In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de raadsheren J.M.H. Schoenmakers, S.M.A.M. Venhuizen en E.H. Schulten. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.P. Voragen, stelde dat er sprake was van vooringenomenheid door de raadsheren, omdat zij in een tussenarrest van 14 juli 2020 al een voorlopig oordeel hadden gegeven voordat de verzoeker de gelegenheid had gekregen om zijn standpunt mondeling uiteen te zetten. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld tijdens een openbare zitting op 25 september 2020, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar de raadsheren wel. De wrakingskamer oordeelde dat de door de verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen uitzonderlijke omstandigheid opleverden die de vrees voor vooringenomenheid rechtvaardigden. De beslissing om een voorlopig oordeel te geven voordat het pleidooi werd gehouden, werd niet als blijk van vooringenomenheid gezien. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en wees het verzoek tot wraking af. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.