Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
,lid 1, Inv 1990 (vgl. HR 13 maart 1991, nr. 27075, ECLI:NL:HR:1991:ZC4539, BNB 1991/147). Met de toezending van deze beschikking is het bedrag van de invorderingsrente “op andere wijze schriftelijk kenbaar gemaakt” in de zin van artikel 30, lid 1 (slotzin), Inv 1990.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep ongegrond;
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank;
veroordeeltde Minister tot vergoeding aan belanghebbende van de aan de behandeling van het hoger beroep na verwijzing toerekenbare immateriële schade bepaald op € 1.500; en
gelastdat de Minister aan belanghebbende het ter zake van de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 123 vergoedt.