarnaast is zij niet in staat om haar aandeel in de rekening-courantschuld te kunnen voldoen. Zij heeft een bijstandsuitkering en beschikt niet over enig vermogen.
manheeft verweer gevoerd. Hij is het eens met het oordeel van de rechtbank. De rekening-courantschuld is het gevolg van uitgaven die ten goede zijn gekomen aan beide echtgenoten. Het is hem een raadsel waarom een schuld die door partijen gezamenlijk is aangegaan, alleen door de man gedragen zou moeten worden. De vrouw voert daarvoor geen toereikende argumenten aan. Het is verder niet juist dat de vrouw niet over middelen zou beschikken om deze schuld te voldoen. Zij maakt jegens de man aanspraak op betaling van een bedrag van € 12.118,50 ter zake van de toedeling van de aandelen [BV 1] BV aan de man. Dat bedrag zou de vrouw kunnen aanwenden voor de voldoening van – een gedeelte van – de schuld in rekening-courant.
hofoverweegt als volgt.
niet(cursief hof) toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze gedragen door beide echtgenoten ieder voor een gelijk deel, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede in verband met de aard van de schulden een andere draagplicht voortvloeit”.
vrouwvoert, samengevat, het volgende aan. Zij komt terug op haar in eerste aanleg ingenomen standpunt dat de schuld bij Visa Card door beide partijen, ieder voor de helft, dient te worden gedragen. Bij nader inzien is zij van mening dat de schuld volledig door de man dient te worden gedragen. Zij heeft nimmer een Visa Card gehad, daarvan geen gebruik gemaakt en ook geen geld via de Visa-rekening uitgegeven. De Visa Card stond alleen op [plaats 3] van de man. Alleen hij beschikte over de rekening. De man heeft nimmer mutaties van de rekening aan de vrouw verstrekt of uitleg gegeven. Hij heeft nooit inzicht gegeven waar, wanneer en waarvoor hij gelden van de Visa-rekening heeft gehaald. Op grond van de redelijkheid en billijkheid moet de draagplicht van de Visa schuld daarom bij de man worden bepaald.
manheeft verweer gevoerd. Partijen waren het er in eerste aanleg over eens dat zij ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de Visa schuld. De vrouw kan hier nu niet meer op terugkomen.
hofoverweegt als volgt.