Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een aanslag reclamebelasting die aan belanghebbende was opgelegd door de gemeente Tilburg. De aanslag, ter hoogte van € 403,20 voor het jaar 2016, was gehandhaafd na bezwaar en beroep bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Belanghebbende stelde dat de aanslag onterecht was, onder andere omdat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de opbrengst van de reclamebelasting binnen het heffingsgebied was besteed en dat de tariefindeling op basis van de WOZ-waarde onredelijk was. Het Hof oordeelde dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond voor de beperking van het heffingsgebied en dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de opbrengst van de reclamebelasting daadwerkelijk binnen dat gebied was besteed. Daarnaast werd de keuze voor de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf geaccepteerd, waarbij het Hof verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.