ECLI:NL:HR:2019:1716

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
19/00779
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan de belanghebbende, [X] te [Z], waren opgelegd over de jaren 2010 en 2011, evenals de aanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2014. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de navorderingsaanslagen en de beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente betroffen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de Staatssecretaris niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 2.048 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd er een griffierecht van € 519 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00779
Datum8 november 2019
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2018, nrs. 17/00814 tot en met 17/00818, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/3875 tot en met 16/3878 en 16/4080) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2010 en 2011 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en de voor de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het
geding in cassatie, vastgesteld op € 2.048 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2019.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 519.