In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, die in 2015 samen met haar echtgenoot naar Curaçao verhuisde in het kader van een uitzending. Tijdens haar verblijf in het buitenland heeft zij afspraken gemaakt met haar stiefzoon en diens vriendin, die gedurende haar afwezigheid in haar woning in Nederland mochten verblijven. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 opgelegd, waarbij hij de kosten van de woning niet meer als aftrekbaar heeft aangemerkt. Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een kraakwachtsituatie, zoals bedoeld in de rechtspraak, en dat de woning vanaf 31 augustus 2015 niet meer als eigen woning kan worden aangemerkt. De belanghebbende heeft betoogd dat de bruikleenovereenkomst met haar stiefzoon en diens vriendin enkel was bedoeld om te voorkomen dat de woning zou worden gekraakt. Het hof heeft echter vastgesteld dat de overeenkomst veel kenmerken van verhuur vertoonde en dat de stiefzoon en de vriendin de woning volledig mochten gebruiken. Het hof concludeert dat de woning vanaf de genoemde datum ter beschikking is gesteld aan derden, waardoor de aftrekbaarheid van de kosten niet meer van toepassing is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.