Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond;
- bevestigtde uitspraak van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (mrb) en een verzuimboete opgelegd aan de belanghebbende. De belanghebbende, die in Nederland woont, had een auto met een buitenlands kenteken ter beschikking, maar had geen aangifte gedaan voor de mrb. De inspecteur van de Belastingdienst legde een naheffingsaanslag op van € 7.635 over de periode van 16 mei 2014 tot en met 30 april 2017, samen met een boete van € 5.278. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag bevestigd, maar de boete verminderd tot € 3.250. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij zij stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was en dat de boete niet passend was.
Het hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de naheffingsaanslag terecht was, omdat de belanghebbende feitelijk de auto ter beschikking had in Nederland. Het hof oordeelde dat de stelling van de belanghebbende dat haar hoofdverblijf in Roemenië lag, niet voldoende onderbouwd was. De argumenten van de belanghebbende over de locatie van de auto en de aanvang van het naheffingstijdvak werden verworpen. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete van € 3.250 passend en geboden was, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd gedaan op 2 april 2020.