Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
ten tweedevan artikel 11, lid 1, onderdeel o, Wet OB 1968 en daarmee onder de registratieplicht van artikel 8, eerste lid, aanhef, onderdeel a Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.
ten tweedevan artikel 11, lid 1, onderdeel o, Wet OB 1968. Dit door belanghebbende voor [het College] verzorgde onderwijs zou ook kunnen vallen onder van
ten eerstevan artikel 11, lid 1, onderdeel o, Wet OB 1968. Immers, voor de onderwijsvrijstelling is doorslaggevend of het gaat om wettelijk erkend onderwijs of om niet wettelijk erkend onderwijs dat verzorgd wordt door een erkende instelling. Zie Kamer II, 2009/10, nr. 3, p. 17. Kennelijk neemt de inspecteur het standpunt in dat bij een [A] altijd sprake is van niet-wettelijk erkend onderwijs. De omstandigheid dat het gaat om onderwijs aan een [A] betekent niet dat sprake is van niet-wettelijk erkend onderwijs en is dus niet doorslaggevend voor de vraag of belanghebbende moet zijn ingeschreven in het CRKBO-register.
ten eerstevan artikel 11, lid 1, onderdeel o, Wet OB 1968. Een registratie in het CRKBO-register is dan geen vereiste voor het toepassen van de onderwijsvrijstelling. Dit vindt ook bevestiging in punt 8 van het Besluit van 30 juli 2014, nr. BLKB 2014/125M, V-N 2014/42.9.
vóór 1 februari 2021nader te onderbouwen waarom bij de werkzaamheden van belanghebbende als docent installatietechniek voor [het College] sprake is van niet-wettelijk erkend onderwijs, waarvoor een registratieplicht in het CRKBO-register zou gelden.’
2.Verzoek
3.Gronden
tegemoetkoming(cursivering hof) in de gemaakte kosten. Van dat uitgangspunt wordt slechts in bijzondere omstandigheden afgeweken. Het hof ziet geen aanleiding om voor de vergoeding van de kosten van bezwaar uit te gaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dit oordeel hoeft niet gemotiveerd te worden. [12] De inspecteur heeft zich met bovenvermeld bedrag akkoord verklaard tijdens het onderzoek ter zitting.
tegemoetkoming(cursivering hof) in de gemaakte kosten. Van dat uitgangspunt wordt slechts in bijzondere omstandigheden afgeweken. Het hof ziet geen aanleiding om voor de vergoeding van de proceskosten uit te gaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dit oordeel hoeft niet gemotiveerd te worden. [14]
4.Beslissing
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de schade die belanghebbende heeft geleden tot een bedrag van € 1.813,60;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het bezwaar en de proceskosten tot een bedrag van € 954,36;
- bepaalt dat van de inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 519.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).