In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boete, die beide verband hielden met het parkeren van een auto op de openbare weg tijdens een periode waarin het kenteken was geschorst. De rechtbank had de boete gematigd, maar de inspecteur ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de auto zonder medeweten van de belanghebbende op de openbare weg was geparkeerd. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van afwezigheid van alle schuld, wat betekent dat de boete terecht was opgelegd. Het hof vond de eerdere matiging van de boete door de rechtbank niet gerechtvaardigd en verklaarde het hoger beroep van de inspecteur gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 april 2020.