3.1.In overweging 2.1. tot en met 2.22. heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank in het beroepen vonnis vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
3.1.1.Area is een woningcorporatie in de zin van artikel 19 Woningwet.
3.1.2.Area voert een strikt zerotolerancebeleid met betrekking tot drugs in haar huurwoningen. Dat beleid communiceert zij via diverse media naar buiten toe en meer in het bijzonder aan haar huurders.
3.1.3.Area heeft met [geïntimeerde 1] een huurovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan [geïntimeerde 1] met ingang van 17 december 2015 van Area een woning huurt gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna aangeduid met de woning) inclusief onroerende aanhorigheden. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] woonden samen in de woning met hun jonge minderjarige dochter en een meerderjarige zoon van [geïntimeerde 1] ( [de zoon] ).
3.1.4.Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van Area van toepassing. Artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden luidt als volgt:
"Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te (doen) kweken, drogen of knippen, dan wel andere activiteiten te (doen) verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Huurder is bij overtreding van dit verbod een onmiddellijke opeisbare boete verschuldigd van € 2.500,00 te vermeerderen met
€ 50,00 per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
Wanneer de huurder zich schuldig maakt aan het verrichten van activiteiten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld, vordert de verhuurder bij de rechtbank beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde."
3.1.5.De huurprijs bedraagt met ingang van 1 juli 2018 € 633,78 per maand.
3.1.6.Op 19 februari 2018 is de politie de woning binnengetreden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar grootschalige drugshandel.
3.1.7.De politie heeft van de bevindingen in de woning een bestuurlijke rapportage opgemaakt ten behoeve van de burgemeester van Uden. Deze rapportage houdt onder meer het volgende in:
''(…)
Binnentreden en doorzoeking woning [adres] te [plaats]
Op maandag 19 februari 2018 werd (het hof leest: door) de politie ter bevriezing voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning [adres] te [plaats] . (…)
Tijdens de doorzoeking werd op verschillende plaatsen in de woning zakken met hennep aangetroffen en inbeslaggenomen. (….)
Handelshoeveelheid drugs
In totaal werd er655 gram hennepin de woning aan de [adres] te [plaats] aangetroffen en inbeslaggenomen. De betrokken hulpofficier van Justitie, herkende de hennep als middel genoemd op lijst II van de Opiumwet. De hoeveelheid die is aangetroffen, kan worden bestempeld als een handelshoeveelheid. In de Aanwijzing van het College van Procureurs-Generaal (…) wordt namelijk gesteld dat een hoeveelheid van meer dan 5 gram van een middel van lijst II van de Opiumwet als een handelshoeveelheid wordt gezien. (…)"
3.1.8.Bij brief van 26 april 2018 heeft de burgemeester aan Area bericht voornemens te zijn op grond van artikel 13b van de Opiumwet sluiting van de woning te bevelen met ingang van 11 juni 2018 voor de duur van drie maanden.
3.1.9.[geïntimeerde 1] heeft in verband met het voornemen tot sluiting schriftelijke zienswijzen ingediend. [geïntimeerde 1] geeft daarin, kort gezegd, aan dat de hennep niet bedoeld was om te worden verhandeld, hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangetroffen hoeveelheid hennep in de woning omdat deze was verstopt door zijn zoon en deze zoon hennep gebruikt voor medicinaal gebruik (pijnbestrijding).
3.1.10.Bij besluit van 21 juni 2018 heeft de burgemeester besloten om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten, ingaande op 30 juli 2018. De burgemeester is blijkens het besluit van oordeel dat niet kan worden volstaan met een waarschuwing. Daarbij acht hij met name van belang dat sprake is van een handelsvoorraad hennep, dat de hennep is gevonden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar grootschalige drugshandel en dat uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de woning ook bij de Belgische politie bekend staat als drugspand. De burgemeester heeft in verband met de gezinsomstandigheden van [geïntimeerde 1] een langere begunstigingstermijn, namelijk van vijf weken, gegeven.
3.1.11.[geïntimeerde 1] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester.
3.1.12.Daarnaast heeft [geïntimeerde 1] bij wijze van voorlopige voorziening de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank verzocht het besluit van de burgemeester te schorsen.
3.1.13.Bij brief van 6 juli 2018 heeft de burgemeester laten weten dat hij bereid is te wachten met het sluiten van de woning tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek van [geïntimeerde 1] .
3.1.14.Bij uitspraak van 7 september 2018 (zaaknummer SHE 18/621) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
3.1.15.Bij brief van 11 september 2018 is [geïntimeerde 1] namens de burgemeester ervan op de hoogte gesteld dat de woning voor de duur van drie maanden wordt gesloten, te weten van
3 oktober 2018 tot en met 3 januari 2019.
3.1.16.Bij brief van haar advocaat van 19 september 2018 heeft Area aan [geïntimeerde 1] laten weten dat zij de huurovereenkomst met [geïntimeerde 1] wenst te beëindigen in verband met het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten. Volgens Area is [geïntimeerde 1] tekort geschoten in de nakoming van artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden en rechtvaardigt die tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst. Area stelt [geïntimeerde 1] in de brief aansprakelijk voor de schade die Area lijdt als gevolg van de sluiting en maakt zij aanspraak op de contractuele boete van € 2.500,--.
3.1.17.Op 2 oktober 2018 is er een hoorzitting geweest in verband met het tegen de sluiting gemaakte bezwaar. [geïntimeerde 1] heeft geen kennis gekregen van het advies op het bezwaar en een eventuele beslissing op het bezwaarschrift.
3.1.18.De woning is met ingang van 3 oktober 2018 om 14:00 uur feitelijk gesloten door de burgemeester. In dat kader is op de toegangsdeuren van de woning een plakkaat aangebracht met de melding “DRUGSPAND GESLOTEN”.
3.1.19.Het gezin van [geïntimeerde 1] verblijft sinds de sluiting bij kennissen en vrienden. Zoon [de zoon] woont bij zijn oma.
3.1.20.Bij brief van haar advocaat d.d. 8 oktober 2018 heeft Area aan [geïntimeerde 1] bericht dat zij de huurovereenkomst onder gebruikmaking van de in artikel 7:231 lid 2 BW gegeven bevoegdheid met onmiddellijke ingang buitengerechtelijk ontbindt. Area heeft daarbij aangegeven dat [geïntimeerde 1] de woning uiterlijk 4 januari 2019 dient te hebben ontruimd met het verzoek om binnen twee weken aan de advocaat van Area te berichten of [geïntimeerde 1] de woning vrijwillig zal verlaten en dat bij weigering Area een rechterlijke procedure tot ontruiming zal starten. Daarnaast maakt Area aanspraak op schadevergoeding in de vorm van de gedurende de maanden van sluiting gederfde huurpenningen en geeft zij aan dat indien [geïntimeerde 1] betalingen blijft verrichten gelijk aan de maandelijkse huurpenningen, Area deze zal accepteren als schadeloosstelling.
3.1.21.[geïntimeerde 1] heeft op 19 oktober 2018 via zijn advocaat aan Area kenbaar gemaakt dat hij geen gevolg zal geven aan de beëindiging van de huurovereenkomst en de woning niet vrijwillig zal ontruimen.
3.1.22.Door middel van een automatische incasso wordt maandelijks een bedrag gelijk aan de huurpenningen door [geïntimeerde 1] voldaan aan Area.
3.1.23.De burgemeester heeft op 1 november 2018 de beslissing op bezwaar van [geïntimeerde 1] tegen sluiting woning [adres] [plaats] ongegrond verklaard. Hiertegen is beroep ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Oost-Brabant.
3.2.1.In deze procedure vordert Area, samengevat, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [geïntimeerde 1] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels met al het zijne en alle personen die zijdens [geïntimeerde 1] in het pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van Area te stellen;
II. [geïntimeerde 1] te veroordelen om aan Area te betalen een bedrag van € 633,78 per maand als schadevergoeding voor elke ingegane maand of een gedeelte daarvan dat [geïntimeerde 1] na 3 januari 2019 de woning onder zich houdt tot het moment van ontruiming, vermeerderd met wettelijke rente;
III. [geïntimeerde 1] te veroordelen om aan Area te betalen aan bedrag van € 2.500,-- ter zake contractuele boete, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente;
IV. [geïntimeerde 1] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.2.Area legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Area was bevoegd om de huurovereenkomst met [geïntimeerde 1] op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk te ontbinden, gelet op de sluiting van de woning door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet.
De huurovereenkomst is als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding teniet gegaan en er bestaat sindsdien geen rechtsgrond meer voor het gebruik van de woning door [geïntimeerde 1] .
[geïntimeerde 1] is op grond van artikel 6:162 BW verantwoordelijk voor de schade die Area lijdt. [geïntimeerde 1] heeft zich door de aanwezigheid van de hennep in de woning niet als goed huurder gedragen en in strijd gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht.
Gelet op de bestuurlijke rapportage moet ervan worden uitgegaan dat [geïntimeerde 1] op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennep althans dat had moeten zijn, zodat de onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend. Area lijdt schade in de vorm van het mislopen van drie maanden huurpenningen. Die schade is een rechtsreeks gevolg van de gedragingen van [geïntimeerde 1] .
Op grond van artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden is [geïntimeerde 1] aan Area een contractuele boete verschuldigd van € 2.500,--.
Van Area kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Het is bovendien ook zeer waarschijnlijk dat een vordering tot ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
Het belang van Area om een einde te maken aan het gebruik van de woning door [geïntimeerde 1] zonder recht of titel weegt zwaarder dan het belang van [geïntimeerde 1] om de woning te kunnen blijven gebruiken. Area dient als woningcorporatie krachtig op te treden tegen druggerelateerde activiteiten in haar huurwoningen en zij dient te waken voor de leefbaarheid in de buurt.
Omdat de hoofdvordering tot ontruiming spoedeisend is, zijn ook de nevenvorderingen dat. [geïntimeerde 1] loopt ook geen restitutierisico.
3.2.3.[geïntimeerde 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het vonnis van de voorzieningenrechter heeft de rechtbank de vorderingen van Area afgewezen en Area in de proceskosten veroordeeld.