Uitspraak
1.mr [appellant 1] ,
2. mr [appellant 2] ,
3. mr [appellant 3] ,
4. mr [appellant 4] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- Namens de Advocaten [appellant 2] en [appellant 3] , begeleid door mrs. De Greve en Winkels;
- Namens de Staat mevrouw [opsporingsambtenaar/rechercheur 1] en de heren [recherche-officier van justitie] , [vertegenwoordiger van de Staat] , en [officier van justitie 1] , begeleid door mrs. Engels, S.M. Kingma en R.W. Veldhuis.
3.De beoordeling
;
mee dat [advocatenkantoor] zich voor het rapport en alle onderliggende (digitale) documenten beriep op het (afgeleid) verschoningsrecht, nu het rapport betreffende [onderneming] door [bedrijf] in opdracht van [advocatenkantoor] was opgemaakt. Om die reden zijn de aangetroffen documenten en de harde schijf met de forensische kopie in twee gesloten enveloppen meegenomen ter overhandiging aan de rechter-commissaris strafzaken te [vestigingsplaats 1] conform artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering. (..)”
de rechtmatigheid met betrekking tot het gebruik van geprivilegieerde communicatie door FIOD en OM;
de rechtmatigheid van de doorzoeking en inbeslagneming van de informatie bij de [bedrijf] -onderzoeker [accountant] RA;
de rechtmatigheid van de kennisneming en het gebruik van de [hostingbedrijf] -gegevens;
het niet consulteren van de Deken van de Orde van Advocaten door de rechter-commissaris over de vraag of en in hoeverre het verschoningsrecht van de Advocaten van [advocatenkantoor] van toepassing was;
de door de rechter-commissaris toegepaste procedure met betrekking tot het verlenen van digitale ondersteuning bij de analyse en de nadere vastlegging van de digitale datagegevens op de inbeslaggenomen gegevensdrager door medewerkers van de FIOD.
“klager zich echter uitdrukkelijk het recht voorbehoudt om de aan de Accountantskamer overhandigde bescheiden ook in andere procedures te gebruiken”.
De mondelinge behandeling van die zaken (zaaknummers: 200.267.366, 200.267.368, 200.267.370, 200.267.372, 200.267.374, 200.267.375, 200.267.399 en 200.267.400) heeft bij dit hof inmiddels plaatsgevonden op 11 december 2019.
[IT-auditor], medewerkster van de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] . Zij was als FIOD-opsporingsambtenaar in de zaken van [onderneming] betrokken bij vorderingen tot gegevensverstrekking aan [hostingbedrijf] . Zij heeft daarnaast als IT-auditor van de FIOD deelgenomen aan de doorzoeking en inbeslagneming bij [bedrijf] op 1 december 2016, waarbij geprivilegieerde stukken en gegevens in beslag werden genomen. Het proces-verbaal van deze doorzoeking is door haar ondertekend.
[medewerker hostingbedrijf], medewerker bij [hostingbedrijf] , p/a bij [hostingbedrijf] . Hij heeft aan [onderneming] gerelateerde databestanden inclusief de Geprivilegieerde Gegevens vanaf de server van [hostingbedrijf] overgeleverd aan de FIOD.
[opsporingsambtenaar 1], werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] . Hij is IT-specialist bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] en was rechtstreeks betrokken bij de inbeslagname en digitale verwerking van de Geprivilegieerde Gegevens. Hij heeft de Geprivilegieerde Gegevens vermoedelijk ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. Hij is de opsteller van het proces-verbaal van de vordering aan [hostingbedrijf] .
[officier van justitie 1], officier van justitie bij het Functioneel Parket (hierna: FP), was de behandelend officier van justitie (hierna: OvJ) bij de aanvraag vordering verstrekking gegevens aan [hostingbedrijf] . Hij was behandelend OvJ bij de aanvraag van de doorzoeking bij [bedrijf] en in die hoedanigheid ook aanwezig bij de doorzoeking bij [bedrijf] , waarbij Geprivilegieerde Gegevens zijn gebruikt en waarbij Geprivilegieerde Gegevens in beslag zijn genomen. Hij was bovendien rechtstreeks betrokken bij de klacht tegen de accountants van [bedrijf] waarbij Geprivilegieerde Gegevens zijn gebruikt.
[officier van justitie 2], voormalig OvJ bij het FP. Hij was de behandelend OvJ bij de aanvraag vordering verstrekking gegevens aan [hostingbedrijf] . Bovendien was hij de behandelend OvJ bij de aanvraag van de doorzoeking bij [bedrijf] en in die hoedanigheid ook aanwezig bij de doorzoeking bij [bedrijf] , waarbij Geprivilegieerde Gegevens zijn gebruikt en waarbij Geprivilegieerde Gegevens in beslag zijn genomen. Hij was bovendien rechtstreeks betrokken bij de klacht tegen de accountants van [bedrijf] waarbij Geprivilegieerde Gegevens zijn gebruikt.
[officier van justitie 3], OvJ bij het FP. Zij is een van de behandelend officieren van justitie in het strafrechtelijk onderzoek tegen [onderneming] . Het is o.a. de vraag of en zo ja in welke mate zij kennis heeft van de Geprivilegieerde Gegevens, de ‘Schendingen’ en alle gevolgen daarvan. Voorts zal zij o.a. kunnen verklaren over de verspreiding van de Geprivilegieerde Gegevens en wie daarbij betrokken waren.
[opsporingsambtenaar/rechercheur 2], werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] , tevens hulp- OvJ. Hij was betrokken bij het voorstel tot doorzoeking bij [bedrijf] die gebaseerd was op Geprivilegieerde Gegevens en waarbij Geprivilegieerde Gegevens in beslag zijn genomen. Hij was ook aanwezig bij de doorzoeking bij [bedrijf] die gebaseerd was op Geprivilegieerde Gegevens en waarbij Geprivilegieerde Gegevens in beslag zijn genomen.
[opsporingsambtenaar/rechercheur 1], werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] . Zij was betrokken bij de aanvraag van de vordering vertrekking gegevens aan [hostingbedrijf] en bij het voorstel tot doorzoeking bij [bedrijf] , dat gebaseerd was op Geprivilegieerde Gegevens. Uit dat proces-verbaal blijkt bovendien dat zij kennis heeft genomen van de Geprivilegieerde Gegevens.
[medewerker Belastingdienst/FIOD 1], werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] , registeraccountant. Hij heeft de klacht bij de Accountantskamer ingediend op basis van Geprivilegieerde Gegevens en ter openbare zitting toegelicht. Hij heeft bovendien het standpunt ingenomen dat hij het recht heeft en zich het recht voorbehoudt om Geprivilegieerde Gegevens in de toekomst nogmaals te gebruiken voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden.
[medewerker Belastingdienst/FIOD 2], werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] . Zij heeft mede de klacht bij de Accountantskamer ingediend op basis van Geprivilegieerde Gegevens.
[hoofdofficier van justitie], ten tijde van de ‘Schendingen’ Hoofd-OvJ van het FP. Zij heeft bij brief van 1 september 2019 aan [appellant 1] laten weten dat zij geen bezwaar zag tegen het voortzetten van het klaagschrift tegen de accountants, terwijl dit klaagschrift gebaseerd was op Geprivilegieerde Gegevens. Zij heeft bij brief van 17 november 2017 aan [appellant 1] laten weten dat e-mails van en aan advocaten die in het kader van het strafrechtelijk onderzoek worden verkregen, op grond van de Wjsg aan derden kunnen worden verstrekt. Volgens haar blijkt uit de wet niet dat daarvoor een machtiging van de rechter-commissaris vereist is.
[belastingambtenaar 1], belastingambtenaar bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 2] . Hij verricht het boekenonderzoek bij [onderneming] en werkt in dat verband samen met het onderzoeksteam van de FIOD dat het strafrechtelijk onderzoek verricht. Hij heeft volgens het fiscale controledossier in dat verband op meerdere momenten na 10 september 2015 inzage gehad in het dossier van de FIOD, waaronder in stukken uit [computerprogramma] . [computerprogramma] is het computerprogramma waarin de Geprivilegieerde Gegevens die bij [hostingbedrijf] in beslag zijn genomen zijn verwerkt. Dit blijkt uit een e-mail en een memorandum uit het fiscaal controledossier.
[belastingambtenaar 2], belastingambtenaar bij de Belastingdienst/FIOD [vestigingsplaats 4] . Hij verricht samen met [belastingambtenaar 1] het boekenonderzoek bij [onderneming] en werkt in dat verband samen met het onderzoeksteam van de FIOD dat het strafrechtelijk onderzoek verricht. Hij heeft volgens het fiscale controledossier in dat verband op meerdere momenten na 10 september 2015 inzage gehad in het dossier van de FIOD, waaronder in stukken uit [computerprogramma] . .
deskundige of deskundigenzoals die zullen worden benoemd in het kader van het verzochte voorlopig deskundigenbericht. Deze deskundigen zullen alsdan kunnen verklaren over al hetgeen zij hebben aangetroffen in de ICT systemen van het OM en de FIOD. Dit verhoor kan samenvallen met het geven van inlichtingen als bedoeld in artikel 194 lid 5 Rv.
Toepassing van artikel 28 lid 1 Rv is geheel in lijn met het regiem dat van toepassing is op het verschoningsrecht, waarbij altijd eerst een voorafgaande rechterlijke toetsing dient plaats te vinden. Tot de dag van vandaag handhaven de Staat en zijn ambtenaren hun onwettige standpunten. De werkwijze van de Staat rond het selecteren van verschoningsgerechtigde gegevens deugt niet en ook de wetgever heeft dit in het kader van de Vastellingswet Boek 2 van het nieuwe wetboek van Strafvordering onderkend. Er is alle reden voor een ruim bevel ex artikel 28 Rv, mede gezien het geheimhoudingsbevel van Hof ’s-Hertogenbosch van 14 mei 2019, aldus de Advocaten.
dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking, om bijstand en advies moet kunnen wenden tot de vertrouwenspersonen die volgens de wet tot geheimhouding zijn verplicht”(AG Hartlief 15 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1174 onderdeel 3.35.).
Dat er onvermijdelijk ook een relatie is met de strafzaak tegen [onderneming] – de schending als reeds gebleken is immers concreet, zie ook hierna – maakt het voorgaande niet anders.
Met de rechtbank is het hof op zich van oordeel dat ten behoeve van een civiele aansprakelijkheidsprocedure al behoorlijk wat materiaal beschikbaar lijkt. Uit hetgeen reeds bekend is lijken – het is aan de rechter in de hoofdzaak daarover te oordelen - immers diverse inbreuken op het verschoningsrecht van de Advocaten voort te vloeien. De uit de wet voortvloeiende pre processuele mogelijkheden zijn echter niet bedoeld om alle relevante feiten al vóór de daadwerkelijke procedure reeds definitief en compleet vast te (doen) stellen. Het gaat er vooral om de eigen processuele positie beter te beoordelen en inzicht te verkrijgen in aard en omvang van gestelde inbreuken, hetgeen niet hetzelfde is als ‘volledig’ beoordelen, ‘alles boven water’ krijgen. Uit het bovenstaand kader blijkt voorts dat in het kader van pre processuele verzoeken ook immers aspecten als goede procesorde en (on)evenredigheid van betrokken belangen over en weer meegewogen dienen te worden.
vetzal weergeven).
Het hof acht deze benadering op zich in algemene zin juist. In het – ten onrechte doch thans aan de orde zijnde – geval dat GG echter wel opgenomen zijn in een wjsvbestand of meer wjsv bestanden zal niettemin toch moeten worden onderscheiden wat in die bestanden GG zijn en niet. Naar het oordeel van het hof ontstaat - ook niet in geval van onterechte opname van GG - geen aanspraak om in een dergelijk geval zonder meer de andere gegevens – niet zijnde GG maar gewone strafvorderlijke gegevens - te mogen inzien. Kortom ook in het geval als thans aan de orde dient het wettelijk kader te worden gerespecteerd, althans zoveel als mogelijk met inachtneming van alle relevante belangen te worden gerespecteerd.
Voor zover de Advocaten hebben betoogd dat de wsjv en wet Politiegegevens hier geen enkele rol te vervullen hebben oordeelt het hof dan ook anders, althans waar het gewone strafvorderlijke gegevens niet zijnde GG betreft.
2.Artikel 3, derde en vierde lid, is van toepassing.
2.Artikel 3, derde en vierde lid, is van toepassing.
1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal, onverminderd artikel 39e, aan personen of instanties voor de volgende doeleinden strafvorderlijke gegevens verstrekken:
2 Het College van procureurs-generaal kan slechts strafvorderlijke gegevens aan personen of instanties als bedoeld in het eerste lid verstrekken, voorzover die gegevens voor die personen of instanties:
2 Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing”
Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden(Aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens), zoals die geldt vanaf 1 juli 2018, zijnde de inwerkingtredingsdatum (Staatscourant 2018, 36059).
Het hof beseft dat het hier om handelingen en opnames gaat van GG vóór 1 juli 2018, maar vanwege het overgangsrecht (zie hierna) geldt de Aanwijzing voor alle verzoeken om gegevensverstrekking na die datum.
1.Uitgangspunten
2.Contra-indicatie
3.De ontvangers
4.Verstrekking aan overige ontvangers
1 Deze wet is van toepassing op de verwerking van politiegegevens door een bevoegde autoriteit die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn daarin te worden opgenomen.
1 De ambtenaar van politie of de persoon aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht, de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten of de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, in bijzondere gevallen tot verstrekking noodzaakt.
2 De persoon aan wie politiegegevens zijn verstrekt is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht of zijn taak daartoe noodzaakt.
3 Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing.
Verstrekking politiegegevens artikelen 8 en 13, eerste lid (artikel 18, eerste lid)) is dat als volgt nader geregeld.
1 Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
(p. 37) (…) Het uitgangspunt van het artikel is dat een ieder is gehouden tot een
Een dergelijke ontwijkingsmogelijkheid zou geen recht doen aan de in beide wetten opgenomen geheimhoudingsplicht en evenmin aan de regels ter zake informatieverstrekking aan derden/ benadeelden die in de kern de verstrekker dwingen tot een zorgvuldige afweging tussen alle betrokken belangen.
“Een beperking in verband met een procedure voor een andere rechter kan echter wel
• de rechtmatigheid met betrekking tot het gebruik van geprivilegieerde communicatie door FIOD en OM;
Een voorlopig deskundigenonderzoek zoveel mogelijk met behoud van anonimiteit van medewerkers van het OM, de Fiod en andere betrokken opsporingsinstanties. Doel van dat voorlopig deskundigenonderzoek is duidelijkheid te krijgen over de mate waarin de GG zijn verspreid binnen het opsporingsapparaat in brede zin en eventueel daarbuiten.
3.5.2.12. Hierbij denkt het hof allereerst aan een algemeen onderzoek naar het verwerkingssysteem van OM en FIOD, het zogenaamde Fiod journaal in de zaak [onderneming] c.s., in die zin dat eerst wordt bekeken of het mogelijk is in abstracto vast te stellen hoeveel personen kennis hebben gekregen dan wel toegang hebben verkregen tot de GG ( de [bedrijf] bescheiden en [hostingbedrijf] -bescheiden) als opgenomen in de systemen van OM en Fiod als hiervoor onder meer onder 3.1.16 weergegeven.
niethet resultaat is van de gewraakte schending/ kennisname/ mogelijkheid tot kennisname. Dit is dan niet het gebruik van GG als zodanig maar wel een benoemen van het bestaan van GG en wat in dat kader is misgegaan, juist om een onderscheid of verschil te kunnen aangeven. Dus veeleer een passief gebruik van de GG, om daar juist vandaan te blijven. Dat dit laatste uitsluitend zou mogen in een/de strafrechtelijke procedure na toetsing en instemming van de burgerlijke rechter op de voet van artikel 28 lid 3 Rv, acht het hof een inbreuk op bedoelde strafrechtelijke procedure die bovendien tot onwerkbare situaties leidt.
Voor verruiming van de uitzondering op het artikel 28 Rv-verbod naar ook tuchtrechtelijke procedures als door de Staat bepleit ziet het hof thans geen aanleiding. In dat verband lijkt voorshands vooral actief gebruik van de GG althans daaraan gerelateerde stukken aan de orde, en dat kan niet worden toegestaan. In ieder geval heeft de Staat niet duidelijk gemaakt waarom de uitbreiding noodzakelijk is.
Vervolgens hebben op 10 juli 2020 beide partijen ieder een zogenaamde Borgersbrief ingediend.
Op 14 juli 2020 zijn namens de Staat genoemde stukken aan het hof toegezonden, welke brief en stukken vervolgens op 15 juli 2020 door het hof zijn ontvangen.
Het hof heeft de stukken kort nader bezien maar zonder nader partijdebat en duiding in dat verband - bijvoorbeeld mede in het licht van nog recentere ontwikkelingen als de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251 over artikel 843a Rv - waar vóór deze uitspraak geen gelegenheid toe is geboden noch om is verzocht, zal het hof hier thans geen betekenis aan hechten.
4.De beslissing
vrijdag 4 september 2020gelijktijdig uit te laten bij akte als bedoeld in overwegingen 3.5.2.12 tot en met 3.5.2.15 over de persoon of personen van de te benoemen deskundigen in het kader van het nog te gelasten vooronderzoek, alsook uit te laten over de aan deze nader voor te leggen vragen;
vrijdag 18 september 2020, althans twee weken na ontvangst van beide aktes als onder 1 bedoeld;