In deze zaak gaat het om navorderingsaanslagen voor de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet die zijn opgelegd aan belanghebbende, die strafrechtelijk is veroordeeld voor de handel in hennep. De belanghebbende heeft in de periode van 22 februari 2013 tot en met 22 mei 2013 een hennepkwekerij gehad, wat leidde tot een veroordeling door de politierechter. De inspecteur van de Belastingdienst heeft navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een redelijke schatting van het inkomen uit de hennepteelt. De rechtbank heeft de boete verminderd, maar de navorderingsaanslagen zijn in stand gebleven. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat de schatting niet redelijk is en dat de inspecteur niet van het rapport van de politie mocht uitgaan. Het hof oordeelt dat de inspecteur wel degelijk een redelijke schatting heeft gemaakt, maar dat er kosten in mindering moeten worden gebracht. Uiteindelijk wordt de navorderingsaanslag IB/PVV verminderd naar € 63.273 en de ZVW naar € 33.515. De boete wordt vastgesteld op € 2.250 en de inspecteur moet het griffierecht van € 128 vergoeden. De proceskosten worden vastgesteld op € 1.050.