In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkstelling van een bestuurder van [A BV] voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen. De ontvanger van de Belastingdienst had de bestuurder aansprakelijk gesteld voor de loonheffingen over de tijdvakken 10-2013 tot en met 02-2014, waarbij de melding betalingsonmacht niet tijdig zou zijn gedaan voor het suppletiebedrag van tijdvak 9. Het hof oordeelde dat de melding betalingsonmacht van 19 november 2013 niet tijdig was voor tijdvak 9, aangezien de uiterste betaaldag op 8 oktober 2013 viel. Hierdoor werd aangenomen dat de niet-betaling van de verschuldigde loonheffingen aan de bestuurder te wijten was.
Daarnaast oordeelde het hof dat er sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurder had betalingen verricht aan gelieerde partijen terwijl de belastingschulden onbetaald bleven. Het hof concludeerde dat de bestuurder niet aannemelijk had gemaakt dat de BV niet in staat was om tijdig betalingsonmacht te melden en dat de BV haar activiteiten had beëindigd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de bestuurder werd ongegrond verklaard. De aansprakelijkstelling werd in stand gehouden, en het hof oordeelde dat de ontvanger aannemelijk had gemaakt dat het niet betalen van de belastingschuld het gevolg was van aan de bestuurder te wijten onbehoorlijk bestuur.