Uitspraak
1.[verzoeker] ,
1.Gemeente Bladel,
2. Politie (rechtspersoon met wettelijke taak),
3. De Staat der Nederlanden (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit),
4. Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming,
1.Het verloop van de procedure
2.De gronden van het verzoek
3.De beoordeling
[projectleider/accountmanager]: projectleider, dan wel accountmanager bij het RIEC Oost-Brabant. Zij is betrokken geweest bij het benoemen van de [eenmanszaak] als handhavingsknelpunt, waardoor zij kan verklaren over het initiatief en de grondslag voor deze benoeming. Haar betrokkenheid volgt duidelijk uit door haar
[medewerker RIEC]: werkzaam bij het RIEC Oost-Brabant en betrokken bij het benoemen van de [eenmanszaak] als handhavingsknelpunt. Hierdoor kan hij verklaren over het initiatief en de grondslag voor deze benoeming. Zijn betrokkenheid volgt onder andere uit de e-mail van mevrouw [projectleider/accountmanager] aan hem d.d. 17 juli 2012, waarnaar in het verzoekschrift reeds is verwezen. Uit een e-mail d.d. 14 maart 2013 volgt dat hij met mevrouw [projectleider/accountmanager] heeft gesproken over de benoeming van [verzoeker] c.s. tot handhavingsknelpunt. Deze e-mail staat opgenomen op pagina 5 en 6 van de RIEC-documenten (productie 1).
[opsporingsambtenaar 1]: werkzaam als opsporingsambtenaar bij de politie Oost-Brabant en eveneens betrokken bij het benoemen van verzoekers tot handhavingsknelpunt binnen het RIEC. De heer [opsporingsambtenaar 1] kan aldus verklaren over de achtergrond van en het initiatief tot deze benoeming.
[opsporingsambtenaar 2]: werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Politie. De heer [opsporingsambtenaar 2] is betrokken geweest bij het benoemen van de [eenmanszaak] tot handhavingsknelpunt in RIEC-verband. Daarnaast heeft hij het operationeel draaiboek van het [draaiboek] project opgesteld, hetgeen eveneens in de RIEC- documenten is opgenomen. Voorts is hij betrokken geweest bij het opstellen van het pre-weegdocument uit 2013. De heer [opsporingsambtenaar 2] dient aldus voldoende wetenschap te hebben gehad van de gronden voor het opnemen van de [eenmanszaak] in deze documenten. [verzoeker] c.s. wensen de heer [opsporingsambtenaar 2] voorts te bevragen over de opname van hun persoonsgegevens in het schematisch overzicht “verdachten/rechtspersonen + strafbare feiten” dat is opgenomen in het operationeel draaiboek [draaiboek] . Uit de brief van de korpschef d.d. 20 augustus 2018 (productie 13) blijkt dat de opname van de persoonsgegevens van verzoekers in het schematisch overzicht de aanleiding is geweest tot het strafrechtelijk onderzoek naar hen beiden. Hoewel het hierbij gaat om negen personen heeft de heer [inspecteur 1] op 24 oktober 2016 verklaard (productie 14):
“Er bestaat een top-tien van hondenhandelaren die wij wel eens tegen het licht wilden houden”. Hierbij is van belang dat de Raad van State op 4 juli 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BA8742) heeft uitgesproken dat voor het opstellen van een dergelijke lijst criteria in acht genomen dienen te worden. Inmiddels heeft de rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2019 (productie 15 -in de stukken is een stempeldatum (28 maart) vermeld-) uitgesproken dat de persoonsgegevens van [verzoeker] in elk geval ten onrechte in dit overzicht zijn opgenomen en door de gemeente Bladel verwijderd dienen te worden.
[medewerker NVWA 2]: werkzaam bij de NVWA. De heer [medewerker NVWA 2] kan verklaren over de uitspraken die door opsporingsambtenaar [inspecteur 1] zijn gedaan over [verzoeker] c.s. en de heer [neef van verzoeker] , de neef van verzoeker [verzoeker] . Voorts kan hij verklaren over het opnemen van de [eenmanszaak] in het eerder aangehaalde pre-weegdocument en het [draaiboek] -rapport, waarbij hij duidelijkheid zou kunnen verschaffen over de eventuele klachten aan het adres van de [eenmanszaak] . Daarnaast is de heer [medewerker NVWA 2] gehoord in het kader van het onderzoek door de NVWA inlichtingen en opsporingsdienst, dit blijkt uit het memo dat op pagina 13, 14 en 15 is opgenomen in de bijgevoegde RIEC-documenten (productie 1). Van belang is dat dit memo ziet op het bedrijf “ [onderneming] ” en dat de onderzoekers adviseerden om niet te starten met een strafrechtelijk onderzoek. Zodoende kan de heer [medewerker NVWA 2] verklaren of er ook een dergelijk onderzoek is ingesteld naar [eenmanszaak] en zo ja, wat daarvan de uitkomst is geweest.
[inspecteur 3]: werkzaam als inspecteur bij de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming regio Zuid. De heer [inspecteur 3] kan verklaren over de achtergrond van het onderzoek naar de [eenmanszaak] en derhalve over de rol van de Gemeente Bladel in dit kader. De heer [neef van verzoeker] , de neef van verzoeker [verzoeker] , heeft op 25 oktober 2016 in dit kader verklaard (productie 16):
“heeft de heer [inspecteur 3] van de Landelijke lnspectiedienst Dierenbescherming mij verteld dat het probleem dat wij hadden de gemeente was en dat de her-controle puur en alleen de gemeente was”.Derhalve kan de heer [inspecteur 3] verklaren over de rol van de gemeente bij de inval. Voorts zou hij duidelijkheid kunnen verschaffen over het al dan niet bestaan van klachten over pups van de [eenmanszaak] (mede in relatie tot het aantal pups op de [eenmanszaak] ).
[jurist]: als jurist betrokken geweest bij het overleg in RIEC-verband. De heer [jurist] heeft blijkens de bijgevoegde RIEC-documenten gesprekken gevoerd over hoe de zaak met betrekking tot de heren [verzoeker] zou moeten worden aangepakt. Hij is aldus op de hoogte van de achtergrond en het initiatief van de benoeming van de [eenmanszaak] als handhavingsknelpunt.
[medewerker NVWA 3]: werkzaam bij de NVWA. Tezamen met [naam 1] heeft hij bij memo van 20 mei 2015 geadviseerd geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen, welk memo staat opgenomen op pagina 13 tot en met 15 van de bijvoegde RIEC-documenten (productie 1). Uit het opnemen van dit memo in het RIEC-dossier van [verzoeker] c.s. zou kunnen worden afgeleid dat dit memo (ten minste deels) betrekking heeft op de [eenmanszaak] , nu opname anders achterwege had kunnen (dan wel moeten) blijven. In het memo wordt beschreven dat enige tijd daarvoor, aldus voor 20 mei 2015, bovengenoemde opsporingsambtenaren een dossier ter hand is gesteld betreffende de handel in honden, waarbij de vraag was of deze beschikbare informatie afdoende was voor een actuele verdenking dan wel het opmaken van een pre-weegdocument. In het memo wordt vermeld dat in het dossier een rapport Beeldvorming Hondenhandel van de gemeente Bladel d.d. 6 maart 2015 zat, alsmede enkele aangiftes, een bericht van het parket Den Bosch en een proces-verbaal van bevindingen van (onder andere) verbalisant [inspecteur 1] van de NVWA d.d. 12 maart 2015. Nu een proces-verbaal van deze datum onbekend is, is het voor verzoekers onduidelijk op welke ondernemingen deze onderliggende gegevens betrekking hebben en of derhalve wel is uitgegaan van de juiste gegevens. Nu op pagina 14 van bijlage 1 wordt verwezen naar de bedrijven [BV 1] B.V., [BV 2] B.V. en de V.O.F. [VOF] , alsmede naar de natuurlijke personen [neef van verzoeker] (zijnde de neef van [verzoeker] ) en [naam 2] , wordt bij [verzoeker] c.s. het vermoeden gesterkt dat niets van dit alles wijst op enige aanwijzingen in de richting van de [eenmanszaak] , waardoor uiteindelijk vraagtekens kunnen worden gezet bij de rechtmatigheid van de handelingen die als gevolg hiervan zijn verricht ten aanzien van de [eenmanszaak] . Om het een en ander in dit kader nader te verifiëren, wensen [verzoeker] c.s. derhalve de heer [medewerker NVWA 3] , zijnde een van de opstellers van het memo, te ondervragen. Hij zou aldus meer duidelijkheid moeten kunnen verschaffen op welke onderneming deze klachten en rapportages nu exact betrekking hadden, meer in het bijzonder of dit alles verband hield met de onderneming [onderneming] dan wel de [eenmanszaak] , en indien het onderzoek en het advies enkel betrekking heeft gehad op het bedrijf [onderneming] , of er dan ook een dergelijk onderzoek is verricht inzake het bedrijf [eenmanszaak] .
[communicatieadviseur]: werkzaam als communicatieadviseur bij het RIEC. Mevrouw [communicatieadviseur] kan derhalve het een en ander verklaren over de communicatiestrategie van het RIEC en de werkwijze die in dit kader wordt gehanteerd. Zij zal aldus kunnen verduidelijken of vanuit het RIEC, en zo ja door wie, initiatieven zijn genomen om de media te betrekken bij het onderzoek naar de [eenmanszaak] , dan wel hoe dit in andere onderzoeken normaal gesproken verloopt (zodat hieruit eventueel conclusies kunnen worden getrokken). Dit is van belang omdat met name de publicaties in de media aanzienlijke schade bij verzoekers hebben veroorzaakt. De wetenschap van mevrouw [communicatieadviseur] op dit punt kan onder meer worden afgeleid uit haar inzending voor de z.g. ‘ [prijs] ’ 2015 (productie 17).
[hoofd operaties]: Hoofd Operaties van de Politie. Namens de korpschef heeft mr. [hoofd operaties] op 20 augustus 2018 een besluit genomen op het verzoek om de persoonsgegevens van [verzoeker] te verwijderen uit het pre-weegdocument en het draaiboek [draaiboek] (productie 13). In dit besluit is opgenomen:
“beide documenten hebben wel geleid tot nader strafrechtelijk onderzoek naar uw beiden en naar uw onderneming”.Hieruit volgt dat aangenomen mag worden dat mr. [hoofd operaties] op de hoogte is van de aanleiding tot het instellen van het strafrechtelijk onderzoek tegen [verzoeker] c.s.. Laatstgenoemden verwijzen daarnaast naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 25 maart 2019 (productie 15), waarin is bepaald dat de persoonsgegevens van [verzoeker] verwijderd dienen te worden. Deze beslissing in samenhang met het besluit gelezen leidt bij [verzoeker] c.s. tot de conclusie dat het strafrechtelijk onderzoek op basis van onjuiste gegevens is aangevangen. [verzoeker] c.s. wensen mr. [hoofd operaties] te bevragen over de totstandkoming van de genoemde documenten en duidelijkheid te verkrijgen over de vraag welke organisatie de verantwoordelijkheid draagt voor (de informatie die is opgenomen in) deze documenten.
[medewerker Samenwerking Kempengemeenten]: werkzaam bij Samenwerking Kempengemeenten, Afdeling VTH, Team Vergunningen. De heer [medewerker Samenwerking Kempengemeenten] heeft op 24 april 2019 het besluit genomen om de door verzoekers aangevraagde vergunning te weigeren (productie 18). Deze vergunning had betrekking op het nieuwe bestemmingsplan van de Gemeente en zou schadebeperkend zijn voor [verzoeker] c.s.. De heer [medewerker Samenwerking Kempengemeenten] kan verklaren wat de rol van de Gemeente is geweest bij de beoordeling van de aanvraag en of er overleg is geweest met de Gemeente aangaande de aanvraag. Tevens kan de heer [medewerker Samenwerking Kempengemeenten] verklaren of de aanvraag behandeld en beoordeeld is op dezelfde wijze als vergelijkbare aanvragen van andere burgers en waarom de aanvulling op de aanvraag d.d. 24 augustus 2018 (productie 19) niet is meegenomen bij het beoordelen van de aanvraag. Dit is relevant nu de rechtbank Oost-Brabant op 3 juli 2019 heeft geoordeeld dat de aanvulling/wijziging van 24 augustus 2018 meegenomen had moeten worden bij de beoordeling van de aanvraag en dat het gewenste doorzicht vanaf de [straat] geen geldig argument kan zijn voor het afwijzen van de vergunning (productie 20). [verzoeker] c.s. willen achterhalen of de Gemeente hen anders behandelt dan andere inwoners om hen zodoende te schaden.
[medewerker Belastingdienst]: werkzaam bij de Belastingdienst. De heer [medewerker Belastingdienst] is aanwezig geweest bij het (voor)overleg in RIEC-verband en kan derhalve verklaren over de voorbereiding in RIEC-verband en de grondslag voor de benoeming tot handhavingsknelpunt. Ook kan de heer [medewerker Belastingdienst] verklaren over de uitwisseling van persoonsgegevens. Hij kan verklaren welke informatie is uitgewisseld en met wie en op welke (wettelijke) basis dit heeft plaatsgehad. De verklaring van de heer [medewerker Belastingdienst] is van belang omdat er in de media berichten zijn verschenen die gebaseerd zijn op informatie die enkel van het opsporingsteam afkomstig kan zijn geweest (productie 21). Deze berichten hebben bijgedragen aan de schade die door [verzoeker] c.s. is geleden waardoor de handel van [verzoekster] is komen stil te liggen. Daarnaast kan de heer [medewerker Belastingdienst] verklaren over de machtsmiddelen die door de Belastingdienst zijn ingezet tegen [verzoeker] c.s. en of hiervoor door de Belastingdienst objectieve criteria zijn toegepast of dat er mogelijk is gekozen voor een hardere aanpak vanwege het feit dat het hier ging om een z.g. RIEC-casus. De heer [medewerker Belastingdienst] heeft ook het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 8 maart 2016 (productie 22), en [verzoeker] c.s. wensen de heer [medewerker Belastingdienst] te bevragen over de zaken die in dit proces-verbaal worden genoemd. Dit laatste is met name van belang omdat in het proces-verbaal is opgenomen dat uit verkregen cijfers van de NVWA wordt afgeleid dat er in de periode 01-04-2013 tot en met 31-12-2013 24 puppy’s zijn geboren, 218 puppy’s geïmporteerd en 185 puppy’s aangekocht. Daarnaast zouden er in deze periode 325 puppy’s zijn verkocht. Gezien er geheel geen aan- en verkopen worden geregistreerd in het I&R-systeem wensen [verzoeker] c.s. de heer [medewerker Belastingdienst] te bevragen over de bevindingen zoals door hem opgenomen in het proces-verbaal. [verzoeker] c.s. wensen te achterhalen of er sprake is geweest van druk vanuit de andere organisaties om een proces-verbaal op te maken waarmee een bevel tot binnentreden kon worden verkregen. Door deze inval hebben [verzoeker] c.s. aanzienlijke schade geleden onder meer door het afbreken van opstallen en willen zij achterhalen hoe de inval tot stand is gekomen.
mogelijkeconclusies ten aanzien van de gang van zaken in dit specifieke geval, is naar het oordeel van het hof zodanig ruim omschreven, zonder enige concretisering van hetgeen waarop specifiek gedoeld wordt, dat het horen van deze getuige dient te worden beschouwd als een zogenoemde ‘fishing expedition’.
mogelijkhardere aanpak van [verzoeker] c.s. is onvoldoende concreet gemaakt. Het hof acht dat een ontoelaatbaar ruime en vage formulering om een toewijzing tot het horen van deze getuige op te gronden.