3.1.In dit hoger beroep kan, voor zover relevant, worden uitgegaan van de volgende feiten.
In 2002 is [appellant] in dienst getreden bij Intergarde B.V. (verder te noemen Intergarde) als beveiligingsmedewerker.
Op 2 oktober 2010 is [appellant] uitgevallen met rugklachten.
Na verloop van tijd is tussen [appellant] en Intergarde een discussie ontstaan over de vraag of Intergarde haar re-integratieverplichtingen in voldoende mate was nagekomen. Bij een op verzoek van [appellant] uitgevoerd onderzoek door een arbeidsdeskundige is in een rapport van 17 april 2012 door de deskundige geconcludeerd dat dat niet het geval was. Bij een volgende rapportage, gedateerd op 20 augustus 2012, is door de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van Intergarde voldoende waren.
Bij een verzekeringsgeneeskundige keuring in verband met de aanvraag van een WIA-uitkering is het arbeidsongeschiktheidspercentage voor [appellant] door de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] in een rapport van 29 augustus 2012 vastgesteld op 0,0.
Op 20 oktober 2012 heeft [appellant] zich opnieuw ziek gemeld vanwege rugklachten. Naar aanleiding hiervan heeft Intergarde de loonbetaling aan [appellant] stopgezet.
In een rapport van de verzekeringsgeneeskundige [verzekeringsgeneeskundige] van 21 november 2012 concludeert deze dat sprake is van verminderd benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek, waardoor [appellant] is aangewezen op werkzaamheden conform een opgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML).
Op 19 december 2012 rapporteert de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 2] dat het arbeidsongeschiktheidspecentage voor wat [appellant] betreft wordt vastgesteld op 15,47%.
Op 26 februari 2013 rapporteert de bedrijfsarts [bedrijfsarts] dat [appellant] verzuimt vanwege klachten aan het bewegingsapparaat, dat een FML is opgemaakt en [appellant] het werk kan hervatten en dat de FML aangepast moet worden op de werkhervattingsmogelijkheden. De bedrijfsarts adviseert om daartoe een arbeidsdeskundige in te schakelen.
In een rapport van 8 april 2013 concludeert de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 3] dat [appellant] niet geschikt is te achten voor het eigen werk bij de eigen werkgever, dat het eigen werk niet passend kan worden gemaakt door voorzieningen of aanpassingen, dat [appellant] niet geschikt is voor ander werk bij de eigen werkgever, maar wel geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt.
Op 29 mei 2013 heeft Intergarde het UWV verzocht om toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst met [appellant] te beëindigen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
Bij brief van 30 mei 2013 verzoekt het UWV Intergarde om nadere informatie, meer in het bijzonder een actueel oordeel van de arbodienst, bedrijfsarts of het UWV waaruit blijkt dat [appellant] arbeidsongeschikt is, niet binnen 26 weken kan hervatten en evenmin, zo nodig met behulp van bijscholing, binnen 26 weken herplaatst kan worden, en een overzicht van alle functies binnen de onderneming van Intergarde tot en met het niveau van de laatste functie van [appellant] .
In antwoord op dit verzoek stuurt Intergarde bij brief van 5 juni 2013 het verlangde overzicht van functies en een verzuimoverzicht van E-Care. Bij brief van 7 juni 2013 stuurt Intergarde de terugkoppeling van de bedrijfsarts [bedrijfsarts] inzake de 26-wekentoets binnen Spoor 1. Deze terugkoppeling bevat de navolgende conclusie:
“De werknemer is niet geschikt te achten voor het eigen werk als beveiligingsbeambte bij eigen werkgever. De werknemer is ook niet geschikt te achten voor een specifiek object t.w. [specifiek object] aan de [adres] te [plaats] .
Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen.
De werknemer is niet geschikt voor ander werk bij de eigen werkgever.
De werknemer is op dit moment wel geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. Een extern re-integratietraject is in 2012 afgerond, maar was niet succesvol d.w.z. dat het niet geleid heeft tot een plaatsing.”
Bij brief van zijn advocaat van 21 juni 2013 heeft [appellant] verweer gevoerd.
Bij brief van 24 juni 2013 verzoekt het UWV aan haar afdeling SMZ om een deskundigenadvies met betrekking tot de vraag of [appellant] nog altijd arbeidsongeschikt is, binnen 26 herstel valt te verwachten en of eventueel herplaatsing binnen 26 weken, zo nodig door middel van scholing, in een aangepaste of passende functie mogelijk is. Bij brief van 23 juli 2013 wordt [appellant] daartoe voor een gesprek uitgenodigd bij de arts [verzekeringsarts] , welk gesprek is gehouden op 1 augustus 2013.
De afdeling SMZ van het UWV reageert met een advies van 15 augustus 2013 van de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 4] op het verzoek van het UWV van 24 juni 2013. Hierin is als conclusie aangekruist dat de arbeidsongeschiktheid blijft voortduren en dat herstel binnen 26 weken niet valt te verwachten. De keuzemogelijkheden ten aanzien van “Mogelijkheden binnen de onderneming van werkgever:” en “Herplaatsing mogelijk in de:” zijn niet ingevuld.
Nadat het deskundigenadvies was toegezonden aan de advocaat van [appellant] en deze daar nog op heeft gereageerd, heeft het UWV bij beslissing van 18 september 2013 de gevraagde toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst verleend. Met gebruikmaking daarvan heeft Intergarde vervolgens bij brief van 19 september 2013 de arbeidsovereenkomst opgezegd per 3 november 2013.
Bij brief van 29 september 2013 aan de klachtenafdeling van het UWV heeft [appellant] zich beklaagd over de werkwijze van het UWV bij de afhandeling van de ontslagprocedure.
Nadat op 21 november 2013 een hoorzitting had plaatsgevonden heeft het UWV bij brief van 29 november 2013 aan [appellant] laten weten dat zij in de klacht een drietal onderdelen onderscheidt, te weten:
1. dat voorbij zou zijn gegaan aan het verweer dat [appellant] vanaf april 2012 voor de volledige contracturen passende werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat hij zich op 22 april 2013 weer volledig hersteld heeft gemeld, waarna Intergarde heeft geweigerd hem weer tot het werk toe te laten;
2. dat de arbeidsdeskundige bij het opstellen van zijn advies heeft verzuimd telefonisch contact op te nemen met [appellant] en dat geen gehoor zou zijn gegeven aan een verzoek om een mondelinge toelichting te mogen geven;
3. dat de procedure rondom het deskundigenonderzoek niet zorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts niet meer heeft gedaan dan een algemene vraag stellen en de rapportage van de arbeidsdeskundige niet duidelijk is ten aanzien van de mogelijkheden tot het verrichten van aangepaste werkzaamheden dan wel ander passend werk.
Op de eerste twee onderdelen acht de Raad van Bestuur van het UWV de klacht ongegrond. Het derde onderdeel van de klacht acht de Raad gegrond.
Bij brief van zijn raadsvrouwe van 20 augustus 2014 heeft [appellant] vervolgens het UWV aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van onrechtmatig handelen bij het verlenen van de door Intergarde verzochte toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] een verklaring voor recht dat het UWV jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld, zodat het gehouden is de schade die hij als gevolg daarvan heeft geleden en nog zal lijden te vergoeden, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van het UWV tot betaling van een voorschot van € 25.000,= op de te vergoeden schade, alles vermeerderd met rente en kosten als omschreven in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg en uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat het UWV jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door aan Intergarde toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen. Bij de beoordeling van dat verzoek heeft het UWV gehandeld in strijd met het bepaalde in het Ontslagbesluit, doordat het in redelijkheid niet tot de conclusie had mogen komen dat [appellant] niet in aangepast dan wel ander passend werk bij Intergarde had kunnen hervatten. Voorts heeft het UWV gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Uit de gegrondverklaring van een klacht volgt dat het UWV erkent dat zij in de ontslagprocedure niet zorgvuldig heeft gehandeld. Ook heeft het UWV gehandeld in strijd met zijn eigen beleidsregels door bij zijn beslissing geen actueel oordeel van de bedrijfsarts te betrekken en zijn oordeel te laten berusten op een rapport van een arbeidsdeskundige waar geen medische beoordeling aan voorafgegaan was. Onder de gegeven omstandigheden had het UWV nooit toestemming voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst mogen geven. Door dat toch te doen en Intergarde daarmee in staat te stellen de arbeidsovereenkomst te beëindigen, heeft [appellant] schade geleden, onder meer inkomensschade. Tussen het onzorgvuldig handelen en die schade bestaat een causaal verband, want zou het UWV wel zorgvuldig hebben gehandeld, dan zou de toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen zijn geweigerd. Het onzorgvuldig handelen kan het UWV worden toegerekend en aan de relativiteitseis is ook voldaan.
3.2.3.Het UWV heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.