“9. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de formulering in artikel 5 van de Verordening
ongelukkig is, verweerders uitleg van dit artikel juist is. De rechtbank wijst erop dat in
artikel 1 van de Verordening geen beperking is opgenomen ten aanzien van de soorten van
verblijf. Artikel 4 van de Verordening geeft daarnaast eenduidig een maatstaf voor de
heffing, namelijk het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Ook in het derde lid van
artikel 5 van de Verordening is geen onderscheid gemaakt naar soorten overnachting, maar
is uitsluitend het tarief per overnachting vermeld. De eerste twee leden van artikel 5 zien op
een berekening van de toeristenbelasting in de gevallen zoals genoemd, namelijk bij
seizoenstandplaatsen en vaste standplaatsen. Met de leden 1 en 2 van artikel 5 is slechts
beoogd een verbijzondering te geven voor de wijze van berekening van de verschuldigde
toeristenbelasting, namelijk enkel en alleen bij seizoenstandplaatsen en vaste standplaatsen.
Dit betekent echter niet dat slechts in deze twee specifieke situaties toeristenbelasting wordt
geheven. Uit de redactie van artikel 5 van de Verordening volgt daarom niet dat het
vermelde tarief van € 1,10 is beperkt tot de in het eerste en tweede lid van dat artikel
genoemde categorieën (verblijf op vaste standplaatsen en seizoenstandplaatsen).
10. Anders dan de rechtbank in haar uitspraak van 1 augustus 2017, oordeelt de rechtbank
(in meervoudige samenstelling) nu dat in de Verordening voldoende duidelijk is opgenomen
dat het daarin in het derde lid van artikel 5 genoemde vaste tarief geldt voor alle soorten van
verblijf met overnachting. Het feit dat artikel 5 als onderkopje ‘Belastingtarief draagt
(zonder onderscheid in verblijfsoorten) duidt er eveneens op dat het belastingtarief niet
beperkt is tot de door eiseres genoemde categorieën. Eiseres moet toegegeven worden dat
het beter was geweest als het tarief was opgenomen in een aparte bepaling en dat de
Verordening enkele ook door verweerder erkende slordigheden kent (zo is bijvoorbeeld
tussen de artikelen 5 en 7 geen artikel 6 opgenomen, zodat artikel 7 deels verwijst naar een
niet bestaand artikel 6), maar dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.”.