In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die door een belanghebbende is voldaan voor de registratie van een gebruikte auto, een Suzuki Swift 1.6 Sport, die uit het buitenland is geïmporteerd. De belanghebbende had eerder aangifte gedaan voor de BPM, maar deze aangifte ingetrokken toen de auto de status 'Wachten op keuring' (WOK-status) kreeg vanwege essentiële gebreken. Na herstel van deze gebreken heeft de belanghebbende opnieuw aangifte gedaan en BPM voldaan. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft echter hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de aangifte van de belanghebbende had goedgekeurd en teruggave van een deel van de BPM had gelast.
Het Hof heeft zich gebogen over de vraag of de regeling in artikel 8, lid 3, van de Uitvoeringsregeling BPM, die bepaalt dat bij essentiële gebreken de BPM pas na herstel kan worden verminderd, in strijd is met het Unierecht. Het Hof concludeert dat deze regeling inderdaad leidt tot een ongelijke behandeling van ingevoerde auto’s met WOK-status ten opzichte van reeds geregistreerde auto’s in Nederland, wat in strijd is met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet kan volhouden dat de kosten voor het herstel van de auto niet in aanmerking kunnen worden genomen voor de BPM-heffing.
Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat de belanghebbende niet in aanmerking komt voor het historisch tarief van BPM, omdat niet is aangetoond dat de auto een productiedatum heeft vóór 1 juli 2012. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze teruggave van BPM betrof, maar bevestigt de uitspraak voor het overige. De beslissing van het Hof biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de BPM-regelgeving en de gevolgen van de WOK-status voor ingevoerde voertuigen.